ECLI:NL:RBMNE:2024:76

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
16-234004-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geweldsdelicten en diefstal met pepperspray in Utrecht Centraal

In de nacht van 14 september 2023 hebben de verdachten in de stationshal van Utrecht Centraal op meerdere momenten geweld gebruikt tegen twee slachtoffers. Het eerste slachtoffer werd beroofd van een ring, waarbij hij met pepperspray in zijn ogen werd gespoten. De verdachten hebben geen verantwoordelijkheid genomen voor hun daden en hebben de schuld buiten zichzelf gelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten op geen enkel moment de verantwoordelijkheid voor hun handelen hebben genomen. De rechtbank heeft de verdachten veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden. In het geval van een van de verdachten is ook de tenuitvoerlegging van twee eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraffen gelast. De rechtbank heeft de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de eerdere veroordelingen van de verdachte meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-234004-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 januari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1993] te [geboorteplaats] (Polen)
ingeschreven op het adres: [adres] , [woonplaats] (Polen)
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande
gedetineerd in de [verblijfplaats]
hierna te noemen: verdachte

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 december 2023.
Het onderzoek is – met instemming van de officier van justitie en de verdediging - op 12 januari 2024 enkelvoudig gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. J. Boon en van de standpunten van verdachte en mr. S.R. den Toonder, advocaat te Amsterdam.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 op 14 september 2023 in Utrecht, samen met anderen, met geweld [slachtoffer 1] heeft beroofd van een ring;
feit 2 op 14 september 2023 pepperspray voorhanden heeft gehad;
feit 3 op 14 september 2023 te Utrecht, nadat dat hem bevolen was, niet heeft meegewerkt aan een ademanalyse onderzoek;
feit 4 op 14 september 2023 in Utrecht, samen met anderen openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] .

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 ten laste gelegde.
De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat verdachte en zijn medeverdachten het oogmerk hadden om de ring weg te nemen. Niet vastgesteld kan worden dat er tussen de drie verdachten afspraken waren gemaakt en overeenstemming was over het stelen van de ring. Het spuiten met pepperspray door verdachte vond tevoren plaats en is geen bijdrage aan de later gepleegde diefstal. Zijn medeverdachten wisten niet dat hij dit zou doen. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft de ring van het slachtoffer weggenomen.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Feit 1
Op 14 september 2023 deed [slachtoffer 1] aangifte en verklaarde – zakelijk weergegeven -:
Op 14 september 2023 kwam ik op het treinstation van Utrecht-Centraal aan. Ik nam omstreeks 02.45 uur plaats op een bankje in de stations passage. Ik zag dat er twee Poolse mannen op het bankje zaten. Enkele minuten later zag ik dat er nog een Poolse man aangelopen kwam. [2] Ik hoorde dat de mannen weer in het Pools met elkaar aan het praten waren. Ik zag dat man 2 voor mij kwam staan. Ik zag dat man 2 een klein zwart flesje in zijn hand had. Ik voelde dat de man met het flesje in mijn rechteroog spoot. Ik voelde dat mijn rechteroog begon te branden. Ik stond op en ik probeerde langzaam weg te lopen. Ik zag dat man 2 achter mij aan liep en weer voor mij ging staan. Ik zag dat man 2 weer op een halve meter afstand voor mij stond. Ik zag dat de man weer met het zwarte flesje richting mijn gezicht ging. Ik voelde dat de man een paar seconden lang in mijn gezicht spoot. Ik kreeg in allebei de ogen een extreem branderig gevoel. Ik probeerde weg te rennen. Ik voelde dat alle drie de mannen om mij heen stonden. Ik voelde dat de mannen aan mijn handen zaten. Ik voelde dat de mannen mijn ring van mijn rechter duim probeerden te halen. Ik zei meermaals dat de ring niets waard was en dat het geen zin had om die mee te nemen Ik voelde dat de ring van mijn vinger schoof en dat de mannen deze van mij hadden weggenomen. Dit was een zilveren ring met Romeinse cijfers aan de buitenkant. Ik voelde dat de mannen ook mijn andere ring, die om mijn rechter ringvinger zat, probeerden weg te nemen Ik rende rechtdoor richting de stationshal. [3]
Door verbalisant [verbalisant 1] werden op 14 september 2023 de camerabeelden bekeken die betrekking hadden op de diefstal met geweld op het stationsplein te Utrecht op 14 september 2023. Door verbalisant werd het volgende bevonden. [4]
Verdachte 1: [verdachte] .
