ECLI:NL:RBMNE:2024:7640

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
C/16/584053 / JE RK 24-1824 en C/16/584088 JE RK 24/1826
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 17 december 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland een beschikking uitgesproken in de zaak van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige], geboren in 2008. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd voor de duur van een jaar, tot 24 januari 2026, en een machtiging verleend voor gesloten jeugdhulp voor de duur van vier maanden, tot 25 april 2025. De zaak betreft een verzoek van de Jeugd- en Gezinsbeschermers (GI) om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds sprake is van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen bij [minderjarige], die behandeling vereisen. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij zowel [minderjarige] als de moeder, vertegenwoordigd door hun advocaten, aanwezig waren. De kinderrechter heeft de beslissing gemotiveerd door te verwijzen naar de complexe problematiek van [minderjarige], die te maken heeft gehad met emotionele verwaarlozing en kindermishandeling. Ondanks positieve ontwikkelingen in de behandeling, is er nog geen duidelijkheid over een geschikte open vervolgplek voor [minderjarige]. De kinderrechter heeft de GI verzocht om de rechtbank te informeren over het aangehouden deel van het verzoek voor de overige twee maanden van de machtiging, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers: C/16/584053 / JE RK 24-1824 en C/16/584088 JE RK 24/1826
Datum uitspraak: 17 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
de Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige], geboren op [2008] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. M.M. Helmers.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. J.K. Kemper.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de verzoekschriften met bijlagen van de GI, ontvangen op 13 november 2024;
  • de mail van de moeder van 16 december 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 17 december 2024. Daarbij waren aanwezig:
- [minderjarige] , bijgestaan door mr. M.M. Helmers;
- mr. J.K. Kemper namens de moeder;
- [A] en [B] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft bij [instelling] in [woonplaats] (gesloten groep [naam] ).
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 januari 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld tot 25 januari 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 25 januari 2024 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 25 juli 2024.
2.5.
Bij beschikking van 17 juni 2024 heeft de kinderrechter een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 17 juni 2024 tot 15 juli 2024. Daarna is een machtiging verleend om [minderjarige] te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 25 december 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging gesloten jeugdhulp van [minderjarige] te verlengen voor de duur van zes maanden. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2. Voor een onderbouwing van het verzoek, verwijst de GI naar het ingediende verzoekschrift.

4.De standpunten

Het standpunt van [minderjarige]
4.1.
is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling, onder de voorwaarde dat de jeugdbeschermer de komende periode zichtbaarder is, zodat zij een vertrouwensband kan opbouwen.
4.2.
[minderjarige] geeft aan liever niet langer in de geslotenheid te willen verblijven. Zij heeft behoefte aan zicht op een vervolgplan, met meer zelfstandigheid. Daarom is tijdens de mondelinge behandeling namens [minderjarige] verzocht om een verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp voor de duur van vier maanden, met aanhouding van de overige duur van twee maanden. Op die manier heeft [minderjarige] perspectief. Na vier maanden kan de GI dan bekijken waar [minderjarige] staat en of zij al kan doorstromen naar een open groep.
Het standpunt van de moeder
4.3.
De moeder is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling. Namens de moeder is tijdens de mondelinge behandeling kenbaar gemaakt dat zij zich kan vinden in het voorstel van [minderjarige] , om de machtiging gesloten jeugdhulp te verlengen voor de duur van vier maanden, met aanhouding van het overige, indien dat haalbaar is met het oog op haar therapie en de onderzoeken die nog plaats moeten vinden. Daarbij vindt de moeder het belangrijk dat er stabiliteit is voor [minderjarige] .

