ECLI:NL:RBMNE:2024:7645

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
3 april 2025
Zaaknummer
16/163709-24
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraken met diefstal van geld en sieraden

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 november 2024 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van woninginbraken. De verdachte, geboren in 1973 in Marokko, heeft zich schuldig gemaakt aan twee woninginbraken waarbij geld en sieraden zijn gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 5 april 2024 in een woning in [plaats] heeft ingebroken en daarbij 75 euro heeft gestolen van [benadeelde 2]. Daarnaast heeft hij op 15 mei 2024 in een woning in [plaats] een bedrag van ongeveer 100 euro en sieraden van [benadeelde 5] gestolen. De verdachte was ten tijde van deze inbraken nog in proeftijd van een eerdere veroordeling voor een woninginbraak. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De benadeelde partijen zijn in hun vorderingen deels niet-ontvankelijk verklaard, met uitzondering van de vordering van [benadeelde 2], die is toegewezen tot een bedrag van € 75,-. De rechtbank heeft ook de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast aan de rechthebbenden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/163709-24 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 november 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1973 te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 augustus 2024 en 13 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Rademaker en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht, alsmede de benadeelde partijen [benadeelde 1] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 5 april 2024 in [plaats] heeft ingebroken in een woning aan de [adres 2] , waarbij hij 75 euro van [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] heeft gestolen;
Feit 2
op 22 maart 2024 in [plaats] heeft ingebroken in een woning aan de [adres 3] , waarbij hij sieraden van [benadeelde 1] heeft gestolen;
Feit 3
op 15 mei 2024 in [plaats] heeft ingebroken in een woning aan [adres 4] , waarbij hij 100 euro en sieraden van [benadeelde 5] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een oordeel kan geven over de vraag of verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd, moet worden beoordeeld of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de drie ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 2 en feit 3 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 1 heeft hij zich voor wat betreft het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak voor feit 2 – woninginbraak in [plaats]
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
In het procesdossier zit een proces-verbaal van bevindingen, waarin camerabeelden van de straat waar de inbraak plaatsvond zijn beschreven. De rechtbank heeft kennisgenomen van deze beelden.
Verdachte is op basis van de beelden door verbalisant [verbalisant 1] herkend. De rechtbank is van oordeel dat deze herkenning onvoldoende specifiek is. Hierbij is van belang dat de kwaliteit van zowel de bewegende beelden als de screenshots van de beelden onvoldoende is om onderscheidende kenmerken bij de persoon in beeld te kunnen waarnemen. De persoon die door de verbalisant wordt herkend als verdachte is van een afstand en schuin van boven te zien. Daarbij komt dat de persoon in beeld een pet draagt en slechts kort en deels in beeld komt. Verder is de beschreven herkenning van verdachte weinig gedetailleerd en onvoldoende gebaseerd op duidelijk zichtbare kenmerken, die niet concreet en specifiek genoeg worden benoemd. Het enige wat de verbalisant hier namelijk over opmerkt is dat zij verdachte herkende aan zijn langwerpige gezicht. Daar komt nog bij dat de verbalisant verdachte alleen herkent aan de hand van een politiefoto uit 2022. Het gaat dus niet om het herkennen van een bekende, maar om de herkenning van een voor de verbalisant verder onbekende man, op basis van een vergelijking van de camerabeelden met één (oude) foto.
De rechtbank stelt op basis van het proces-verbaal van herkenning vast dat de auto, die op naam van de vriendin van verdachte staat, op 22 maart 2024 in de straat was waar de inbraak heeft plaatsgevonden. Ook blijkt uit telefoongegevens dat rond de tijd van de inbraak het telefoonnummer van verdachte verbinding maakte met een netwerkantenne in de nabije omgeving van de woning in [plaats] . De rechtbank is echter van oordeel dat dit onvoldoende is om bewezen te kunnen verklaren dat verdachte degene is geweest die de woninginbraak heeft gepleegd. Het dossier bevat geen ander bewijs voor betrokkenheid van verdachte bij de onder feit 2 ten laste gelegde woninginbraak.
