ECLI:NL:RBMNE:2024:7626

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
C/16/579417 / JL RK 24-623
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van negen maanden, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) van mening is dat de ondertoezichtstelling niet meer haalbaar is. De ouders van de minderjarigen, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben verschillende standpunten ingenomen over de verlenging en de rol van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen onverminderd aanwezig zijn en dat de betrokkenheid van de GI noodzakelijk blijft. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 18 mei 2025 en de vader niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken die niet onder de geschillenregeling vallen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/579417 / JL RK 24-623
Datum uitspraak: 13 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING,
locatie [plaats 1] ,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 1 (voornaam)] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2019 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige 2 (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[belanghebbende 1],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.H.H. Nauta te Lelystad,
[belanghebbende 2],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. N.A.M. Kienhuis te Almelo,
SAMEN VEILIG MIDDEN-NEDERLAND,
gevestigd te [plaats 2] ,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop bestaat uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, ontvangen op 6 augustus 2024;
  • het bericht met bijlagen van de moeder, ontvangen op 8 augustus 2024;
- het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige (voorwaardelijke) verzoeken met bijlagen van de vader, ontvangen op 9 augustus 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 augustus 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader, bijgestaan door N.A.M. Kienhuis;
- de moeder, bijgestaan door A.H.H. Nauta;
- [A] namens de Raad;
- [B] en [C] namens de GI.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] .
2.2.
[minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 13 februari 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verlengd tot 18 augustus 2024.
2.4.
Op 24 juni 2024 heeft de GI bij de Raad een verzoek ingediend van een voorgenomen besluit tot niet-verlengen ondertoezichtstelling.

3.Waar gaat de procedure over

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] te verlengen voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De GI blijft bij het standpunt dat de ondertoezichtstelling niet verlengd dient te worden. Voor het geval de rechtbank dat toch mocht doen, verzoekt de GI de uitvoering van de ondertoezichtstelling over te dragen aan een andere gecertificeerde instelling.
3.3.
De vader is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar niet met de benoeming van een andere GI. Hij verzoekt onder de geschillenregeling van artikel 1:262b van het Burgerlijk Wetboek (BW) en als voorwaardelijk zelfstandig verzoek, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad:
I. de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader te bepalen;
II. te bepalen dat de moeder de goederen benodigd voor het dagelijks gebruik van de kinderen ter beschikking dient te stellen aan de vader;
III. de vader te machtiging om met behulp van de sterke arm van justitie en politie de tenuitvoerlegging van deze beschikking te bewerkstelligen indien de moeder in gebreke blijft om binnen twee dagen na betekening van deze beschikking aan de verzoeken genoemd onder I en II te voldoen;
IV. de vader toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven in de GBA van de woonplaats van de vader;
V. de vader toestemming te verlenen om de kinderen in te schrijven voor de basisschool en/of kinderdagverblijf in de woonplaats en/of nabije omgeving van de woonplaats van de vader;
VI. de vader toestemming te verlenen om de kinderbijslag en eventuele kindgebonden budget aan te vragen en te ontvangen;
VII. de moeder te veroordelen in de proceskosten van dit geding.
3.4.
De moeder is het eens met de verlenging van de ondertoezichtstelling, maar niet met de benoeming van een andere GI. Zij voert verweer tegen de verzoeken van de vader.

