ECLI:NL:RBMNE:2024:7606

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 oktober 2024
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
571277
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming notariële overdrachtsakte en matiging contractuele boete in geschil na overname eenmanszaak

In deze zaak heeft eiser, een ondernemer die zijn eenmanszaak heeft verkocht aan gedaagde, vorderingen ingesteld tot betaling van onbetaalde facturen en een contractuele boete. Eiser stelt dat gedaagde de afspraken in de notariële overdrachtsakte niet is nagekomen door facturen niet te betalen. Gedaagde betwist dit en stelt dat eiser zijn verplichtingen niet is nagekomen door niet de volledige administratie en gereedschappen over te dragen. De rechtbank heeft op 30 oktober 2024 geoordeeld dat gedaagde niet in verzuim is en de vorderingen van eiser heeft afgewezen. In reconventie heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser de afkortzaag en de tacker moet afgeven aan gedaagde, en heeft de contractuele boete gematigd tot € 1.165,00. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/571277 / HA ZA 24-106
Vonnis van 30 oktober 2024
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat: mr. R.S. Schouten,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. G. de Gelder (voorheen mr. [A] ).
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verwijzingsvonnis van 28 februari 2024 en de daarin genoemde stukken;
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte wijziging van eis in conventie, met producties 45 tot en met 47;
  • de brief van 19 augustus 2024 van [gedaagde] , met een aanvulling op productie 5;
  • de mondelinge behandeling van 26 augustus 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
  • de spreekaantekeningen van [eiser] ;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiser] heeft zijn eenmanszaak (verder: de eenmanszaak) verkocht aan [gedaagde] . In de notariële overdrachtsakte staat onder meer dat vanaf 1 januari 2023 alle lasten van de eenmanszaak voor rekening komen van [gedaagde] . Volgens [eiser] is [gedaagde] de afspraken in de notariële overdrachtsakte niet goed nagekomen door een aantal facturen niet te betalen. Verder heeft [eiser] werkzaamheden verricht voor [gedaagde] , maar ook deze factuur heeft [gedaagde] niet betaald. [eiser] vordert daarom betaling van deze facturen en een contractuele boete. [gedaagde] is van mening dat juist [eiser] de afspraken in de notariële overdrachtsakte niet goed is nagekomen, omdat [eiser] niet de volledige administratie en alle gereedschappen heeft overgedragen. [gedaagde] vordert afgifte daarvan en een contractuele boete. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] af. Het oordeel in reconventie luidt dat [eiser] de afkortzaag en de tacker moet afgeven aan [gedaagde] en een contractuele boete van € 1.165,00 moet betalen.

3.De achtergrond van de zaak

3.1.
[eiser] wenste vanwege zijn leeftijd te stoppen met zijn eenmanszaak in [.] . Vanaf medio 2022 waren partijen onder begeleiding van een tussenpersoon in onderhandeling over de overname van de eenmanszaak van [eiser] door [gedaagde] . Op 10 maart 2023 hebben partijen een intentieovereenkomst ondertekend, waarin [gedaagde] de intentie heeft uitgesproken om met terugwerkende kracht per 1 januari 2023 de eenmanszaak van [eiser] over te nemen voor een bedrag van € 116.500,00. Van dit bedrag is € 96.500,00 toegekend aan de goodwill en € 20.000,00 aan de inventaris. Verder is overeengekomen dat partijen zich inspannen om de overdracht zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk 31 maart 2023 te laten plaatsvinden. Uiteindelijk is op 16 juni 2023 de notariële overdrachtsakte gepasseerd en heeft op dat moment de overdracht daadwerkelijk plaatsgevonden.

4.De beoordeling

in conventie
Is [gedaagde] betaling van de facturen verschuldigd?
De vordering en het daartegen gevoerde verweer
4.1.
[eiser] vordert betaling van € 5.324,19, vermeerderd met wettelijke rente. Dit is een optelsom van drie onbetaalde facturen. In de eerste plaats heeft [eiser] de lopende financiële verplichtingen van de eenmanszaak tot 16 juni 2023 moeten voorschieten, terwijl is afgesproken dat vanaf 1 januari 2023 deze kosten voor rekening komen van [gedaagde] . Het gaat om twee facturen van in totaal € 3.218,69. Daarnaast is volgens [eiser] , los van wat is opgenomen in de notariële overdrachtsakte, afgesproken dat na de overname [eiser] een jaar op zzp-basis werkzaamheden zou verrichten voor [gedaagde] . Zo heeft [eiser] in januari en februari 2023 calculatie- en advieswerkzaamheden verricht voor [gedaagde] , wat neerkomt op een bedrag van € 2.105,50. Daarover gaat de derde factuur.
