ECLI:NL:RBMNE:2024:7621

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
12 maart 2025
Zaaknummer
10953080 \ MC EXPL 24-1375
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoop van een tweedehands auto met geschil over non-conformiteit en herstelmogelijkheden

In deze zaak heeft eiser, een consument, een tweedehands auto gekocht van gedaagde, een handelaar. Na enkele dagen vertoonde de auto gebreken, en eiser vorderde ontbinding van de koopovereenkomst en terugbetaling van de koopprijs. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat eiser niet de gelegenheid had gegeven om de auto te herstellen. De kantonrechter oordeelde dat de auto non-conform was, maar dat gedaagde geen redelijke gelegenheid had gehad om de auto te herstellen. Eiser was in schuldeisersverzuim geraakt door de koopovereenkomst te ontbinden zonder gedaagde de kans te geven om de auto te repareren. De kantonrechter wees de vorderingen van eiser af, inclusief de schadevergoeding en de vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst, en veroordeelde eiser in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 27 november 2024
in de zaak met zaaknummer: 10953080 \ MC EXPL 24-1375 D/51246 van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser, hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: [.] ,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam [handelsnaam] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde, hierna te noemen: [handelsnaam] ,
gemachtigde: mr. E.R. Jonker.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 februari 2024 met 19 producties;
- de conclusie van antwoord met 4 producties;
- de mondelinge behandeling van 17 oktober 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiser] heeft van [handelsnaam] een tweedehands auto gekocht. Volgens [eiser] is de auto een paar dagen na de koop al stukgegaan. Hij wil dat de koopovereenkomst wordt ontbonden en dat [handelsnaam] het aankoopbedrag van de auto en een schadevergoeding aan hem (terug)betaalt. [handelsnaam] is het daar niet mee eens en voert aan dat niet is voldaan aan de vereisten voor ontbinding en schadevergoeding. [handelsnaam] krijgt van de kantonrechter gelijk. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen. [eiser] moet de proceskosten betalen. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

Er is sprake van een consumentenkoop
3.1.
De kantonrechter stelt voorop dat het in deze zaak gaat om een consumentenkoop zoals bedoeld in artikel 7:5 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het gaat namelijk om de koop van een roerende zaak en de koopovereenkomst is gesloten tussen een verkoper die handelt in het kader van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit ( [handelsnaam] ) en een koper, een natuurlijk persoon, die handelt voor doeleinden buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit ( [eiser] ). Dat betekent dat de consumentenbeschermende bepalingen van de titel ‘Koop en ruil’ (titel 1 van Boek 7 BW) van toepassing zijn.
Het beoordelingskader: ontbinding vanwege non-conformiteit
3.2.
[eiser] vordert ontbinding van de koopovereenkomst. Volgens [eiser] is de auto non-conform. Over non-conformiteit en ontbinding zijn regels opgenomen in artikel 7:17 en verder BW. De kantonrechter moet op basis van die regels allereerst beoordelen of sprake is van een gebrek aan de auto. Vervolgens moet de kantonrechter beoordelen of de auto met dit gebrek aan de overeenkomst beantwoordt. Met andere woorden: of de auto non-conform is. De auto is nonconform als deze door het gebrek niet de eigenschappen bezit die [eiser] op grond van de overeenkomst mocht verwachten en als het gebrek al aanwezig was op het moment van aflevering. Dat volgt uit artikel 7:17 lid 1 en lid 2 BW. Wat [eiser] mocht verwachten, hangt onder andere af van de aard van de zaak en de mededelingen die [handelsnaam] over de zaak heeft gedaan. In zijn algemeenheid mag een koper in ieder geval verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik van de zaak nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet hoefde te betwijfelen. Als de koper een (tweedehands) auto koopt en de verkoper weet dat de koper de auto koopt om hiermee aan het verkeer deel te nemen, dan geldt een specifieke hoofdregel. Volgens die hoofdregel is de auto in principe nonconform als deelnemen aan het verkeer met de auto een gevaar voor de verkeersveiligheid zou opleveren door een gebrek (dat niet eenvoudig kan worden hersteld). Verder wordt bij een consumentenkoop vermoed dat het gebrek al bestond op het moment van aflevering als het gebrek zich binnen één jaar na de aflevering heeft geopenbaard. Dit vermoeden volgt uit artikel 7:18a lid 2 BW.
3.3.