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1 – woninginbraak in [plaats]
Verdachte heeft het onder 1 ten laste gelegde feit bekend en de raadsman heeft geen integrale vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte tijdens het verhoor van de raadkamer gevangenhouding van 11 juli 2024;
  • een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2]
- een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning [3] ;
- een rapport Forensisch DNA-onderzoek van Eurofins, gedateerd 22 april 2024, opgemaakt door dr. M. Moorlag [4] .
Feit 3 – woninginbraak in Drachten
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0900-2024106456-8 (aanhouding van verdachte),voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 15 mei 2024 ontvingen wij, verbalisanten [verbalisant 2] , en [verbalisant 3] , via de automatische kentekenplaatherkenning app op onze diensttelefoon een hit van het voertuig met kenteken [kenteken] . Wij namen positie in op de A6 links hectometerpaal 73.5. Wij zagen omstreeks 14:30 het voertuig met het kenteken [kenteken] (hierna: AUTO) passeren.
Om 14:35 werd ter controle aan de bestuurder van de AUTO een volgteken gegeven, waaraan de bestuurder voldeed. Ik heb de bestuurder onderworpen aan een identiteitsfouillering. Ik, voelde dat de bestuurder van de AUTO in zijn linker zak iets had zitten. Ik zag dat de bestuurder van de auto uit zijn zak een hoopje met sierraden hield. [5]
Ik opende de bijrijdersportier om te kijken in het dashboardkastje te kijken. Ik zag in het dashboardkastje een soort etui liggen. Ik zag dat er in de etui sieraden zitten. Ik opende de bestuurders portier en zag in de deur zakje liggen. Ik opende dit zakje en zag dat er in dit zakje sierraden zaten. Ik opende de kofferbak en zag daar en tas liggen. Ik opende de tas en zag in de tas een doosje liggen. Ik keek in dit doosje en zag dat het doosje voorzien was van sierraden. [6]
Ik zag dat de te naam gestelde van de AUTO samen woonde met een man genaamd: [verdachte] . Ik vroeg de aangehouden verdachte of dit zijn identiteit was. Ik hoorde hem zeggen dat dit zijn juiste identiteit was. [7]
Een proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 5] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 15 mei 2024 omstreeks 12.30 uur heb ik mijn woning verlaten. De buurman heeft rond 15.00 uur mijn hondje uitgelaten. De buurman ontdekte toen dat de achterdeur open stond. [8]
Ik zag dat in mijn naaikamer een aantal laadjes open stonden, er stond ook een geldkistje. Ik zag dat die weg was. Ik zag dat er op de grond een portemonnee lag. Ik ben vervolgens naar de kamer op de linker kant gegaan, hier is mijn slaapkamer. Ik zag dat alle kasten open stonden en overhoop gehaald waren. Ik zag dat het geldkistje wat op de naaikamer hoort op het bed lag. Ik zag dat deze opengebroken was. Er zat denk ik ongeveer 100 euro in en dat is weg. Op het bed zag ik diverse doosjes van sieraden liggen. Ik weet niet wat daarvan weg is, dit zijn geen sieraden van waarde. [9]
Een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op donderdag 16 mei 2024 om 09:35 uur kwam ik, naar aanleiding van een gekwalificeerde diefstal in/uit woning, voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 4] , [postcode 1] te [plaats] .
De toegang tot de woning was verkregen aan de achterzijde. Hier stond een groot uitzetraam tot de bijkeuken open op een kier ter ventilatie. Dit raam was opengebroken. [10]
Een proces-verbaal van bevindingen, genummerd PL0100-2024128043-6, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Na een onderzoek was er een vermoeden dat de aangetroffen sieraden van diefstal
afkomstig waren en mogelijk aan aangeefster [benadeelde 5] toebehoorden. Hierop is er een telefonisch gesprek geweest met [benadeelde 5] waarbij zij een aantal sieraden herkende. Hierop zijn de foto's van de sieraden naar aangeefster gestuurd die ze heeft bekeken en aangaf dat zij en haar zoon diverse sieraden herkenden. [11]
Een proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangeefster [benadeelde 5] , voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De aangever verklaarde: Ik doe een aanvullende verklaring naar aanleiding van telefoontje van de politie uit Utrecht. Later ben ik nogmaals gebeld dit was in augustus, nav dat gesprek heb ik een e-mail gekregen met een bijlage van alle sierraden met het verzoek of ik die wilde bekijken. Met behulp van mijn zoon heb ik de mail geopend en de foto's bekeken. Ik schrok ervan dat ik en mijn zoon zoveel spullen herkenden.
