ECLI:NL:RBMNE:2024:817

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
569324 / HA RK 24-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrondverklaring wrakingsverzoek tegen rechter in civiele zaken

In deze wrakingszaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland op 14 februari 2024 het verzoek tot wraking van verzoekster ongegrond verklaard. Verzoekster had de wraking aangevraagd tegen mr. R.M. Maliepaard, de behandelend rechter in twee civiele zaken, omdat haar verzoek om uitstel van de zitting op 25 januari 2024 was afgewezen. Verzoekster stelde dat zij door deze afwijzing ernstig benadeeld was, omdat zij pas kort voor de zitting op de hoogte was gesteld van de behandeling van twee zaken en haar juridisch adviseur niet aanwezig zou zijn. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om geen uitstel te verlenen een procesbeslissing is en dat een negatieve ervaring met een procesbeslissing op zich geen grond voor wraking is. De wrakingskamer concludeerde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter. De belangen van de dochter van verzoekster bij een snelle beslissing werden zwaarder gewogen dan het belang van verzoekster om uitstel te krijgen. De wrakingskamer benadrukte dat de rechter onpartijdig wordt geacht totdat het tegendeel is bewezen, en dat de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd moet zijn. Aangezien dit niet het geval was, werd het verzoek tot wraking afgewezen.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 569324 / HA RK 24-14
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 14 februari 2024
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] ,
(verder: verzoekster),
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het wrakingsverzoek van 25 januari 2024,
  • de schriftelijke reactie van mr. R.M. Maliepaard (verder: de rechter) van 26 januari 2024.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 6 februari 2024 met gesloten deuren behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer). Bij de mondelinge behandeling zijn verzoekster en de rechter verschenen.
1.3.
De uitspraak is (nader) bepaald op vandaag.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. Maliepaard als behandelend rechter, in de zaken met rekestnummers C/16/565746 / JE RK 23/1958 en C/16/568829 / JE RK 24/86. De eerste zaak betreft een verzoek van Samen Veilig Midden-Nederland tot bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing (SA) betreffende verzorging en opvoeding, hierna ‘de SA-zaak’. De tweede zaak gaat om een verzoek verlenging ondertoezichtstelling, verder ‘de OTS-zaak’ genoemd.
2.2.
Verzoekster heeft kort en zakelijk weergegeven aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat haar verzoek om de zitting van 25 januari 2024 uit te stellen ten onrechte door de rechter is geweigerd.
Verzoekster heeft om uitstel van die zitting verzocht omdat zij pas op vrijdag 19 januari 2024 van de rechtbank hoorde dat naast de SA-zaak ook de OTS-zaak op 25 januari 2024 zou worden behandeld, waarvoor zij ook toen pas de stukken ontving. Daarnaast is verzoekster op zondag 21 januari 2024 duidelijk geworden dat haar juridisch adviseur haar niet langer bij zou staan en niet bij de zitting aanwezig zou zijn.
Verzoekster voert aan dat zij door deze omstandigheden ernstig benadeeld is en geen gelegenheid meer had om alles wat er speelde op schrift te zetten. Zij kreeg van de rechtbank geen reactie op haar vragen daarover, alleen een verkeerde aanname dat al was gereageerd. In die reactie van de rechtbank stond volgens verzoekster dat al een keer uitstel was verleend op de OTS-zaak, terwijl zij de stukken voor die zaak pas op 19 januari 2024 ontving. Voor behandeling van die zaak kon dus nog niet eerder uitstel zijn verleend. Ter zitting heeft verzoekster toegelicht dat de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland (hierna: de GI) eenzijdig een bepaald beeld over haar heeft geschetst in de OTS-zaak, waardoor de rechter een gekleurd beeld zou hebben. Om dat beeld te weerleggen kreeg zij op deze manier te weinig tijd van de rechtbank. Verzoekster zag daarom geen andere mogelijkheid dan de rechter te wraken.
2.3.
De rechter heeft niet berust in de wraking. In haar schriftelijke reactie stelt zij zich op het standpunt dat de behandeling van de verzoeken in beide zaken om praktische redenen op dezelfde zitting is gepland: beide verzoeken berusten op dezelfde gronden en partijen zouden op die manier maar één keer naar de rechtbank hoeven komen voor een zitting.