Verdachte 2: [medeverdachte 1]
Verdachte 3: donker haar, zwarte korte broek, damesfiets en deken met zwart/wit zebraprint. [5]
- 02.37.56 uur: Ik zag dat [verdachte] op het slachtoffer afliep, zijn rechterarm strekte en wees in de richting van het slachtoffer. Ik zag dat [verdachte] een klein zwart voorwerp in zijn rechterhand hield. Vervolgens zag ik dat er een vloeistof in het gezicht van het slachtoffer gespoten werd. Ik zag dat het slachtoffer met zijn linkerhand naar zijn gezicht greep;
- 02.39.46 uur: Ik zag dat het slachtoffer op stond en de 3 verdachten nog om hem heen stonden. Ik zag dat het slachtoffer richting de ingang van het station liep. Ik zag dat het slachtoffer stil ging staan en zich omdraaide. Ik zag dat het slachtoffer zijn rechterhand nog op zijn gezicht hield. Vervolgens zag ik [medeverdachte 1] in de richting van het slachtoffer lopen; [6] - 02.40.15 uur: Ik zag dat [medeverdachte 1] de hand van het slachtoffer beet pakte met zijn linkerhand en hem weghaalde van zijn gezicht;
- 02.40.25 uur: Ik zag dat [verdachte] ook richting het slachtoffer en [medeverdachte 1] liep. Ik zag dat [verdachte] zijn hand uit zijn rechterzak haalde en naar het gezicht van het slachtoffer bracht. Vervolgens zag ik dat het slachtoffer een lichte buiging door zijn knieën maakte;
- 02.40.50 uur: Ik zag dat het slachtoffer probeerde weg te lopen van de verdachte. Ik zag dat [medeverdachte 1] nog steeds de rechterhand van het slachtoffer vasthield. Ik zag dat verdachte 3 links van het slachtoffer stond en zijn weg blokkeerde en hem tegenhield met zijn linkerhand; [7] - 02.40.57 uur: Ik zag dat [medeverdachte 1] zijn rechterbeen omhoog haalde en uithaalde naar het slachtoffer en hem raakte ter hoogte van zijn buik/bovenbenen;
- 02.41.01 uur: Ik zag dat [medeverdachte 1] nog steeds de rechterarm van het slachtoffer vasthield. Ik zag dat verdachte 3 zijn weg blokkeerde en een arm om hem heen hield;
- 02.41.13 uur: Ik zag dat het slachtoffer los kwam van [medeverdachte 1] en verdachte 3. Ik zag dat het slachtoffer richting de ingang van het station liep. Ik zag dat [medeverdachte 1] naar zijn handen keek. Ik zag dat [verdachte] en verdachte 3 ook naar de handen van [medeverdachte 1] keken; [8] - 02.41.18 uur: Ik zag dat [medeverdachte 1] met zijn linkerarm een gooiende beweging maakte richting het slachtoffer. [9]
Door verbalisant [verbalisant 2] werd de man (de rechtbank begrijpt de man die als verdachte 3 is aangeduid) die op de camerabeelden van het Stationsplein te Utrecht van 14 september 2023 te zien is, herkend als [medeverdachte 2] . Verbalisant herkende [medeverdachte 2] onder andere aan zijn zwarte haar, zwarte korte broek en opvallende deken. [10]
Op 14 september 2023 kreeg verbalisant [verbalisant 3] opdracht om een zoekslag te maken naar de ring die door de verdachten op het Stadsplateau te Utrecht zou zijn weggegooid. Door verbalisant werd het volgende bevonden.