Als sprake is van non-conformiteit, betekent dat nog niet automatisch dat de kantonrechter de koopovereenkomst tussen [eiser] en [handelsnaam] zal ontbinden. Ontbinding vanwege non-conformiteit bij een consumentenkoop is geregeld in artikel 7:22 BW. In dit artikel is een aantal vereisten voor ontbinding opgenomen. Een belangrijk vereiste is dat [handelsnaam] eerst de gelegenheid moet hebben gehad om de auto te herstellen. [eiser] moet de auto voor herstel ook aan [handelsnaam] beschikbaar hebben gesteld (artikel 7:21 lid 7 BW). Pas als herstel onmogelijk is, niet van [handelsnaam] gevraagd kan worden of [handelsnaam] hier niet aan meewerkt, komt ontbinding van de koopovereenkomst in beeld (artikel 7:22 lid 2 BW). Daarnaast geldt als vereiste dat het gebrek ernstig genoeg moet zijn om een ontbinding te rechtvaardigen (artikel 7:22 lid 1 sub a BW).
De auto, de koop en het gebrek
3.4.
De auto die [eiser] van [handelsnaam] heeft gekocht is een Mercedes-Benz van het type S 400 Hybrid uit 2010. [eiser] heeft de auto gekocht op 6 mei 2023. De auto was toen ongeveer 13 jaar oud en had ruim 192.000 kilometers gereden. [eiser] en [handelsnaam] hebben voor de auto een koopprijs van € 16.450,- afgesproken. Om deze koopprijs te betalen, heeft [eiser] zijn oude auto tegen een inruilwaarde van € 12.700,- ingeruild en nog € 3.750,- bijbetaald. [eiser] heeft de auto na de koop direct meegenomen.
3.5.
Volgens [eiser] viel op 14 mei 2024 – acht dagen na de koop – de motor van de auto uit toen hij met de auto aan het rijden was. De auto gaf volgens [eiser] allerlei storingen aan en startte niet meer. [eiser] en [handelsnaam] hebben toen telefonisch contact met elkaar gehad. Daarna heeft [eiser] de auto in overleg met [handelsnaam] laten ophalen door een garage in [plaats 1] ( [onderneming 1] ). Volgens [eiser] kon [onderneming 1] de auto niet maken en adviseerde zij om de auto naar een Mercedesdealer te brengen. [onderneming 1] heeft de auto toen voor [eiser] naar een garage in [plaats 2] vervoerd. De auto is later (in oktober 2023) ook nog door [onderneming 2] (een Mercedes -dealer) onderzocht. [onderneming 1] heeft de auto toen ook voor [eiser] vervoerd.
3.6.
De kantonrechter gaat ervan uit dat de auto een gebrek heeft. [handelsnaam] vindt weliswaar dat [eiser] daarvoor onvoldoende naar voren heeft gebracht, maar daar is de kantonrechter het niet mee eens. Er zijn genoeg aanwijzingen om ervan uit te gaan dat de auto stuk is. Zo heeft [eiser] een prijsopgave van [onderneming 2] van 16 oktober 2023 ingediend, waarin het volgende staat:

ELEKTRISCHE INSTALLATIE CONTROLEREN, NA VERVANGEN MOTORKABELBOOM PAS VERDERE CONT SYSTEMEN MOGELIJK IVM ACTUELE STORING”.
Dat de auto stuk is, volgt ook uit het feit dat [onderneming 1] de auto meerdere keren heeft vervoerd. [eiser] heeft van dat transport facturen (gestuurd door [onderneming 1] ) ingediend.
Non-conformiteit?
3.7.
De vraag is wat er precies met de auto aan de hand is en of het gebrek al aanwezig was toen [eiser] de auto op 6 mei 2023 meenam. Partijen zijn het daar niet over eens. Volgens [eiser] is het hybride accupakket van de auto stuk. [handelsnaam] vindt dat het nog niet duidelijk is wat er mis is met de auto. Dat het probleem wordt veroorzaakt door een kapot hybride accupakket kan volgens [handelsnaam] in ieder geval niet uit de prijsopgave van [onderneming 2] worden opgemaakt. Verder zegt [handelsnaam] dat de auto op het moment van aflevering (technisch) gekeurd en in goede staat was en dat het gebrek ook na 6 mei 2023 kan zijn ontstaan door werkzaamheden die [onderneming 1] en de garage in [plaats 2] aan de auto hebben uitgevoerd. Zo heeft [onderneming 1] bijvoorbeeld twee of drie dagen na de koop in opdracht van [eiser] een onderhoudsbeurt aan de auto verricht. De kantonrechter laat de discussie tussen [eiser] en [handelsnaam] over de non-conformiteit van de auto verder in het midden. Ook als de auto nonconform zou zijn, is het te vroeg voor ontbinding van de koopovereenkomst. [handelsnaam] heeft namelijk geen redelijke gelegenheid gehad om de auto te herstellen. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
[handelsnaam] heeft geen redelijke gelegenheid tot herstel gehad
3.8.