Opmerking verbalisant: Zoon zit bij het verhoor en geeft aan dat de sierraden allemaal van zijn moeder zijn. [12]
Bewijsoverweging
De rechtbank leidt uit de aangifte van [benadeelde 5] af dat de inbraak in ieder geval na 12:30 uur is gepleegd. Verdachte is om 14:35 uur ten zuiden van Lelystad aangehouden, met gestolen sieraden van aangeefster in zijn bezit. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij die dag bij een kennis in [plaats] op bezoek was en dat daar iemand langskwam die hem de sieraden heeft verkocht.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de inbraak in [plaats] (feit 3) heeft gepleegd. Daarbij is van belang dat tussen de inbraak en het moment waarop de politie de gestolen sieraden ruim 95 kilometer verderop bij verdachte heeft aangetroffen, minder dan twee uur en vijf minuten was verstreken. De rechtbank vindt de verklaring die verdachte heeft gegeven voor de aanwezigheid van de sieraden in zijn zakken en auto onaannemelijk, mede gelet op dat korte tijdsverloop en de plek waar verdachte is aangehouden. Daarnaast is de verklaring van verdachte over de herkomst van die sieraden niet concreet. Hij kan bijvoorbeeld de achternaam en het adres van de kennis bij wie hij was niet noemen en weet niets te vertellen over de persoon van wie hij de sieraden zou hebben gekocht.
De rechtbank acht dus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 en het onder feit 3 primair ten laste gelegde heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 5 april 2024 te [plaats] , in een woning, te weten een woning aan de [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een geldbedrag van 75 euro, dat aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming
Feit 3
op 15 mei 2024 te [plaats] , gemeente Smallingerland,
in een woning te weten een woning aan [adres 4] , alwaar hij, verdachte, zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een geldbedrag van ongeveer 100 euro en meerdere sieraden, die aan [benadeelde 5] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Feit 1 en feit 3:
diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, terwijl deze diefstal vergezeld gaat van de in artikel 311, eerste lid, onder 5º, van het Wetboek van Strafrecht vermelde omstandigheid.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen voor de duur van zijn voorarrest en de rest van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Daar kunnen de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd aan worden gekoppeld. Daarnaast kan eventueel nog een taakstraf worden opgelegd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft twee woninginbraken gepleegd en hij heeft daarbij geld en sieraden gestolen. Woninginbraken maken een inbreuk op de privacy van de bewoners. Het is voor hen heel vervelend dat er iemand in hun woning is geweest, hun persoonlijke bezittingen heeft doorzocht en hun eigendommen heeft meegenomen. Daarnaast is het gevoel van veiligheid in de eigen woning ernstig aangetast. De woning in [plaats] werd weliswaar niet meer bewoond, maar ook voor de kinderen van de voormalige bewoner moet het zeer wrang zijn dat er is ingebroken in het huis van hun niet lang daarvoor overleden vader. Ook is schade toegebracht aan de woningen, wat de bewoners/eigenaren behalve financiële schade ook overlast heeft bezorgd.
De persoon van verdachte
Uit de justitiële documentatie (strafblad) van verdachte blijkt dat hij al heel vaak is veroordeeld voor vermogensfeiten, en ook vaak specifiek voor woninginbraken. Verdachte liep zelfs in een proeftijd van de meest recente veroordeling voor een woningbraak. Bij die veroordeling was een aantal bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder behandeling, schuldhulpverlening en drugs- en alcoholcontrole.