Ik, verbalisant, hoorde van collega, [verbalisant 4] , dat de ring er als volgt uit zag: zilveren ring met aan de buitenzijde meerdere Romeinse cijfers. Ik zag op het Stadsplateau de betreffende ring liggen. Ik zag dat het een zilveren ring betrof met aan de buitenzijde meerdere Romeinse cijfers. [11]
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft - zakelijk weergegeven -verklaard dat hij op 14 september 2023 met twee vrienden op het Stationsplein in Utrecht was. [12] Hij had het slachtoffer geschopt. [13]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft – zakelijk weergegeven – verklaard dat hij op 14 september 2023 omstreeks 02.45 uur op het station in Utrecht was. [14] Er waren twee Poolse mannen bij hem komen staan (
de rechtbank begrijpt dat verdachte hiermee [verdachte] en [medeverdachte 1] bedoelt). Er kwam een jongen naar hem toe en één van die Poolse mannen spoot die jongen met pepperspray. [15]
Verdachte heeft op 22 december 2023 – zakelijk weergeven – verklaard:
Ik heb op 14 september 2023 het slachtoffer pepperspray in zijn ogen gespoten. [16]
Bewijsoverwegingen
Oogmerk
De verdediging heeft aangevoerd dat niet vastgesteld kan worden dat verdachten het oogmerk op de diefstal van de ring hadden.
De rechtbank overweegt het volgende.
Op het moment dat [slachtoffer 1] wegloopt van de drie verdachten gaan zij alle drie, zonder dat daarvoor enige aanleiding is, achter hem aan. Verdachten hebben vervolgens alle drie een eigen rol in het geweld dat tegen [slachtoffer 1] wordt gebruikt vanaf het moment dat [medeverdachte 1] de hand van [slachtoffer 1] , met aan de duim de later weggenomen ring, vastpakt en vast blijft houden: het spuiten van pepperspray door [verdachte] , het tegenhouden en blokkeren van [slachtoffer 1] zodat hij niet weg kan door [medeverdachte 2] en het trappen in de buik van [slachtoffer 1] door [medeverdachte 1] .
Pas nadat [medeverdachte 1] de ring van de duim van [slachtoffer 1] in zijn hand heeft, laten zij [slachtoffer 1] gaan en kijken alle drie naar de ring die [medeverdachte 1] in zijn hand heeft.
De ring die verbalisant [verbalisant 3] even later aan de hand van de camerabeelden vindt vertoont een zeer sterke gelijkenis met de beschrijving die [slachtoffer 1] van zijn gestolen ring heeft gegeven.
Daarnaast heeft aangever verklaard dat hij voelde dat, nadat de ring van zijn duim was gehaald, ook geprobeerd werd een andere ring van zijn rechter ringvinger weg te nemen. Daarmee is voor de rechtbank uitgesloten dat de ring per ongeluk van de duim van het slachtoffer is geraakt.
Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm en het handelen van verdachte en zijn medeverdachten bestond bij hen naar het oordeel van de rechtbank het oogmerk om de ring van aangever weg te nemen.
Dat [medeverdachte 1] de ring daarna weggooit doet daar niet aan af, Kennelijk had men na de diefstal gezien dat de ring, zoals aangever heeft verklaard, geen waarde had.
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden, het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4
Door verbalisant [verbalisant 5] werden op 19 september 2023 de camerabeelden bekeken die betrekking hadden op een vechtpartij die had plaatsgevonden in de Stationshal van Utrecht Centraal op 14 september 2023. Dit betroffen de aangehouden verdachten:
- [medeverdachte 2] ;
- [verdachte] ;
- [medeverdachte 1] .
Door verbalisant werd het volgende bevonden. [17]
- 01.12.12 uur. Ik zag dat er een man via de Jaarsbeurszijde de stationshal van Utrecht-Centraal in liep. Na controle bleek dit te zijn: [slachtoffer 2] ; [18] - 01:19:17 uur. Ik zag dat het slachtoffer de stationshal uitliep.