[eiser] zegt dat [handelsnaam] niet bereid was om de auto (kosteloos) te herstellen. [handelsnaam] stelt daartegenover dat zij meerdere keren kosteloos herstel heeft aangeboden, maar dat [eiser] nooit op dat aanbod is ingegaan. De kantonrechter zal de standpunten en argumenten van partijen hierna verder bespreken.
3.9.
[eiser] heeft allereerst naar voren gebracht dat hij op een vrijdag in juni 2023 (kort nadat de auto stukging) bij [handelsnaam] langs is gegaan en dat [handelsnaam] toen mondeling heeft aangegeven dat hij de auto niet wilde herstellen. Volgens [handelsnaam] klopt dit niet en was het juist [eiser] die alleen maar wilde dat de koop van de auto zou worden teruggedraaid. Omdat [handelsnaam] het standpunt van [eiser] uitgebreid heeft weersproken, lag het op de weg van [eiser] om zijn standpunt verder (met stukken) te onderbouwen. Dat heeft [eiser] niet gedaan. De kantonrechter gaat er daarom niet van uit dat het gesprek in juni 2023 is gegaan zoals [eiser] dat heeft beschreven. Het standpunt van [eiser] kan hem daarom niet helpen.
3.10.
[eiser] zegt verder nog dat zijn gemachtigde op 25 november 2023 en op 20 december 2023 per e-mail aan [handelsnaam] heeft gevraagd om de auto op te komen halen. [eiser] vindt dat hij [handelsnaam] daarmee de gelegenheid tot herstel heeft geboden. Omdat [handelsnaam] niet op die e-mails heeft gereageerd, kan de koopovereenkomst volgens [eiser] worden ontbonden. [handelsnaam] is het daar niet mee eens en voert aan dat [eiser] in schuldeisersverzuim is geraakt door herstel van de auto steeds te weigeren.
3.11.
Voor de beoordeling van de argumenten over en weer is belangrijk wat er tussen het gesprek op de vrijdag in juni 2023 en de e-mail van 20 december 2023 (waarover later meer) is gebeurd. Op 3 juli 2023 heeft [eiser] (eigenlijk: zijn gemachtigde) aan [handelsnaam] een e-mail gestuurd. In deze e-mail heeft [eiser] de koopovereenkomst vernietigd en – voor als de vernietiging niet terecht zou zijn – ook ontbonden. Daarnaast heeft [eiser] [handelsnaam] gesommeerd om de auto op te halen, zijn oude auto terug te leveren en het bijbetaalde bedrag van € 3.750,- terug te betalen. [eiser] heeft [handelsnaam] in de email niet gevraagd om de auto kosteloos te herstellen. Op 19 juli 2023 heeft [handelsnaam] (eigenlijk: zijn toenmalige gemachtigde) op de e-mail van [eiser] gereageerd. In zijn reactie schrijft [handelsnaam] dat hij “
altijd bereid was en nog steeds bereid is om de auto zo snel mogelijk op te halen om de (beweerdelijke) klachten kosteloos op te lossen”. Daarna komt op 15 augustus 2023 weer een reactie van [eiser] . Hij schrijft dat [handelsnaam] “
op geen enkele manier het aanbod heeft gedaan om de klachten kosteloos op te lossen” en dat hij er “
gezien de eerdere gesprekken” en de “
leugenachtige verklaringen” van [handelsnaam] geen vertrouwen meer in heeft dat [handelsnaam] het gebrek (tijdig) zal herstellen. [eiser] ontbindt de overeenkomt opnieuw. Vervolgens reageert [handelsnaam] met een e-mail van 1 september 2023. In deze e-mail herhaalt [handelsnaam] dat “
hij nog altijd bereid is en altijd bereid was om het voertuig zo snel mogelijk op te halen en binnen een redelijke termijn kosteloos te repareren”. Daarna hebben partijen even geen contact. Op 25 november 2023 stuurt [eiser] nog een e-mail naar [handelsnaam] , met daarbij de prijsopgave (volgens [eiser] : een diagnoserapport) van [onderneming 2] voor gedeeltelijk herstel van de auto. [eiser] verzoekt [handelsnaam] om ermee in te stemmen dat alle gebreken aan de auto door [onderneming 2] worden uitgevoerd, dat [handelsnaam] de kosten van deze herstelwerkzaamheden betaalt en dat [handelsnaam] [eiser] schadeloos stelt voor alle kosten die [eiser] extra heeft gemaakt. [eiser] geeft aan dat als [handelsnaam] hier niet mee akkoord gaat, hij de koopovereenkomst wil ontbinden. [handelsnaam] heeft niet op deze e-mail van 25 november 2023 gereageerd. Op 20 december 2023 stuurt [eiser] [handelsnaam] een herinnering per e-mail. In deze email staat: “
Graag verneem ik binnen 48 uur of uw cliënt kan instemmen met onderstaande of wanneer uw cliënt het voertuig komt ophalen om geheel het kosteloos te herstellen. Tevens ontvang ik graag een voorstel van uw cliënt om de heer [eiser] schadeloos te stellen.”. [handelsnaam] heeft ook niet op deze e-mail gereageerd.
