ECLI:NL:RBMNE:2024:815

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
UTR 23/5493
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank bij handhavingsverzoek wegens gebrek aan belanghebbendheid

In deze zaak heeft eiser, wonende aan [adres 1] in [woonplaats], op 23 juli 2023 het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht verzocht om handhavend op te treden tegen het verwijderen van asbest zonder asbestinventarisatierapport op het perceel aan [adres 2] in [woonplaats]. Na het uitblijven van een reactie heeft eiser op 17 september 2023 een ingebrekestelling gestuurd. Het college heeft op 9 oktober 2023 geantwoord dat het handhavingsverzoek buiten behandeling wordt gesteld, omdat eiser volgens hen geen belanghebbende is. Eiser heeft hierop op 12 november 2023 beroep ingesteld tegen het niet (tijdig) nemen van een besluit op zijn handhavingsverzoek.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het besluit op zijn handhavingsverzoek. Volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) moet er sprake zijn van een objectief, persoonlijk, eigen, rechtstreeks en actueel belang. De rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende actueel belang heeft, aangezien de asbest al meer dan tien jaar geleden is verwijderd en zijn woning op een aanzienlijke afstand van het perceel ligt. Hierdoor is de rechtbank van mening dat er geen sprake is van een aanvraag om een besluit en dat zij onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen.

De rechtbank heeft de uitspraak op 19 februari 2024 openbaar uitgesproken en verklaart zich onbevoegd. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift indienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/5493
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2024 op het beroep tegen het niet (tijdig) nemen van een besluit in de zaak tussen

[eiser] uit [woonplaats] , eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: W. Peek)

Inleiding

1. Eiser woont aan de [adres 1] in [woonplaats] . Bij brief van 23 juli 2023 heeft hij het college verzocht om handhavend op te treden tegen het verwijderen van asbest zonder asbestinventarisatierapport op het perceel aan de [adres 2] in [woonplaats] . Omdat een reactie hierop uitbleef heeft eiser het college op 17 september 2023 een ingebrekestelling gestuurd.
2. Bij brief van 9 oktober 2023 heeft het college eiser laten weten dat zijn handhavingsverzoek buiten behandeling wordt gesteld, omdat eiser volgens het college geen belanghebbende is. Het handhavingsverzoek van eiser kan hierdoor niet worden aangemerkt als een aanvraag om een besluit te nemen, zodat er volgens het college ook geen beslistermijn is gaan lopen. Het college is eiser naar eigen zeggen dan ook geen dwangsommen verschuldigd wegens niet (tijdig) beslissen.
3. Eiser heeft vervolgens op 12 november 2023 beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet (tijdig) nemen van een besluit op zijn handhavingsverzoek.

Overwegingen

4. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig acht. [1] Hieronder legt de rechtbank dat uit.
5. Op grond van artikel 8:1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan een belanghebbende tegen
een besluitberoep instellen bij de bestuursrechter. Ingevolge artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder een besluit verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Gelet op het derde lid van dit artikel wordt onder een aanvraag verstaan: een verzoek van
een belanghebbendeom een besluit te nemen. Tot slot is in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb bepaald dat ‘het niet tijdig nemen van een besluit’ voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep gelijk wordt gesteld met
een besluit.
6. Naar het oordeel van de rechtbank doet zich hier niet een, met een besluit gelijk te stellen ‘niet (tijdig) nemen van een besluit’ voor. Eiser kan namelijk niet worden aangemerkt als belanghebbende bij een besluit op zijn handhavingsverzoek.
7. Om van belanghebbendheid te kunnen spreken, moet sprake zijn van een objectief, persoonlijk, eigen, rechtstreeks én actueel belang bij het besluit waarmee de betrokkene zich onderscheidt van anderen. Uitgangspunt daarbij is dat de betrokkene die rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van de activiteit die het besluit toestaat, daar in beginsel belanghebbende bij is. Daarbij geldt als correctie dat die gevolgen wel van enige betekenis moeten zijn.
8. In geval van eiser is onvoldoende gebleken van een actueel belang nu de asbest op het perceel al ruim tien jaar geleden is verwijderd. Verder ligt de woning van eiser (hemelsbreed) op zo’n 1,8 kilometer afstand van het perceel. De gevolgen van het verwijderen van de asbest voor eiser zijn door deze aanzienlijke afstand niet groot genoeg om van een persoonlijk belang te kunnen spreken: dat belang onderscheidt zich onvoldoende van het belang van andere burgers.
9. Omdat eiser geen belanghebbende is, kan zijn handhavingsverzoek ook niet worden aangemerkt als een aanvraag om een besluit te nemen. Er kan zich hier daarom ook niet een, met
een besluitgelijk te stellen ‘niet (tijdig) nemen van een besluit’ voordoen. Nu er uitsluitend beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter tegen een besluit, is de rechtbank onbevoegd om van het beroep van eiser kennis te nemen. [2]
10. De rechtbank overweegt tot slot dat eiser op het moment dat hij beroep instelde tegen het niet (tijdig) nemen van een besluit, de reactie van het college op zijn handhavingsverzoek al had ontvangen. Uit de stukken blijkt verder dat eiser op 15 oktober 2023 bezwaar heeft gemaakt en het college daar op 6 december 2023 op heeft beslist. Tegen dat besluit op bezwaar stond binnen zes weken na verzending daarvan aan eiser, beroep open bij de bestuursrechter.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer de Bruin, griffier. De uitspraak is in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 juli 2013, ECLI:NL:RVS:2013:245.