- 01:19:47 uur. Ik zag dat het slachtoffer richting de verdachten liep. [19] - 01:20:34 uur. Ik zag dat verdachte [verdachte] naar het slachtoffer liep;
- 01:20:04 uur. Ik zag dat [medeverdachte 2] het slachtoffer een duw gaf ter hoogte van zijn borst; [20] - 01:20:58 uur. Ik zag dat [medeverdachte 2] met kracht een beweging maakte met zijn rechterarm; [21] - 01:21:16 uur. Ik zag dat het slachtoffer weg rende richting de stationshal;
- 01:22:13 uur. Ik zag toen dat alle drie de verdachten met versnelde pas richting het slachtoffer liepen; [22] - 1:22:29 uur. Ik zag dat het slachtoffer zijn t- shirt uit deed. Ik zag dat hij op zijn knieën ging zitten. Ik zag dat hij zijn handen richting zijn rug bracht. Ik zag dat alle drie de verdachten om het slachtoffer heen gingen staan; [23] - 01:22:32 uur. Ik zag dat de verdachten vlak voor het slachtoffer gingen staan. Ik zag dat [medeverdachte 2] zijn armen en zijn rechterbeen naar achteren bracht. Ik zag dat zijn rechter knie met kracht tegen het gezicht van het slachtoffer kwam. Ik zag dat het slachtoffer toen naar achteren rolde. Ik zag dat het slachtoffer snel opstond en richting zijn schoenen rende. [24] - 01:22:55 uur. Ik zag dat de verdachten toen omkeerden en met brede armen richting het slachtoffer liepen. Ik zag dat [medeverdachte 2] het slachtoffer een duw gaf. Ik zag dat het slachtoffer richting een glazen wand werd geduwd; [25] - 01:22:59 uur. Ik zag dat [medeverdachte 2] met kracht zijn rechter knie richting het lichaam van de verdachte bewoog. Ik zag dat door de kracht het achterhoofd van het slachtoffer met kracht tegen de glazen wand aankwam;
- 01:23:04 uur. Ik zag dat [medeverdachte 2] de armen van het slachtoffer in een klem hield; [26] - 01:23:10 uur. Ik zag dat [medeverdachte 2] het slachtoffer nog steeds klem hield. Ik zag dat hij met kracht twee kniestoten gaf ter hoogte van de onderrug van het slachtoffer; [27] - 01:23:12 uur. Ik zag dat [medeverdachte 2] zijn rechterarm naar achteren bewoog. Ik zag dat hij zijn arm met kracht en snelheid richting het gezicht van het slachtoffer bewoog. Ik zag dat het slachtoffer werd geraakt ter hoogte van zijn rechterkaak. Ik zag dat het slachtoffer met zijn buik op de grond viel; [28]
- 01:23:24 uur. Ik zag dat [medeverdachte 1] zijn rechter been omhoog deed. Ik zag dat hij zijn voet met kracht naar beneden bewoog. Ik zag dat de benen van het slachtoffer trilde toen [medeverdachte 1] zijn rechtervoet naar beneden bewoog;
01:23:59 uur. Ik zag dat het slachtoffer om zijn rechter voet omhoog deed. Het slachtoffer heeft 44 seconden zonder been en voet beweging op de grond gelegen. [29] - 01:26:25 uur. Ik zag dat het slachtoffer in de stationshal stond. Ik zag dat hij met zijn rechterhand naar zijn gezicht greep;
- 01:26:40 Ik zag dat verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] de stationshal in renden; [30] - 01:26:45 Ik zag dat verdachte [verdachte] het slachtoffer op zijn rug duwde. Ik zag dat hij tegelijkertijd met zijn linkervoet het slachtoffer tackelde. Ik zag dat het slachtoffer enkele meters uit balans werd gebracht;
- 01:26:50 uur. Ik zag dat [medeverdachte 1] en [verdachte] achter het slachtoffer aan bleven lopen in de stationshal; [31]
- 01:27:01 uur. Ik zag dat het slachtoffer een beweging maakte met zijn hand. Ik zag dat dit een stopteken was. Ik zag dat [medeverdachte 1] met zijn rechterhand en linkerhand twee vuistslagen gaf ter hoogte van het gezicht van het slachtoffer; [32] - 01:27:17 uur. Ik zag dat [medeverdachte 1] met kracht zijn linkerhand richting het gezicht van het slachtoffer bewoog;
- 01:27:40 uur. Ik zag toen dat [medeverdachte 1] en [verdachte] wegliepen; [33] - 01:28:19 uur. Ik zag dat er een medewerker van de NS richting het slachtoffer liep. Ik zag dat de verdachten toen richting het slachtoffer bewogen. Ik zag dat de medewerker van de NS de verdachten moest tegenhouden;
- 01:28:24 uur. Ik zat dat [verdachte] met zijn rechterhand een platte hand klap gaf. Ik zag hij het slachtoffer op de linkerzijde van zijn gezicht raakte. [34]
Verdachte heeft op 22 december 2023 – zakelijk weergeven – verklaard:
Ik heb op 14 september 2023 het slachtoffer geslagen. [35]
Bewijsoverweging
De rechtbank acht, gelet op voornoemde feiten en omstandigheden en de verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met zijn medeverdachten openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] .