3.12.
De kantonrechter stelt voorop dat [eiser] de koopovereenkomst direct heeft vernietigd dan wel ontbonden in de e-mail van 3 juli 2023. Dat is niet terecht. [eiser] had [handelsnaam] eerst een herstelgelegenheid moeten geven (artikel 7:22 lid 2 BW) en de auto voor herstel aan [handelsnaam] beschikbaar moeten stellen (artikel 7:21 lid 5 BW). Door dat niet te doen, heeft [eiser] zelf verhinderd dat [handelsnaam] zijn herstelverplichting kon nakomen. Daarom is [eiser] met de email van 3 juli 2023 in schuldeisersverzuim geraakt (artikel 6:58 BW). [handelsnaam] was op dat moment nog niet in verzuim, omdat niet is gebleken dat [handelsnaam] mondeling herstel van de auto heeft geweigerd (zie onder 3.9). [handelsnaam] kan tijdens het schuldeisersverzuim van [eiser] ook niet in verzuim raken (artikel 6:61 lid 2 BW). [eiser] kan tijdens zijn schuldeisersverzuim dus niet aan [handelsnaam] tegenwerpen dat hij de auto niet kosteloos heeft hersteld.
3.13.
De kantonrechter vindt dat [eiser] nog steeds in schuldeisersverzuim is. [handelsnaam] heeft in de e-mails van 19 juli 2023 en 1 september 2023 aangeboden om de auto kosteloos en binnen een redelijke termijn te herstellen. [eiser] is in de e-mails van 15 augustus 2023 en 25 november 2023 helemaal niet op dat aanbod van [handelsnaam] ingegaan. Sterker nog: [eiser] ontbindt de overeenkomst nog een keer en wil dat [handelsnaam] alle herstelkosten van [onderneming 2] en aanvullende schade aan hem vergoedt. De e-mails van 15 augustus 2023 en 25 november 2023 versterken dan ook het schuldeisersverzuim van [eiser] . Uiteindelijk stuurt [eiser] nog de e-mail van 20 december 2023. Volgens [eiser] heeft hij [handelsnaam] met deze e-mail in de gelegenheid gesteld om de auto te herstellen. Daardoor zou het schuldeisersverzuim van [eiser] zijn geëindigd. De kantonrechter vindt dit standpunt van [eiser] niet redelijk. Daarbij weegt de kantonrechter alles mee wat door partijen over en weer vóór de e-mail van 20 december 2023 is gecommuniceerd. Verder weegt de kantonrechter ook mee dat de email van 20 december 2023 vooral een korte herinnering lijkt te zijn op de e-mail van 25 november 2023, waarin [eiser] nog eist dat [handelsnaam] meewerkt aan herstel door [onderneming 2] en dat [handelsnaam] alle kosten hiervan betaalt. Tijdens de zitting heeft [handelsnaam] ook verklaard dat hij de e-mail van 20 december 2023 als herhaling van de e-mail van 25 november 2023 heeft opgevat. Tot slot weegt de kantonrechter mee dat [eiser] , toen [handelsnaam] niet op de korte e-mail van 20 december 2023 reageerde, ook geen contact meer met [handelsnaam] heeft gezocht om kosteloos herstel door [handelsnaam] verder te bespreken. Dit had – vooral vanwege de onredelijke houding van [eiser] in zijn eerdere emails – wel van [eiser] mogen worden verwacht. Gelet op al deze omstandigheden vindt de kantonrechter dat [eiser] onvoldoende heeft gedaan om zijn schuldeisersverzuim te laten eindigen. Het schuldeisersverzuim van [eiser] is er dus nog steeds. [handelsnaam] heeft geen redelijke gelegenheid gehad om de auto kosteloos voor [eiser] te herstellen.
