Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- het verwijzingsvonnis van 28 februari 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens houdende akte wijziging van eis in conventie, met producties 45 tot en met 47;
- de brief van 19 augustus 2024 van [gedaagde] , met een aanvulling op productie 5;
- de mondelinge behandeling van 26 augustus 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
- de spreekaantekeningen van [eiser] ;
- de spreekaantekeningen van [gedaagde] .
2.De kern van de zaak
3.De achtergrond van de zaak
4.De beoordeling
‘gewerkte uren in januari en februari 2023’,wat betrekking heeft op de (al dan niet) verrichte calculatie- en advieswerkzaamheden, niet meer in rekening zouden worden gebracht. Dat [gedaagde] niet bereid was om het inlegkapitaal van € 3.500,00 te voldoen, maakt niet dat het gehele aanbod is komen te vervallen. Op zitting heeft [eiser] namelijk toegelicht dat hij ermee heeft ingestemd dat [gedaagde] in totaal niet meer wilde betalen voor de eenmanszaak dan het eerder gedane bod van € 120.000,00. Hij heeft daarom aan de tussenpersoon (die partijen begeleidde bij de onderhandelingen) laten weten om in verband met fiscale redenen de goodwill met € 3.500,00 te verlagen, waarna de overeenkomsten konden worden ondertekend. De verlaging van de goodwill is ook terug te zien in de intentieovereenkomst. Bovendien blijkt nergens uit dat [eiser] is teruggekomen op zijn e-mail van 9 maart 2023. [eiser] heeft vóór en/of bij de ondertekening van de intentieovereenkomst namelijk geen contact gehad met [gedaagde] .
‘gereedschappen’. Daarnaast heeft [eiser] aangevoerd dat de inventarislijst die eerder is opgemaakt, en waarop onder meer de decoupeerzaag staat vermeld, geen onderdeel uitmaakt van de overeenkomst. De inventarislijst was volgens hem opgesteld om in kaart te brengen welke zaken [eiser] voor de eenmanszaak heeft aangekocht en wat de waarde hiervan is. Het ging dus om een indicatie om de onderhandelingen te beginnen. Om die reden wordt in de notariële overdrachtsakte niet verwezen naar de inventarislijst, maar naar de activalijst en naar alles wat aanwezig is in de bedrijfshal. [gedaagde] heeft hier te weinig tegenin gebracht. Uit het feit dat [eiser] de notaris heeft verzocht om de definitie van de verkochte inventaris te wijzigen van
‘de inventarislijst’naar
‘conform de activalijst en alles wat aanwezig is in de bedrijfshal’, volgt juist dat de inventarislijst geen onderdeel is geweest van de overeenkomst. Niet gebleken is dat [gedaagde] tegen de wijziging in de notariële overdrachtsakte bezwaar had. De rechtbank zal daarom [eiser] alleen veroordelen tot afgifte van de afkortzaag en de tacker. [gedaagde] heeft geen termijn daarvoor gevorderd en daarom zal de rechtbank bepalen dat dit binnen een redelijke termijn, die in dit geval op 14 dagen wordt bepaald, zal moeten plaatsvinden.