4.De standpunten

4.1.
De Raad heeft naar voren gebracht dat er nog steeds zorgen zijn om de ontwikkeling van [minderjarige 2 (voornaam)] en [minderjarige 1 (voornaam)] en dat een ondertoezichtstelling daarom onverminderd noodzakelijk is. [minderjarige 2 (voornaam)] en [minderjarige 1 (voornaam)] hebben baat gehad bij individuele hulpverlening, maar de problemen tussen de ouders blijven bestaan. Er is nog steeds veel onrust en onduidelijkheid voor [minderjarige 2 (voornaam)] en [minderjarige 1 (voornaam)] . De moeder houdt het contact met de vader af en staat niet open voor mediation. Er is weinig vertrouwen in het contact tussen de ouders wanneer de ondertoezichtstelling wegvalt. Eerder dit jaar is de Raad een onderzoek gestart naar de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 2 (voornaam)] en [minderjarige 1 (voornaam)] , maar omdat het thuisonderzoek bij de vader nog steeds niet is gestart, kan de Raad hierover nog geen advies geven. Ter zitting heeft de Raad aanvullend naar voren gebracht te twijfelen aan de noodzaak tot een thuisonderzoek. Het overdragen van de ondertoezichtstelling aan een andere GI is volgens de Raad niet in het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] .
4.2.
De GI heeft ter zitting naar voren gebracht dat de ondertoezichtstelling geen haalbare maatregel meer is. Het thuisonderzoek bij de vader komt niet van de grond. Dit heeft te maken met de financiering vanuit de gemeente en dat is geen kwestie waarbij de gezinsvoogd een rol kan spelen. Het is de gezinsvoogd de afgelopen twee jaar niet gelukt om het contact tussen de ouders te verbeteren. De gezinsvoogd is momenteel enkel een doorgeefluik tussen de vader en de moeder en kan zich niet bezighouden met de daadwerkelijke uitvoering van de ondertoezichtstelling. De GI stelt dat het beter is om, mocht de ondertoezichtstelling verlengd worden, de uitvoering daarvan over te dragen aan een andere GI. Mocht de kinderrechter anders besluiten en de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] bij de huidige GI houden, zal een nieuwe gezinsvoogd het overnemen van de huidige gezinsvoogd.
4.3.
Door en namens de vader is ter zitting naar voren gebracht dat hij de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] graag verlengd ziet worden. Het thuisonderzoek moet nog steeds plaatsvinden. Daarnaast heeft de vader zorgen over dat hij buiten spel gezet zou worden door de moeder wanneer de ondertoezichtstelling wegvalt. De moeder is eerder plotseling verhuist met de kinderen en houdt haar adres geheim voor de vader. De GI moet derhalve betrokken blijven middels de ondertoezichtstelling. De vader geeft aan dat de huidige GI betrokken moet blijven en bij voorkeur ook de huidige gezinsvoogd. Verandering hierin zal voor onnodige vertraging zorgen. Over het thuisonderzoek meldt de vader nog wel dat dit volgens hem onnodig is omdat zowel de Raad als de GI bij hem thuis geweest zijn en er daarbij geen zorgen waargenomen zijn. Namens de vader wordt gesteld dat de zelfstandige verzoeken die door hem zijn ingediend ook behandeld dienen te worden op de huidige zitting omdat de veiligheid van de kinderen in het geding is en een latere behandeling niet kan worden afgewacht.
4.4.
Door en namens de moeder is ter zitting naar voren gebracht dat zij de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] graag verlengd ziet worden. De individuele hulpverlening van de moeder in het kader van de ondertoezichtstelling is nog niet afgerond. Daarnaast moet de GI betrokken blijven voor de hulpverlening voor de kinderen. De moeder stelt dat de huidige GI betrokken moet blijven omdat een wisseling van GI tot onnodige vertraging van processen zal leiden. Met betrekking tot de zelfstandige verzoeken van de vader wordt namens de moeder gesteld dat die niet op de huidige zitting behandeld kunnen worden. De GI heeft geen beslissing genomen over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] , wat betekent dat daar geen geschil over bestaat in de zin van de geschillenregeling. Daarnaast richten de overige verzoeken zich niet tot de Raad, verzoeker in de huidige zaak, maar tot de moeder. Derhalve dienen deze verzoeken afzonderlijk behandeld te worden.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] verlengen voor de duur van negen maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW). De kinderrechter acht bij deze beslissing het volgende van belang.
5.2.
De zorgen over [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] zijn onverminderd aanwezig. De communicatie en het wederzijds vertrouwen tussen de ouders is benedenmaats en de kinderen zijn daarvan de dupe. Betrokkenheid van de GI is nog nodig om op dit punt verbetering te bewerkstelligen. Daarnaast is het in het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] als de GI nog betrokken is bij het gezin wanneer uitspraak door de rechtbank gedaan wordt in de bodemprocedure over de hoofdverblijfplaats van de kinderen. De kinderrechter acht het derhalve in het belang van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van negen maanden.
5.3.
De verstandige verzoeken van de vader vallen niet onder de geschillenregeling, waardoor de vader niet ontvankelijk is ten aanzien van deze verzoeken.. De geschillenregeling is bedoeld om een goede samenwerkings- of vertrouwensrelatie tussen de betrokkenen en behartiging van de belangen van onder toezicht gestelde minderjarigen te bevorderen. De geschillenregeling moet op een zelfde manier worden gebruikt als de regeling zoals deze bestaat voor de ouders met gezag om een geschil over de uitoefening van het gezag voor te leggen aan de kinderrechter (art. 1:253a BW). Uit de jurisprudentie volgt dat de geschillenregeling is bedoeld als vangnet voor geschillen die niet met een eigen procedure kunnen worden beslecht. Van dit laatste is geen sprake, nu de vader dezelfde verzoeken in al lopende procedures heeft gedaan. Ook voor de subsidiaire verzoeken van de vader is hij niet ontvankelijk. Deze verzoeken zijn gericht op een andere partij dan de Raad, namelijk de moeder. Ten overvloede merkt de kinderrechter op dat er bovendien onvoldoende samenhang is met het verzoek van de Raad tot verlenging van de ondertoezichtstelling.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1 (voornaam)] en [minderjarige 2 (voornaam)] tot 18 mei 2025;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.3.
verklaart de vader niet ontvankelijk in zijn verzoeken;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2024 door mr. D. van Bloemendaal, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. A.C. Bonarius als griffier, en op schrift gesteld op 4 september 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.