Feit 2 en feit 3
De rechtbank acht de feiten wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten bekend. De verdediging heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden, gelet op artikel 359 lid 3 van het Wetboek van Strafvordering, met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 22 december 2023;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 14 september 2023, genummerd PL0900-2023280329-9 opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , doorgenummerd pagina 77 (van het proces-verbaal met nummer PL0900-2023280445);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, met bijlagen, van 14 september 2023, genummerd PL0900-2023280329-16, opgemaakt door verbalisant [verbalisant 5] , doorgenummerd pagina 79 (van het proces-verbaal met nummer PL0900-2023280445);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal gebruik middelen bij geweldsdelicten van 14 september 2023, genummerd PL0900-2023280329-1, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 7] , doorgenummerd pagina 96 (van het proces-verbaal met nummer PL0900-2023280445).
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben geen betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1
op 14 september 2023 te Utrecht tezamen en in vereniging met anderen, een ringdie geheel aan [slachtoffer 1] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, bestaande het geweld uit
- in zijn oog)en te spuiten met pepperspray en
- zijn hand(en) met kracht vast te pakken/houden en
- tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen en
- een ring met kracht van zijn vinger te trekken;
2
op 14 september 2023 te Utrecht een wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
3
op 14 september 2023 te Utrecht opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 184 Wetboek van Strafrecht, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant 7] , belast met en/ het opsporen en onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd mee te werken aan het onderzoek uitgeademde lucht, hieraan geen gevolg te geven;
4
op 14 september 2023 te Utrecht openlijk, te weten, Stationshal, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] , bestaande het geweld uit:
- meerdere malen met kracht te slaan tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer 2] en
- meerdere malen met kracht te schoppen tegen het lichaam, van die [slachtoffer 2] , ook toen hij bewegingsloos op de grond lag en
- met kracht een knietje te geven tegen het gezicht van die [slachtoffer 2] en
- meerdere malen met kracht te duwen tegen het lichaam, van die [slachtoffer 2] en
- met kracht de armen van die [slachtoffer 2] vast te pakken en vast te houden en op zijn rug te houden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1 diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
feit 2 handelen in strijd met artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie, en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
feit 3 opzettelijk niet voldoen aan een bevel of vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten;
feit 4 openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 16 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht verdachte een straf op te leggen die niet hoger is dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en bij de bepaling van de strafmaat rekening te houden met de beperkte rol van verdachte ten aanzien van de onder feit 4 ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte en zijn medeverdachten hebben op meerdere momenten en kort achter elkaar in het openbaar geweld gebruikt tegen [slachtoffer 2] . Ook toen het slachtoffer op zijn knieën ging zitten met zijn handen op zijn rug en op een moment dat hij na een vuistslag bewegingsloos op de grond lag. Uit het dossier blijkt dat het slachtoffer hierdoor (licht) letsel heeft opgelopen.
Kort daarna heeft verdachte met zijn medeverdachten [slachtoffer 1] met geweld van zijn ring beroofd, waarbij [slachtoffer 1] onder andere met pepperspray in zijn ogen werd gespoten.
Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Daarnaast zorgen dit soort feiten voor gevoelens van onrust en onveiligheid bij de slachtoffers en in de samenleving. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij op geen enkel moment de verantwoordelijkheid voor zijn handelen heeft genomen en de schuld van hetgeen is gebeurd buiten zichzelf legt.
Verder heeft verdachte een busje pepperspray voorhanden gehad en heeft geweigerd mee te werken aan een ademanalyse.
Gelet op het vorenstaande kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Persoonlijke omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 20 november 2023 blijkt dat verdachte eerder voor het plegen van strafbare feiten is veroordeeld, waaronder een diefstal. De rechtbank weegt het strafblad van verdachte dan ook strafverzwarend mee
artikel 63
De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf er rekening mee dat verdachte na het plegen van het bewezenverklaarde op 31 oktober 2023 niet onherroepelijk is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 dagen. De rechtbank heeft de voorschriften toegepast die gelden voor de situatie waarin verdachte een straf zou zijn opgelegd voor alle feiten tegelijk.
Strafoplegging
De rechtbank heeft acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een:
  • straatroof met licht geweld is het uitgangspunt een gevangenisstraf van 6 maanden;
  • openlijke geweldpleging tegen personen met lichamelijk letsel ten gevolg hebbend is het uitgangspunt een taakstraf van 150 uren.
Gelet op de hiervoor genoemde oriëntatiepunten en de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de eis van de officier van justitie.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 57, 63, 141, 184 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 9 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.M.G. de Weerd, voorzitter, mrs. N.M.H. van Ek en C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van G. van Engelenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 januari 2024.
Mr. N.M.H. van Ek is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 14 september 2023 te Utrecht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ring, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, bestaande het geweld uit
- een of meerdere malen in zijn o(o)g)en, althans in het gezicht, te spuiten met pepperspray en/of
- zijn hand(en) (met kracht) vast te pakken/houden en/of
- tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] te schoppen;
- een ring (met kracht) van zijn vinger te trekken;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 14 september 2023 te Utrechteen wapen van categorie II, onder 6 van de Wet wapens en munitie, te weten pepperspray, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van personen met giftige, verstikkende, weerloosmakende, traanverwekkende en soortgelijke stoffen voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3
hij op of omstreeks 14 september 2023 te Utrechtopzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel of een vordering, krachtens enig wettelijk voorschrift, te weten artikel 184 Wetboek van Strafrecht, gedaan door een ambtenaar, te weten, [verbalisant 7] , belast met de uitoefening van enig toezicht en/of belast met en/of bevoegd verklaard tot het opsporen en/of onderzoeken van strafbare feiten, door, nadat deze ambtenaar hem had bevolen of van hem had gevorderd mee te werken aan het onderzoek uitgeademde lucht, hieraan geen gevolg te geven;
( art 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 14 september 2023 te Utrecht openlijk, te weten, Stationshal, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] , bestaande het geweld uit:
- een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) te slaan tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] en/of
- een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) te schoppen tegen het gezicht/hoofd, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] , ook toen hij bewusteloos
en/of bewegingsloos op de grond lag en/of
- een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) een knietje te geven tegen het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer 2] en/of
- een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) te duwen tegen het lichaam, van die [slachtoffer 2] en/of
- een of meerdere ma(a)l(en) (met kracht) de armen van die [slachtoffer 2] vast te pakken en/of vast te houden en/of op zijn rug te draaien en/of te houden;
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 september 2023, genummerd PL0900-2023280445, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 170. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, pagina 60.
3.Proces-verbaal van aangifte, pagina 61.
4.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 65.
5.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 66.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 68.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 69.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 70.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 71.
10.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 83.
11.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 81.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 129.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 131.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , pagina 149.
15.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , pagina 150.
16.Verklaring verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 22 december 2023.
17.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 15.
18.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 16.
19.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 18.
20.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 19.
21.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 20.
22.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 21.
23.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 22.
24.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 23.
25.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 24.
26.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 25.
27.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 26
28.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 27.
29.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 28.
30.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 30.
31.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 31.
32.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 32.
33.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 33.
34.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 34.
35.Verklaring verdachte [verdachte] , afgelegd ter terechtzitting van 22 december 2023.