4.2.
Hoewel [gedaagde] niet betwist dat zij de facturen die zien op de lopende financiële verplichtingen van de eenmanszaak in principe moet betalen, staat volgens [gedaagde] een andere afspraak voorop. [gedaagde] doet namelijk een beroep op een toezegging dat [eiser] na het sluiten van de intentieovereenkomst geen kosten meer in rekening zou brengen, waardoor haar betalingsverplichting bij alle facturen (dus ook de factuur die ziet op de in rekening gebrachte de calculatie- en advieswerkzaamheden) is komen te vervallen. Nog een reden waarom [gedaagde] de in rekening gebrachte de calculatie- en advieswerkzaamheden niet hoeft te betalen, is dat [eiser] geen werkzaamheden voor [gedaagde] heeft verricht. De rechtbank oordeelt dat het verweer van [gedaagde] slaagt. Hierna wordt uitgelegd waarom.
[gedaagde] is geen betaling verschuldigd, omdat [eiser] een toezegging heeft gedaan
4.3.
Voor de beantwoording van de vraag wat partijen zijn overeengekomen moet de overeenkomst worden uitgelegd aan de hand van de Haviltex-maatstaf. Het komt niet alleen aan op de bewoordingen van de overeenkomst, maar ook op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs daaraan mochten toekennen en wat zij daarover redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.4.
Vlak voor het ondertekenen van de intentieovereenkomst waren partijen nog in onderhandeling over de koopprijs. Op 9 maart 2023 heeft [eiser] het volgende voorstel gedaan in een e-mail (productie 4 bij conclusie van antwoord):
Zoals eerder gecommuniceerd (01-03-23) hebben wij het bod betreffende de overname van [de eenmanszaak] geaccepteerd.
De Activa is met € 1.500 verlaagd, voor de afgeschreven activa behoeft niet betaald te worden, zodat het volgende bod is overgebleven:
€ 100.000 Goodwill [onderneming]
€ 20.000 Activa [onderneming]
[…]
Beide huidige aandeelhouders hebben een vordering op [gedaagde] BV. [B (voornaam)] voor een bedrag van € …074 en [eiser (voornaam)] voor een bedrag van € 3.500. Dit bedrag staat in Rekening Courant geboekt en heeft niets te maken met de waardebepaling. Als uittredend aandeelhouder eist [eiser (voornaam)] zijn vordering op, wat niet meer dan normaal is. Dit bedrag dient vanuit [gedaagde] B.V. overgemaakt te worden aan [eiser (voornaam)] .
Wat de afrekening van gemaakte kosten in januari/februari/maart betreft:
[…]
Het eerder ingediende overzicht blijft derhalve zoals het nu is.
Dit is geheel volgens eerdere afspraak.
Er zal verder geen onderlinge verrekening meer komen van beide kanten.
Voor de gewerkte uren in januari en februari 2023 zullen wij dus geen nota versturen (een bedrag van rond de € 2.800), dit ondanks de toezegging van jullie zoals opgenomen in de notulen van [B] d.d. 03-01-2023.
Dit is de finale afwikkeling, ook wij zijn, zoals jullie het formuleren, klaar met het gedoe en gezeur. Er is door ons al veel water bij de wijn gedaan, het bovenstaande is reëel en definitief.
[…]
In het licht van bovenstaand voorstel hebben partijen vervolgens op 10 maart 2023 de intentieovereenkomst ondertekend. Op 10 maart 2023 heeft [gedaagde] ook een bedrag van € 3.640,03, dat ziet op het eerder ingediende overzicht zoals aangehaald in de e-mail, betaald aan [eiser] . [gedaagde] mocht er dus van uitgaan dat de
‘gewerkte uren in januari en februari 2023’,wat betrekking heeft op de (al dan niet) verrichte calculatie- en advieswerkzaamheden, niet meer in rekening zouden worden gebracht. Dat [gedaagde] niet bereid was om het inlegkapitaal van € 3.500,00 te voldoen, maakt niet dat het gehele aanbod is komen te vervallen. Op zitting heeft [eiser] namelijk toegelicht dat hij ermee heeft ingestemd dat [gedaagde] in totaal niet meer wilde betalen voor de eenmanszaak dan het eerder gedane bod van € 120.000,00. Hij heeft daarom aan de tussenpersoon (die partijen begeleidde bij de onderhandelingen) laten weten om in verband met fiscale redenen de goodwill met € 3.500,00 te verlagen, waarna de overeenkomsten konden worden ondertekend. De verlaging van de goodwill is ook terug te zien in de intentieovereenkomst. Bovendien blijkt nergens uit dat [eiser] is teruggekomen op zijn e-mail van 9 maart 2023. [eiser] heeft vóór en/of bij de ondertekening van de intentieovereenkomst namelijk geen contact gehad met [gedaagde] .
4.5.
Verder hebben partijen (bij of na ondertekening van de intentieovereenkomst) geen afspraken gemaakt over het scenario dat de overname later plaatsvindt dan op 31 maart 2023. In de intentieovereenkomst staat alleen dat partijen zich inspannen om de overname zo spoedig mogelijk te laten plaatsvinden, maar niet wat de gevolgen zullen zijn als de overname niet plaatsvindt op 31 maart 2023. Partijen hebben op zitting verklaard dat dit niet is besproken, hoewel zij zich wel ervan bewust waren dat de overname hoogstwaarschijnlijk niet op 31 maart 2023 zou plaatsvinden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser] daarmee het risico aanvaard dat hij de eventueel nog doorlopende kosten niet meer in rekening kan brengen bij [gedaagde] .
4.6.
De rechtbank is het dan ook met [gedaagde] eens dat zij geen betaling van de drie facturen is verschuldigd en zal daarom de vordering tot betaling van € 5.234,19 afwijzen. De rechtbank hoeft daarom niet meer te beoordelen of [eiser] de werkzaamheden heeft verricht die zij met de derde factuur in rekening heeft gebracht.
[gedaagde] is geen betaling van de contractuele boete verschuldigd
4.7.
[eiser] vordert (na eiswijziging) betaling van € 93.000,00 aan contractuele boete. Volgens [eiser] is [gedaagde] de notariële overdrachtsakte niet nagekomen door de facturen onbetaald te laten. Daarmee is [gedaagde] op grond van de notariële overdrachtsakte een boete verschuldigd van 1% van de koopprijs per dag dat zij in verzuim is. De rechtbank gaat hier niet in mee. Zoals hiervoor blijkt is [gedaagde] niet in verzuim, zodat deze boete zal worden afgewezen.
Conclusie
4.8.
Kortom, [gedaagde] is de notariële overdrachtsakte goed nagekomen. De rechtbank zal de vorderingen van [eiser] afwijzen.
in reconventie
Vordering tot afgifte van de administratie afgewezen
4.9.
[gedaagde] vordert afgifte van de administratie. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat [eiser] niet de volledige administratie van zijn eenmanszaak heeft overgedragen, terwijl dit wel is overeengekomen in de notariële overdrachtsakte. Zo ontbreken er onder meer pagina’s van meerdere jaarrekeningen, de inkoop- en projectadministratie en debiteur- en crediteurgegevens. De rechtbank zal deze vordering afwijzen.
4.10.
Om te beginnen is de vordering van [gedaagde] onvoldoende gespecificeerd. Het is de rechtbank onvoldoende duidelijk welke stukken of gegevens [gedaagde] precies van [eiser] verlangd. Daarnaast heeft [eiser] gemotiveerd betwist dat hij niet de volledige administratie heeft afgegeven. Zo heeft [eiser] op zitting verklaard dat hij alle papieren administratie heeft gedigitaliseerd en op twee gegevensdragers heeft opgeslagen. Deze gegevensdragers zijn vervolgens aan de tussenpersoon van partijen overhandigd, zodat [gedaagde] deze gegevensdragers kon ophalen. Dat heeft [gedaagde] ook gedaan. [gedaagde] heeft tegen deze betwisting onvoldoende concrete en specifieke feiten en omstandigheden ingebracht die wijzen op het tegendeel. Verder heeft [gedaagde] haar stelling niet onderbouwd met een verklaring van de betreffende tussenpersoon. Naar het oordeel van de rechtbank lag dat wel op haar weg. De tussenpersoon is namelijk de boekhouder geweest van de eenmanszaak van [eiser] en is nu de boekhouder van [gedaagde] . Een boekhouder is verantwoordelijk voor de financiële administratie van een bedrijf. Het is dan ook voor de hand liggend dat de tussenpersoon precies zou kunnen verklaren wat er ontbreekt aan de administratie en sinds wanneer dat het geval is. Bovendien blijkt nergens uit dat [eiser] er enig belang bij heeft om eventueel stukken of gegevens achter te houden. [eiser] is namelijk gestopt met zijn eenmanszaak en daardoor geen concurrent meer van [gedaagde] . De rechtbank zal daarom de vordering tot afgifte van de administratie afwijzen.