Verzoekster heeft haar twee redenen om uitstel te verzoeken in twee verschillende e-mails kort na elkaar aan de rechtbank verzonden en heeft daarbij geen onderscheid gemaakt tussen de twee zaken. Omdat de rechter die tweede e-mail beschouwde als een aanvulling op de eerste, heeft zij op beide e-mails tegelijkertijd gereageerd met een e-mail die op 23 januari door de griffie is verzonden. De rechter heeft het uitstelverzoek afgewezen omdat in de SA-zaak al eerder uitstel was verleend en het spoedeisend belang van de zaak verder uitstel volgens de rechter niet toeliet. De rechter vond het belang van de dochter van verzoekster bij behandeling van de zaken zwaarder wegen dan het belang van verzoekster om een nieuwe advocaat in te schakelen, waarbij meespeelt dat in deze zaken geen sprake is van verplichte procesvertegenwoordiging.
Verzoekster heeft vervolgens het spoedeisend belang betwist en daarop heeft de rechter niet meer gereageerd. De beslissing op het uitstelverzoek was al genomen en medegedeeld en de bedoeling van de rechter was om het spoedeisend karakter op de zitting te bespreken. Na een volgende e-mail van verzoekster, op de dag van de zitting, heeft de rechter door de griffie een e-mail laten sturen dat het uitstelverzoek was afgewezen en dat de zitting diezelfde dag door zou gaan.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
3.2.
De wrakingskamer onderzoekt in een wrakingsprocedure of de onpartijdigheid van de rechter schade lijdt. Een rechter wordt geacht onpartijdig te zijn tot het tegendeel vaststaat. Van dat laatste kan sprake zijn als uit haar overtuiging of gedrag persoonlijke vooringenomenheid tegenover een procespartij blijkt. Daarnaast kan een procespartij de indruk krijgen dat de rechter vooringenomen is. Het gezichtspunt van de procespartij is hier van belang, maar speelt geen doorslaggevende rol. Beslissend is of de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd is. Komt vooringenomenheid of een gerechtvaardigd vermoeden daarvan vast te staan, dan lijdt de rechterlijke onpartijdigheid schade. De wrakingskamer zal het wrakingsverzoek aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaven beoordelen.
3.3.
De beslissing om geen uitstel toe te staan voor de zitting is een procesbeslissing. Een als negatief ervaren procesbeslissing is geen grond voor toewijzing van een verzoek tot wraking van de rechter die de betreffende beslissing heeft genomen. Alleen als (de motivering van) die beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden begrepen dan als blijk van vooringenomenheid, kan dit tot een ander oordeel leiden. Daarvan is in dit geval geen sprake.
3.4.
Als een partij om uitstel van een zitting verzoekt, weegt de rechter de belangen van de betrokken partijen tegen elkaar af. Dat heeft de rechter in dit geval ook gedaan. Zij heeft het belang van de dochter van verzoekster bij een beslissing op korte termijn afgewogen tegen het belang van verzoekster om uitstel te krijgen. Daarbij heeft zij het belang dat de zorgen over de dochter van verzoekster op de kortst mogelijke termijn op zitting met beide ouders worden besproken, zwaarder geacht.
In de e-mail waarin het verzoek om uitstel is afgewezen, is aan verzoekster toegelicht dat al eerder uitstel voor de zitting is verleend en dat het spoedeisend belang van de zaak het niet toelaat om verder uitstel te verlenen. Uit deze motivering blijkt geen vooringenomenheid.
3.5.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond verklaren.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te sturen aan verzoekster, de rechter waartegen het wrakingsverzoek is gericht, aan de betrokken teamvoorzitter van het team waarin de rechter werkzaam is, en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedure(s) van verzoekster met rekestnummers C/16/565746 / JE RK 23/1958 en C/16/568829 / JE RK 24/86 moet(en) worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond(en) op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. J.F. Haeck, voorzitter, mr. L.C. Michon en mr. S.M. Schothorst als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. E.M. Schutte, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2024. Aangezien de voorzitter, mr. J.F. Haeck, verhinderd is om de beslissing te ondertekenen is deze ondertekend door mr. L.C. Michon, lid van de wrakingskamer.
de griffier lid van de wrakingskamer
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.