3.14.
[eiser] heeft tijdens de zitting nog naar voren gebracht dat het eigenlijk geen zin meer heeft om de auto te herstellen. Volgens [eiser] zijn de herstelkosten hoger dan de dagwaarde van de auto en is de auto dus total loss. De kantonrechter begrijpt hieruit dat [eiser] vindt dat de koopovereenkomst moet worden ontbonden, omdat herstel van de auto onmogelijk is of van [handelsnaam] niet gevraagd kan worden. Dit standpunt kan [eiser] niet helpen. Herstel van de auto is nog steeds mogelijk, ook als dat veel gaat kosten. Verder is [handelsnaam] bereid om de auto te onderzoeken en de aanwezige gebreken kosteloos voor [eiser] te herstellen. Herstel kan dus wel van [handelsnaam] worden gevraagd. [handelsnaam] mag overigens zelf kiezen op welke manier, door welke mensen en tegen welke kosten het herstel wordt uitgevoerd.
Geen ontbinding van de koopovereenkomst, geen terugbetaling van de koopprijs
3.15.
Omdat [handelsnaam] geen redelijke gelegenheid heeft gehad om de auto zelf te herstellen, herstel nog wel mogelijk is en [handelsnaam] daartoe ook bereid is, is het nog te vroeg voor ontbinding van de koopovereenkomst (zoals onder 3.3 ook is uitgelegd). De kantonrechter zal de vordering van [eiser] tot ontbinding daarom afwijzen. Door die afwijzing is er geen reden waarom [handelsnaam] de koopprijs aan [eiser] zou moeten terugbetalen. De kantonrechter zal daarom ook die vordering van [eiser] afwijzen.
Geen schadevergoeding voor [eiser]
3.16.
eist verder dat [handelsnaam] hem een schadevergoeding van € 3.871,03 met daarover de wettelijke rente betaalt. Het schadebedrag bestaat volgens [eiser] uit kosten voor de autoverzekering, de wegenbelasting, de schorsing van de auto, het vervoeren van de auto, vervangend vervoer voor een vakantie met zijn gezin naar Turkije, een onderhoudsbeurt en een diagnoserapport. [handelsnaam] wil deze kosten niet aan [eiser] vergoeden.
3.17.
In de wet zijn regels opgenomen over schadevergoeding (artikel 6:74 en verder BW). Deze regels zijn ook van toepassing als sprake is van non-conformiteit bij een consumentenkoop (artikel 7:22 lid 4 BW). Uit de regels volgt dat [eiser] recht heeft op schadevergoeding als [handelsnaam] een non-conforme auto aan hem heeft geleverd, [eiser] daardoor schade heeft geleden en [handelsnaam] met haar verplichting(en) in verzuim is geraakt (artikel 6:74 BW).
3.18.
Of de auto van [eiser] echt non-conform is en of [eiser] daardoor de gevorderde schade heeft geleden, laat de kantonrechter in het midden. [handelsnaam] hoeft de schade van [eiser] hoe dan ook niet te vergoeden, omdat [handelsnaam] niet in verzuim is (geraakt). Dat volgt uit alles wat onder 3.11 tot en met 3.13 is overwogen. De kantonrechter zal de vordering van [eiser] dan ook afwijzen.
Geen vrijwaringsbewijs
3.19.
[eiser] eist ook nog dat [handelsnaam] wordt veroordeeld om hem binnen vier werkdagen in het bezit te stellen van een vrijwaringsbewijs, op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag. De kantonrechter zal deze vordering ook afwijzen, omdat de koopovereenkomst niet wordt ontbonden en [eiser] dus eigenaar van de auto blijft.
Proceskosten
3.20.
[eiser] heeft ongelijk gekregen en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.221,00.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af;
4.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.221,-, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [eiser] niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser] ook de kosten van betekening betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024.