Verdachte heeft voor de ten laste gelegde feiten in voorarrest gezeten. Het voorarrest is op 20 september 2024 geschorst. Er zijn toen een aantal schorsingsvoorwaarden opgelegd en uit het reclasseringsadvies van 30 oktober 2024 blijkt dat het toen ingezette traject tot nu toe goed verloopt. Verdachte verschijnt op afspraken en houdt zich aan de gestelde voorwaarden. De reclassering is van mening dat het huidige reclasseringstoezicht een positieve invloed heeft op het recidiverisico en adviseert dan ook om het huidige toezicht te laten voortzetten in de vorm van toezicht in het kader van een voorwaardelijke veroordeling. Zij adviseert om daarbij de volgende voorwaarden op te leggen:
  • Meldplicht bij reclassering;
  • Ambulante behandeling;
  • Locatiegebod (met elektronische monitoring);
  • Dagbesteding;
  • Meewerken aan schuldhulpverlening;
  • Meewerken aan middelencontrole.
Strafoplegging
Naar het oordeel van de rechtbank maken de aard en ernst van de door verdachte begane strafbare feiten en de omstandigheden waaronder ze zijn gepleegd dat alleen een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
Bij het bepalen van de strafsoort en hoogte daarvan heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Op basis daarvan geldt als oriëntatiepunt voor een woninginbraak met veelvuldige recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 7 maanden.
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van twee woninginbraken, die verdachte heeft gepleegd terwijl hij nog in de proeftijd van zijn vorige veroordeling voor een woninginbraak liep. Anders dan de raadsman, ziet de rechtbank, gelet op het strafblad van verdachte, geen reden om in het voordeel van verdachte van de LOVS-oriëntatiepunten af te wijken. De rechtbank stelt wel vast dat de bijzondere voorwaarden die met het vonnis van 30 oktober 2022 zijn opgelegd, nog niet echt van de grond waren gekomen toen verdachte de inbraken pleegde waar hij nu voor wordt veroordeeld. De behandeling was bijvoorbeeld nog niet begonnen en verdachte had daar dus ook nog niet van kunnen profiteren. Daarnaast schrijft de reclassering in het rapport van 30 oktober 2024 dat verdachte gemotiveerd is en dat zij positief zijn over het traject. De rechtbank wil verdachte daarom nog een kans bieden om gebruik te maken van de geboden begeleiding en behandeling. De rechtbank zal verdachte dan ook een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Hierbij geldt een proeftijd van 3 jaar.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 3 jaar, passend.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen, nu de rechtbank tot een veroordeling komt en tot oplegging van een gevangenisstraf die langer duurt dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Gelet op de ernst van de feiten, het strafblad van verdachte en het signaal dat van de straf moet uitgaan weegt het strafvorderlijk belang zwaarder dan het persoonlijk belang van verdachte om een eventueel hoger beroep in vrijheid af te wachten.

9.BESLAG

Teruggave aan de rechthebbenden
De rechtbank zal teruggave gelasten van de in beslag genomen voorwerpen aan degenen die redelijkerwijs als rechthebbenden van deze voorwerpen kunnen worden aangemerkt.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van zijn in beslag genomen telefoon.

10.BENADEELDE PARTIJ

Feit 1
[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 575,-. Dit bedrag bestaat uit € 75,- materiële schade en € 500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
De materiële schade komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 75,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 april 2024 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor zover de vordering ziet op de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. De reden hiervoor is dat de benadeelde partij niet zelf in de woning woonde waar verdachte de inbraak heeft gepleegd. Er kan daarom, zonder nadere onderbouwing, welke ontbreekt, niet gesproken worden van een aantasting van de persoon op andere wijze, zoals bedoeld in artikel 6:106, eerste lid, onder b, van het Burgerlijk Wetboek.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [benadeelde 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 75,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 april 2024 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Feit 2
[benadeelde 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.499,-. Dit bedrag bestaat uit € 2.999,- materiële schade en € 1.500,- immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. Daarnaast is € 48,- aan proceskosten gevorderd.
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu verdachte van het onder feit 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Feit 3
[benadeelde 5] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 624,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 3 ten laste gelegde feit.