[eiser] moet de afkortzaag en de tacker afgeven aan [gedaagde]
4.11.
[gedaagde] vordert ook afgifte van gereedschappen. Volgens [gedaagde] zijn in ieder geval de afkortzaag, decoupeerzaag en tacker (een nietpistool) niet overgedragen conform de notariële overdrachtsakte. De rechtbank oordeelt dat [eiser] de afkortzaag en de tacker moet afgeven aan [gedaagde] . De rechtbank licht dit hierna toe.
4.12.
In de notariële overdrachtsakte staat dat de feitelijke bezitsverschaffing van roerende zaken direct na het passeren van de overdrachtsakte moet plaatsvinden. De verkochte inventaris omvat alles wat aanwezig is in de bedrijfshal en wat is opgenomen in de activalijst.
4.13.
[eiser] heeft erkend dat de afkortzaag en de tacker onderdeel zijn van het verkochte, en dat hij deze zaken nog onder zich heeft. Dus moet [eiser] in principe de afkortzaag en de tacker afgeven aan [gedaagde] . Dit is alleen anders als blijkt dat [eiser] rechtsgeldig zijn retentierecht (artikel 3:290 BW jo. 6:52 BW) heeft ingeroepen.
Aan [eiser] komt geen beroep op zijn retentierecht toe
4.14.
[eiser] stelt namelijk dat hij bevoegd was om de afkortzaag en de tacker onder zich te houden totdat [gedaagde] de facturen heeft betaald. Het verweer van [eiser] slaagt niet, omdat [gedaagde] deze facturen niet hoeft te betalen. Dat blijkt uit wat de rechtbank eerder in dit vonnis oordeelde.
Geen afgifte van andere gereedschappen
4.15.
De decoupeerzaag en eventuele andere gereedschappen hoeft [eiser] niet af te geven. [gedaagde] heeft namelijk onvoldoende onderbouwd welke gereedschappen naast de afkortzaag en de tacker nog meer moeten worden overgedragen aan [gedaagde] . De activalijst die als bijlage is opgenomen in de notariële overdrachtsakte spreekt alleen van
‘gereedschappen’. Daarnaast heeft [eiser] aangevoerd dat de inventarislijst die eerder is opgemaakt, en waarop onder meer de decoupeerzaag staat vermeld, geen onderdeel uitmaakt van de overeenkomst. De inventarislijst was volgens hem opgesteld om in kaart te brengen welke zaken [eiser] voor de eenmanszaak heeft aangekocht en wat de waarde hiervan is. Het ging dus om een indicatie om de onderhandelingen te beginnen. Om die reden wordt in de notariële overdrachtsakte niet verwezen naar de inventarislijst, maar naar de activalijst en naar alles wat aanwezig is in de bedrijfshal. [gedaagde] heeft hier te weinig tegenin gebracht. Uit het feit dat [eiser] de notaris heeft verzocht om de definitie van de verkochte inventaris te wijzigen van
‘de inventarislijst’naar
‘conform de activalijst en alles wat aanwezig is in de bedrijfshal’, volgt juist dat de inventarislijst geen onderdeel is geweest van de overeenkomst. Niet gebleken is dat [gedaagde] tegen de wijziging in de notariële overdrachtsakte bezwaar had. De rechtbank zal daarom [eiser] alleen veroordelen tot afgifte van de afkortzaag en de tacker. [gedaagde] heeft geen termijn daarvoor gevorderd en daarom zal de rechtbank bepalen dat dit binnen een redelijke termijn, die in dit geval op 14 dagen wordt bepaald, zal moeten plaatsvinden.
[eiser] moet een contractuele boete van € 1.165,00 betalen
4.16.
[gedaagde] vordert € 96.500,00 aan contractuele boete. [gedaagde] stelt dat [eiser] een contractuele boete heeft verbeurd, omdat hij de notariële overdrachtsakte niet is nagekomen door niet de volledige administratie en de gereedschappen af te geven. De rechtbank matigt die boete tot € 1.165,00. Dit wordt hierna toegelicht.
4.17.
De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat [eiser] de afkortzaag en de tacker ten onrechte onder zich heeft gehouden. Daarmee is [eiser] een verplichting uit de notariële overdrachtsakte niet nagekomen. In de notariële overdrachtsakte staat dat als een partij na de ingebrekestelling nog tien dagen (de dag van de ingebrekestelling hierbij meegeteld) in gebreke blijft in de nakoming van zijn verplichting, die partij dan een boete van 1% van de koopprijs is verschuldigd per dag dat hij in verzuim is.
4.18.
