ECLI:NL:RBMNE:2024:7592

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
16/659890-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van terbeschikkingstelling met voorwaarden

Op 5 maart 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 16/659890-16, betreffende de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden van een ter beschikking gestelde persoon, hierna te noemen: betrokkene. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die strekte tot verlenging van de terbeschikkingstelling met een jaar, afgewezen. De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op verschillende stukken in het dossier, waaronder een vonnis van 23 februari 2017, waarin betrokkene is veroordeeld tot een gevangenisstraf en terbeschikkingstelling met voorwaarden, en rapporten van deskundigen die de kans op recidive als laag inschatten.

Tijdens de zitting zijn de officier van justitie, de betrokkene en zijn raadsvrouw, alsook een reclasseringswerker gehoord. De reclassering heeft geadviseerd om de terbeschikkingstelling te beëindigen, en ook een niet aan de reclassering verbonden deskundige heeft geconcludeerd dat er geen pathologie meer aanwezig is bij betrokkene. De officier van justitie heeft haar vordering gewijzigd en verzocht om afwijzing van de schriftelijke vordering, wat door de raadsvrouw werd ondersteund.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het gevaarscriterium, zoals neergelegd in de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht, niet meer van toepassing is op betrokkene. De rechtbank heeft de vordering tot verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden afgewezen, en deze beslissing is openbaar uitgesproken op 5 maart 2024. De voorzitter van de rechtbank, mr. N.M.H. van Ek, en de rechters mr. C. van de Lustgraaf en mr. E. Post hebben de beslissing genomen, waarbij mr. Van de Lustgraaf buiten staat was om mede te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659890-16 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 5 maart 2024
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1946 te [geboorteplaats] ,
verblijvende aan de [verblijfplaats] (GGZ [locatie] ),
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 23 februari 2017 waarbij betrokkene is veroordeeld tot een gevangenisstraf en terbeschikkingstelling met voorwaarden omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot doodslag;
  • stukken waaruit blijkt dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden is ingegaan op 20 maart 2022;
  • de vordering van de officier van justitie van 13 februari 2024, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden met een jaar;
  • het reclasseringsadvies van 16 januari 2024, opgemaakt door [deskundige] , reclasseringswerker;
  • het Pro Justitia-rapport van 13 december 2023, opgemaakt door E.J. Muller, klinisch psycholoog;
  • de voortgangsverslagen betreffende betrokkene, over de periode 5 oktober 2022 tot en met 12 september 2023.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 5 maart 2024 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
  • de officier van justitie, mr. S. Mirshahi;
  • betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. W.C. Alberts, advocaat te 's-Gravenhage;
  • de deskundige [deskundige] , reclasseringswerker.

3.Het standpunt van de reclassering

Het standpunt van de reclassering blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De deskundige heeft ter zitting het advies van de reclassering toegelicht. Zakelijk weergegeven luidt het standpunt dat de behandeling is afgerond en dat de kans op recidive wordt ingeschat als laag. Het advies luidt de terbeschikkingstelling te beëindigen.

4.Het standpunt van de niet aan de reclassering verbonden deskundige

De deskundige concludeert dat er bij betrokkene geen sprake (meer) is van pathologie. Het risico op herhaling wordt als laag ingeschat.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting haar vordering gewijzigd. Gelet op hetgeen in de hiervoor aangehaalde rapporten van de reclassering en de psycholoog wordt geadviseerd en wat op zitting is besproken, vordert zij de rechtbank de schriftelijke vordering af te wijzen, zodat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt beëindigd.

6.Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft verzocht de schriftelijke vordering van de officier van justitie af te wijzen, zodat de terbeschikkingstelling kan worden beëindigd.

7.Het oordeel van de rechtbank

Uit het verlengingsadvies en het Pro Justitia-rapport blijkt dat er geen sprake (meer) is van een stoornis bij betrokkene. Het recidivegevaar is door zowel de reclassering als de niet aan de reclassering verbonden deskundige ingeschat als laag. De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van de adviezen te twijfelen en neemt deze over.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat niet anders kan worden geconcludeerd dan dat het in de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht neergelegde gevaarscriterium, te weten dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen, de verlenging van de terbeschikkingstelling eist, op betrokkene niet meer van toepassing is.
De rechtbank is dan ook met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling dient te worden afgewezen.

8.De beslissing

De rechtbank wijst af de vordering tot verlenging van de termijn van terbeschikkingstelling met voorwaarden van [betrokkene] .
Deze beslissing is genomen door mr. N.M.H. van Ek, voorzitter, mr. C. van de Lustgraaf en mr. E. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel als griffier en direct in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2024.
Mr. Van de Lustgraaf is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.