In deze zaak heeft de kinderrechter op 13 augustus 2024 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van negen maanden, terwijl de gecertificeerde instelling (GI) van mening is dat de ondertoezichtstelling niet meer haalbaar is. De ouders van de minderjarigen, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag en hebben verschillende standpunten ingenomen over de verlenging en de rol van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen onverminderd aanwezig zijn en dat de betrokkenheid van de GI noodzakelijk blijft. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling verlengd tot 18 mei 2025 en de vader niet ontvankelijk verklaard in zijn verzoeken die niet onder de geschillenregeling vallen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.