ECLI:NL:RBMNE:2024:780
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak en de onderbouwing daarvan
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 16 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning vastgesteld op € 441.000,- op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ), met als waardepeildatum 1 januari 2021. Eiser maakte bezwaar tegen deze waarde, omdat hij vond dat de WOZ-waarde te hoog was en stelde dat de waarde niet hoger dan € 422.000,- kon zijn. De rechtbank constateert dat beide partijen de WOZ-waarde niet voldoende hebben onderbouwd. De heffingsambtenaar had een taxatiematrix overgelegd, maar deze was gebaseerd op een verkeerde grondstaffel en een betwist indexeringspercentage. Eiser had ook een woningwaarderapport ingediend, maar dit gaf onvoldoende inzicht in de onderlinge verschillen tussen zijn woning en de referentiewoningen. Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat de WOZ-waarde in goede justitie moet worden vastgesteld op € 430.000,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak op bezwaar en vermindert de WOZ-waarde dienovereenkomstig. Tevens wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiser.