ECLI:NL:RBMNE:2024:7605

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
573619
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbetwiste vordering tot terugbetaling van een geldlening met compensatie van proceskosten

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een lening van € 28.800,00 verstrekt aan gedaagde, die op een geheim adres woont. Gedaagde heeft deze lening niet volledig terugbetaald, waarop eiser een vordering heeft ingesteld voor een bedrag van € 26.900,00, vermeerderd met rente en kosten. Gedaagde heeft geen verweer gevoerd tegen deze vordering. Tijdens de mondelinge behandeling op 7 oktober 2024 hebben beide partijen verzocht om aanhouding van de zaak, wat door de rechtbank is toegestaan. Vervolgens hebben zij in brieven van 23 oktober 2024 gevraagd om vonnis. Eiser heeft zijn eis gewijzigd en gedaagde heeft haar oorspronkelijk verweer ingetrokken. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser toegewezen, omdat deze niet ongegrond of onrechtmatig werden geacht. Gedaagde wordt niet veroordeeld in de proceskosten, omdat eiser heeft aangegeven geen proceskostenveroordeling meer te verlangen. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat inhoudt dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt. De rechtbank heeft in haar beslissing bepaald dat gedaagde aan eiser moet betalen een bedrag van € 26.900,00, vermeerderd met wettelijke rente, en € 1.044,00 aan buitengerechtelijke kosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.G. van Ommeren op 4 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/573619 / HA ZA 24-200
Vonnis van 4 december 2024
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser,
advocaten: mr. J.A. Olydam & mr. Y. Pletting,
tegen
[gedaagde],
wonende op een geheim adres,
gedaagde,
advocaten: mr. K. Bozia & mr. P. Haricharan.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 27 maart 2024, met producties 1 tot en met 20;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 6;
  • de brief van 19 september 2024 van [gedaagde] , met productie 7;
  • de brief van 26 september 2024 van [eiser] , met producties 21 tot en met 24;
  • de brief van 27 september 2024 van [gedaagde] , met productie 8;
  • de brief van 30 september 2024 van [eiser] met producties 25 tot en met 27;
  • de mondelinge behandeling van 7 oktober 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt;
  • de spreekaantekeningen van [eiser] ;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde] ;
  • de brief van 23 oktober 2024 van [eiser] ;
  • de brief van 23 oktober 2024 van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern

[eiser] heeft een lening van € 28.800,00 verstrekt aan [gedaagde] , maar [gedaagde] heeft deze niet volledig terugbetaald. [eiser] vordert daarom betaling van € 26.900,00, vermeerderd met rente en kosten. Hierop heeft [gedaagde] geen verweer gevoerd. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiser] toe.

3.De beoordeling

3.1.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen verzocht om aanhouding van de zaak, wat de rechtbank heeft toegestaan. Hierna hebben beide partijen in de brieven van 23 oktober 2024 gevraagd om vonnis. Daarnaast heeft [eiser] zijn eis gewijzigd en [gedaagde] haar oorspronkelijk verweer ingetrokken.
3.2.
De vorderingen van [eiser] komen de rechtbank niet ongegrond of onrechtmatig voor en zullen daarom worden toegewezen als volgt onder de beslissing.
3.3.
Hoewel [gedaagde] in het ongelijk wordt gesteld, zal zij niet worden veroordeeld in de proceskosten. [eiser] heeft namelijk in zijn eiswijziging uitdrukkelijk vermeld geen proceskostenveroordeling meer te verlangen. De proceskosten zullen daarom tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.4.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zoals [eiser] heeft gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 26.900,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 5 juni 2018, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 1.044,00 aan buitengerechtelijke kosten,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024.
5315