Deze uitspraak betreft het verzet van de gestelde gemachtigde, H.W.M. van Mil, namens [oppossante], tegen de uitspraak van de rechtbank van 9 oktober 2024, waarin het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit gebeurde omdat er geen machtiging was ingediend waaruit bleek dat de gemachtigde bevoegd was om namens [oppossante] beroep in te dienen. De zitting voor het verzet vond plaats op 11 december 2024, waarbij de gestelde gemachtigde aanwezig was, maar de verweerder niet. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de gemachtigde niet in staat was om de vereiste machtiging te overleggen, ondanks dat hij aangaf deze wel te hebben. De rechtbank heeft de situatie van de bejaarde vrouw, die lijdt aan Alzheimer, in overweging genomen, maar benadrukt dat de wet een machtiging vereist. De rechtbank heeft geoordeeld dat het verzet ongegrond is en de eerdere uitspraak blijft staan. De beslissing is openbaar uitgesproken op 20 december 2024.