In de brief van 31 juli 2023 (productie 20 bij dagvaarding) heeft [gedaagde] [eiser] gesommeerd om alsnog de afkortzaag en de tacker binnen tien dagen af te geven, maar [eiser] heeft dat niet gedaan. Dat betekent dat [eiser] al 448 dagen in verzuim is, wat neerkomt op een boetebedrag van € 521.920,00. [1] Aangezien [gedaagde] het boetebedrag bij wijze van voorschot heeft beperkt tot € 96.500,00, is in principe dat bedrag toewijsbaar.
Beroep op matiging slaagt grotendeels
4.19.
Echter, [eiser] voert aan dat de boete van € 96.500,00 moet worden gematigd tot nihil. De afkortzaag en de tacker hebben namelijk vrijwel geen waarde meer. Het gaat om twee stuks tweedehands gereedschap van ruim 3 jaar oud die inmiddels ook zijn afgeschreven.
4.20.
Het beroep van [eiser] op matiging van de boete slaagt grotendeels. Uit artikel 6:94 lid 1 BW volgt dat de rechtbank op verlangen van de schuldenaar een contractuele boete kan matigen. Voorop staat dat matiging van een contractuele boete met terughoudendheid moet worden toegepast. Een contractuele boete dient namelijk als prikkel tot nakoming van de overeenkomst. Een contractuele boete komt pas voor matiging in aanmerking als sprake is van een buitensporig en daarom een onaanvaardbaar resultaat. Hierbij speelt de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, de aard van de overeenkomst, de inhoud en strekking van de boetebepaling, de omstandigheid waaronder de boetebepaling is ingeroepen en de omstandigheden van de totstandkoming van de boetebepaling een rol. [2]
4.21.
De rechtbank is van oordeel dat betaling van een contractuele boete van € 96.500,00 zou leiden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat. En al helemaal als het hierbij alleen nog maar om een voorschot op de integrale boete zou gaan. Dat wil niet zeggen dat [eiser] dan helemaal geen contractuele boete is verschuldigd. Uit de tekst van de boetebepaling volgt namelijk dat een boete niet alleen strekt tot vergoeding van de schade, maar ook dient als prikkel tot nakoming van de notariële overdrachtsakte. De rechtbank zal daarom de boete matigen tot een bedrag van € 1.165,00 om de volgende redenen.
4.22.
In dit geval is er sprake van een evidente wanverhouding tussen de gevorderde boete en de schade. [gedaagde] heeft op zitting toegelicht dat zijzelf ook afkortzagen en tackers heeft. [gedaagde] heeft dus geen schade geleden. Zelfs als dit wel het geval zou zijn geweest, blijft er sprake van een wanverhouding. De hoogte van de schade zou namelijk ongeveer € 800,00 zijn, omdat dit de prijs is van een nieuwe afkortzaag en een tacker samen. Verder overweegt de rechtbank dat het hier gaat om een eenheidsboete. Dat wil zeggen dat de boetebepaling geen mogelijkheid biedt om het bedrag aan de hand van de aard en de ernst van de overtreding aan te passen. Daar komt bij dat niet is gebleken dat [eiser] en [gedaagde] hebben onderhandeld over deze boetebepaling. In de intentieovereenkomst van 10 maart 2023 is namelijk geen boetebepaling opgenomen, maar in de notariële overdrachtsakte wel. De notaris heeft deze overdrachtsakte opgesteld en een algemene en vaker gebruikte boetebepaling opgenomen. Partijen hebben een volmacht afgegeven aan de notaris, zodat de overdrachtsakte namens hen is ondertekend. Dit alles maakt dat de rechtbank de contractuele boete zal matigen tot een bedrag van € 1.165,00, te weten 1% van de koopprijs van de eenmanszaak. De rechtbank zal [eiser] dan ook veroordelen tot betaling van dit bedrag. Dit is geen voorschot, maar de gehele boete.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.23.
De rechtbank zal de veroordelingen in reconventie uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals door [gedaagde] is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
in conventie en reconventie
Proceskosten gecompenseerd
4.24.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
in reconventie
5.2.
veroordeelt [eiser] tot afgifte van de afkortzaag en de tacker aan [gedaagde] binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis,
5.3.
veroordeelt [eiser] om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van € 1.165,00 aan
contractuele boete,
5.4.
verklaart 5.2 en 5.3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in conventie en reconventie
5.6.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S.T. Belt en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2024.
5315

Voetnoten

1.Dit boetebedrag is berekend tot en met de dag van dit vonnis. Eén procent van de koopprijs bedraagt € 1.165,00.
2.HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6638.