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 5] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van één van de in artikel 6:106 BW genoemde grondslagen. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval niet gesproken kan worden van een aantasting in de persoon op andere wijze (zoals bedoeld in artikel 6:106 sub b BW). Het is niet uitgesloten dat een woninginbraak zulke ingrijpende gevolgen heeft voor de bewoner dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen, maar daarvoor is dan wel vereist dat die gevolgen kunnen worden vastgesteld. Het enkele verlies van een voorwerp, ook als het emotionele waarde had, is daarvoor in principe niet voldoende. [13] Op basis van de vordering van de benadeelde partij kan de rechtbank niet vaststellen dat de gevolgen van de woninginbraak dusdanig ernstig waren voor de bewoner dat er sprake is van een aantasting in de persoon.
De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van 2 september 2022 van de meervoudige strafkamer van rechtbank Midden-Nederland te Utrecht (parketnummer 16-006297-22) is aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c. 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder feit 1 en feit 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 14 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
4 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 3 jarenvast;
- als
algemene voorwaardengelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen een week na het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Inforsa op de Vlaardingenlaan 5 te Amsterdam. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* zich laat behandelen door de Forensisch Ambulante Zorg (FAZ) Amsterdam of een
soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de
behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
* gedurende de proeftijd, of zo veel korter dan de reclassering dit nodig acht, op vooraf
vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met betrokkene en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van maximaal 17 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat
minimaal 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van maximaal 17 uur per dag vrij te besteden. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres 5] , [postcode 2] te [plaats] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen. Verdachte draagt momenteel het elektronische monitoringmiddel vanuit het schorsingstoezicht wat hem is opgelegd onder hetzelfde parketnummer. Het elektronische monitoringmiddel is aangesloten op 20 september 2024, op het huidige verblijfadres;
* zich inspant voor het vinden en behouden van dagbesteding, met een vaste structuur;
* meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen,
ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • 1 STK Sieraad (PL0900-2024106456-G3344771);
  • 2 STK Sieraad (PL0900-2024106456-G3344769);
  • 1 STK Broche (PL0900-2024106456-G3344767);
  • 1 STK Ring (PL0900-2024106456-G3344766);
  • 1 STK Ring (PL0900-2024106456-G3344763);
  • 1 STK Sieraad (PL0900-2024106456-G3344702);
  • 1 STK Ring (PL0900-2024106456-G3344700);
  • 1 STK Sieraad (PL0900-2024106456-G3344695);
  • 1 STK Sieraad (PL0900-2024106456-G3344692);
  • 1 STK Ring (PL0900-2024106456-G3344690);
  • 1 STK Sieraad (PL0900-2024106456-G3344689);
  • 1 STK Broche (PL0900-2024106456-G3344686);
  • 1 STK Broche (PL0900-2024106456-G3344683);
  • 1 STK Ring (PL0900-2024106456-G3344678);
  • 1 STK Broche (PL0900-2024106456-G3344677);
  • 1 STK Broche (PL0900-2024106456-G3344675);
  • 1 STK Broche (PL0900-2024106456-G3344674);
  • 1 STK Broche (PL0900-2024106456-G3344672);
  • 1 STK Broche (PL0900-2024106456-G3344671);
  • 1 STK Broche (PL0900-2024106456-G3344670);
  • 1 STK Sieraad (PL0900-2024106456-G3344667);
  • 1 STK Sieraad (PL0900-2024106456-G3344666);
  • 1 STK Oorbel (PL0900-2024106456-G3344663);
  • 1 STK Hanger (PL0900-2024106456-G3344656);
  • 2 STK Oorbel (PL0900-2024106456-G3344650);
  • 1 STK Ring (PL0900-2024106456-G3344645);
  • 1 STK Sieraad (PL0900-2024106456-G3344641);
  • 1 STK Sieraad (PL0900-2024106456-G334464);
  • 1 STK Sieraad (PL0900-2024106456-G3344638);
  • 1 STK Sieraad (PL0900-2024106456-G3344635);
  • 1 STK Ring (PL0900-2024106456-G3344634);
  • 1 STK Ring (PL0900-2024106456-G3344632);
  • 1 STK Broche (PL0900-2024106456-G3344631);
  • 1 STK Sieraad (PL0900-2024106456-G3344630);
  • 1 STK Armband (PL0900-2024106456-G3344629);
  • 1 STK Sieraad (PL0900-2024106456-G3344620);
  • 1 STK Manchetknoop (PL0900-2024106456-G3344619);
