Op 11 januari 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die de toegang tot maatschappelijke opvang was ontzegd door het college van burgemeester en wethouders van Almere. Het besluit van 5 december 2023, dat de toegang van verzoekster en haar minderjarige zoon tot de opvang per 15 januari 2024 beëindigde, werd door verzoekster bestreden. Tijdens de zitting op 11 januari 2024, waarbij ook een tolk en verschillende betrokkenen aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien verzoekster en haar zoon de toegewezen opvang moesten verlaten. Daarnaast werd vastgesteld dat het bezwaar van verzoekster tegen het besluit een redelijke kans van slagen had. De voorzieningenrechter merkte op dat het besluit onduidelijk was en zorgvuldigheidsgebreken vertoonde, zoals het ontbreken van relevante informatie en het niet hebben van hoor- en wederhoor.
Gelet op deze omstandigheden besloot de voorzieningenrechter het verzoek toe te wijzen en het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens werd bepaald dat verweerder het griffierecht moest vergoeden en dat verzoekster recht had op een vergoeding van haar proceskosten, die in totaal € 1.750,- bedroegen. De uitspraak werd in het openbaar gedaan en partijen werden erop gewezen dat er geen hoger beroep of verzet openstond tegen deze mondelinge uitspraak.