5.De beoordeling

De beslissing

5.1.
De kinderrechter zal de ondertoezichtstelling verlengen voor de duur van een jaar en de machtiging gesloten jeugdhulp verlenen voor de duur van vier maanden, met aanhouding van het overige. Hierna legt de kinderrechter uit waarom zij deze beslissing neemt.
De motivatie
5.2.
De kinderrechter is op basis van de stukken en het verhandelde ter zitting van oordeel dat nog steeds is voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling bedoeld in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de behandeling van de ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen van [minderjarige] , die destijds hebben geleid tot haar opname in de gesloten jeugdhulp, nog niet zodanig ver gevorderd dat er nu al minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de behandeling van [minderjarige] voort te zetten. Tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling is overigens geen verweer gevoerd. Hetzelfde geldt voor de verlening van de machtiging gesloten jeugdhulp, voor zover deze de duur van vier maanden niet te boven gaat.
5.2.
[minderjarige] wordt nog steeds in haar ontwikkeling bedreigd. Er is sprake van langdurige en complexe problematiek. [minderjarige] heeft te maken gehad met emotionele verwaarlozing en kindermishandeling. [minderjarige] heeft op jonge leeftijd op verschillende plekken gewoond, waar [minderjarige] zelfbepalend gedrag vertoonde en zich onttrok aan behandeling. Ook waren er zorgen over haar middelengebruik en emotieregulatie. [minderjarige] laat boosheid zien en kan zich verbaal agressief opstellen. Gedurende de plaatsing op [naam] heeft [minderjarige] een positieve ontwikkeling doorgemaakt. [minderjarige] gebruikt geen middelen meer en heeft een adequate dagbesteding. Ook lukt het [minderjarige] soms al om haar kwetsbaarheden te tonen. Op andere momenten kan [minderjarige] echter weer dichtslaan. De contactmomenten met de moeder (en andere familieleden) verlopen goed en [minderjarige] is gestart met psychomotorische therapie om te werken aan haar emotieregulatie. Daarnaast is zij gestart met EMDR. Ondanks de positieve ontwikkelingen moet [minderjarige] echter nog leren zich open te stellen naar hulpverlening. Op de behandelgroep wordt ingestoken op het opbouwen van basisvertrouwen, maar de diepere laag van mogelijk trauma en negatieve kernopvattingen wordt nog niet geraakt door de hulpverlening. De komende periode zal met het starten van het diagnostisch onderzoek, duidelijk moeten worden of het realistisch is om deze diepere laag aan te raken of dat er voornamelijk moet worden ingestoken op het voortzetten van de huidige behandeling en het blijven creëren van een plek waar [minderjarige] zich zowel fysiek als emotioneel veilig voelt. Op dit moment heeft [minderjarige] nog onvoldoende nieuwe vaardigheden opgedaan om voldoende weerbaar te zijn in de ingewikkelde familiedynamiek.
5.2.
Het is belangrijk dat de nadere diagnostiek start vanuit rust binnen de geslotenheid en dat de ingezette behandelingen vooralsnog binnen deze rust kunnen worden voortgezet. Het voortijdig beëindigen van de geslotenheid brengt risico’s op terugval en stagnering van de behandeling met zich mee die niet in het belang van [minderjarige] zijn. Daarom is de verlenging van gesloten jeugdhulp noodzakelijk. Ook is er nog geen duidelijkheid over een geschikte open vervolgplek voor [minderjarige] . Het is van belang dat de keuze hiervoor zorgvuldig en dus niet overhaast wordt gemaakt. Daarvoor zal de uitkomst van het nog te starten diagnostisch onderzoek mede van belang zijn. De kinderrechter zal de machtiging voor gesloten jeugdhulp verlenen voor de duur van vier maanden, zoals namens [minderjarige] is voorgesteld tijdens de mondelinge behandeling. De kinderrechter vindt het namelijk belangrijk dat [minderjarige] perspectief heeft en zich gemotiveerd voelt. De kinderrechter zal de beslissing voor de overige duur van twee maanden aanhouden en verzoekt de GI om de rechtbank te informeren of zij het aangehouden deel van het verzoek handhaaft of niet. De kinderrechter verzoekt de (advocaten van) moeder en [minderjarige] vervolgens om hun standpunt hieromtrent aan te geven, zodat op het aangehouden deel mogelijk (als iedereen het eens is) zonder nadere zitting kan worden beslist.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, te weten tot 24 januari 2026;
6.2.
verleent een machtiging om [minderjarige] voortgezet te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier maanden, te rekenen vanaf 25 december 2024, dus tot 25 april 2025;
6.3.
houdt de beslissing op het verzoek voor de overige duur (van twee maanden) van de machtiging voor gesloten jeugdhulp aan;
6.4.
verzoekt de GI om de rechtbank uiterlijk 20 maart 2025 te informeren of zij het aangehouden deel van het verzoek handhaaft en stelt [minderjarige] en de moeder in de gelegenheid om hier uiterlijk 3 april 2025 op te reageren;
6.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 17 december 2024 door mr. M.A.A.T. Engbers, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. C. A. Lammertink als griffier, en op schrift gesteld op 9 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.