  • 1 STK Ring (PL0900-2024106456-G3344618);
  • 1 STK Hanger (PL0900-2024106456-G3344616);
  • 1 STK Hanger (PL0900-2024106456-G3344615);
  • 1 STK Broche (PL0900-2024106456-G3344614);
  • 1 STK Sieraad (PL0900-2024106456-G3344612);
  • 1 STK Oorbel (PL0900-2024106456-G3344610);
  • 1 STK Hanger (PL0900-2024106456-G3344609);
  • 1 STK Ring (PL0900-2024106456-G3344608);
  • 2 STK Oorbel (PL0900-2024106456-G3344606);
  • 1 STK Sleutel (PL0900-2024106456-G3344696);
  • 1 STK Sieraad (PL0900-2024106456-G3344684);
  • 1 STK Sieraad (PL0900-2024106456-G3344669);
  • 1 STK Munt (PL0900-2024106456-G3344628);
  • 6 STK Munt (PL0900-2024106456-G3344621);
  • 1 STK Etui (PL0900-2024106456-G3344595);
  • 1 STK Portemonnee (PL0900-2024106456-G3344642);
  • 1 STK Koffer (PL0900-2024106456-G3344701);
  • 1 STK Gereedschap (PL0900-2024106456-G3344761);
  • 2 STK Handschoen (PL0900-2024106456-G3345147);
  • 2 STK Handschoen (PL0900-2024106456-G3344772);
  • 1 STK Aansteker (PL0900-2024106456-G3344774);
  • 1 STK Handschoen (PL0900-2024106456-G3345139);
- gelast de teruggave aan verdachte van het voorwerp:
 telefoon (merk: Samsung, PL0900-2024106456-3344781);
Benadeelde partijen
  • wijst de vordering van [benadeelde 2] (feit 1) toe tot een bedrag van € 75,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2024 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [benadeelde 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 75,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 april 2024 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • verklaart [benadeelde 1] (feit 2) niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt [benadeelde 1] in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
  • verklaart [benadeelde 5] (feit 3) niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt [benadeelde 5] in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16-006297-22
- wijst de vordering toe;
- gelast de
tenuitvoerleggingvan de door de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 2 september 2022 opgelegde
voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Ourahma, voorzitter, mr. A.M.M. Lemmen en mr.drs. S.M. van Lieshout, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Bazaz, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 27 november 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 5 april 2024 te [plaats] ,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te
weten een woning aan de [adres 2] , alwaar hij, verdachte, zich
buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een geldbedrag (van ongeveer 75 euro), in elk geval enig goed, dat geheel
of ten dele aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] , in
elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht
door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2
Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 22 maart 2024 te [plaats] ,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te
weten een woning aan de [adres 3] , alwaar hij, verdachte, zich
buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een of meerdere sieraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse
sleutel;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2
Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 15 mei 2024 te [plaats] , gemeente Smallingerland,
in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te
weten een woning aan [adres 4] , alwaar hij, verdachte,
zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond,
een geldbedrag (van ongeveer 100 euro) en/of een of meerdere sieraden,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 5] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl hij, verdachte, zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse
sleutel;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 2
Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 mei 2024 te [plaats] , gemeente Smallingerland
en/of te Lelystad, althans in Nederland
een of meer sieraden, althans een goed heeft verworven, voorhanden
heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit
goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
(art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 16 mei 2024, genummerd PL0900-2024153949, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 252. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 61 tot en met 64.
3.Pagina 75 tot en met 76.
4.Pagina 77 tot en met 79.
5.Pagina 34.
6.Pagina 35.
7.Pagina 36.
8.Pagina 174.
9.Pagina 175.
10.Pagina 179 tot en met 180.
11.Pagina 188.
12.Pagina 182.