ECLI:NL:RBMNE:2024:7587

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
16/700177-12
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van tbs met twee jaar voor ter beschikking gestelde na ernstige delicten

Op 26 februari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak van de ter beschikking gestelde [betrokkene], geboren in 1971. De rechtbank heeft de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege met twee jaar verlengd. Dit besluit is genomen op basis van een vordering van de officier van justitie, die op 17 januari 2024 werd ingediend, en na een behandeling ter terechtzitting op 12 februari 2024. De rechtbank heeft de stukken in het dossier bestudeerd, waaronder eerdere vonnissen en rapportages van deskundigen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een ernstige stoornis en dat het recidiverisico hoog is. De deskundigen hebben geconcludeerd dat de betrokkene niet of nauwelijks heeft geprofiteerd van de behandeling die hem is geboden. Ondanks verschillende pogingen om meer inzicht te verkrijgen in zijn diagnostiek en risicofactoren, is er onvoldoende vooruitgang geboekt. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de adviezen van de deskundigen en heeft deze overgenomen.

De rechtbank oordeelt dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen een verlenging van de tbs eist. De rechtbank heeft geoordeeld dat de tbs met dwang voor de duur van twee jaar moet worden verlengd, omdat de behandeling van de betrokkene meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de tbs met een termijn van één jaar. De beslissing is openbaar uitgesproken en is genomen door een meervoudige kamer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/700177-12 (vordering verlenging tbs)
Beslissing op grond van artikel 6:6:10 van het Wetboek van Strafvordering van de meervoudige kamer voor strafzaken van 26 februari 2024.
in de zaak van de officier van justitie tegen de ter beschikking gestelde:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1971 te [geboorteplaats] ,
verblijvende te [verblijfplaats] te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene.

1.De stukken

De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken waaronder:
  • het vonnis van deze rechtbank van 14 maart 2013 waarbij betrokkene ter beschikking is gesteld met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwang) omdat hij zich schuldig heeft gemaakt aan vrijheidsberoving met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge, verkrachtingen, (zware) mishandelingen en aanranding;
  • het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 3 maart 2014 tot bevestiging, voor zover hier van belang, van het vonnis van de rechtbank van 14 maart 2013;
  • stukken waaruit blijkt dat de tbs is ingegaan op 28 februari 2018;
  • de beslissing van deze rechtbank van 2 maart 2022, waarbij de termijn van tbs voor het laatst is verlengd met twee jaar;
  • de vordering van de officier van justitie van 17 januari 2024, die strekt tot verlenging van de tbs met dwang met twee jaar;
  • het verlengingsadvies van [verblijfplaats] van 4 december 2023, opgemaakt door [A ] (hoofd behandeling) en [B] (psychiater), inhoudend het advies om de tbs met dwang te verlengen met twee jaar;
  • het Pro Justitia-rapport van het [instelling] (hierna: [instelling] ) van 15 maart 2023, opgemaakt door [C] , psychiater en [D] , psycholoog;
  • de wettelijke aantekeningen omtrent de lichamelijke en geestelijke gesteldheid van de betrokkene, over de periode 1 september 2022 tot en met 4 oktober 2023.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De behandeling van de zaak heeft op 12 februari 2024 ter terechtzitting plaatsgevonden. Daarbij zijn gehoord:
  • de officier van justitie, mr. S. Mirshahi;
  • de betrokkene, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. Y.H.G. van der Hut, advocaat te 's-Gravenhage;
  • de aan de inrichting verbonden deskundige, mw. [A ] .

3.Het standpunt van de inrichting

Het standpunt van de inrichting blijkt uit het onder 1 genoemde rapport. De voornoemde deskundige heeft ter zitting het advies van de inrichting toegelicht. Het standpunt luidt – zakelijk weergegeven – dat er bij de betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis. Ook is het recidiverisico nog aanwezig. Dit risico wordt bij beëindiging van de maatregel ingeschat als hoog. Het advies luidt de tbs met dwang te verlengen voor de duur van twee jaar.

4.Het standpunt van de niet aan de inrichting verbonden deskundigen

De deskundigen concluderen dat er bij betrokkene nog steeds sprake is van een stoornis, hoewel sprake is van een gewijzigde diagnose. Zij achten het recidiverisico op hernieuwd agressief en seksueel gedrag bij een beëindiging van de tbs met dwang nog aanwezig. Dit risico wordt ingeschat als hoog. Het advies luidt de tbs met dwang te verlengen.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft naar aanleiding van het verhandelde ter zitting haar vordering strekkende tot verlenging van de tbs met dwang met twee jaar gehandhaafd.

6.Het standpunt van de verdediging

Hoewel de raadsvrouw ook gronden aanwezig ziet voor verlenging van de termijn met twee jaar, geeft zij de rechtbank in overweging om de tbs met dwang te verlengen voor de duur van één jaar, in afwachting van de uitkomsten van een te plannen zorgconferentie over betrokkene.

7.Het oordeel van de rechtbank

Maximering
Betrokkene is bij arrest van 3 maart 2014 veroordeeld voor vrijheidsberoving met zwaar lichamelijk letsel ten gevolge, verkrachtingen, (zware) mishandelingen en aanranding. Uit het vonnis van deze rechtbank van 14 maart 2013, dat door het hof is bekrachtigd, blijkt dat de opgelegde tbs niet is gemaximeerd. Dat betekent dat de tbs op grond van artikel 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht kan worden verlengd als daar gronden voor zijn.
Stoornis en recidivegevaar
Uit de rapportages blijkt dat er nog steeds sprake is van een stoornis bij betrokkene. Na uitgebreid onderzoek in het [instelling] is betrokkene gediagnosticeerd met, kort gezegd, een uitgebreide neurocognitieve stoornis door traumatisch hersenletsel met gedragsstoornissen, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis (met antisociale trekken), een andere gespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en andere stoornissen in het gebruik van diverse middelen. Het recidivegevaar wordt bij beëindiging van de maatregel als hoog ingeschat.
De rechtbank heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van het advies van de kliniek en de niet aan de inrichting verbonden deskundigen te twijfelen en neemt deze over.
Verlenging
Gelet op het advies van de inrichting, de niet aan de inrichting verbonden deskundigen en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is de rechtbank van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen verlenging van de tbs eist. Zij is van oordeel dat wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit.
Uit de rapportages en het verhandelde ter terechtzitting komt naar voren dat betrokkene niet of nauwelijks heeft geprofiteerd van de behandeling die hem is geboden. Ondanks de verschillende pogingen vanuit de inrichting om meer inzicht te verkrijgen in diagnostiek, risicofactoren en delictdynamiek lukte dit onvoldoende om uitspraken te kunnen doen over een verantwoorde en passende koers met bijbehorend risicomanagement. Betrokkene is daarom eind 2022 ter observatie onderzocht in het [instelling] . Daar is geconcludeerd dat het huidige klinische beeld het resultaat is van een gestoorde persoonlijkheidsontwikkeling, Niet Aangeboren Hersenletsel, ernstig middelengebruik en psychotische episodes. Ook met anti-psychotische medicatie en een stevige externe structuur functioneert betrokkene op zeer beperkt niveau. Betrokkene zal door deze ernstige en meervoudige problematiek, die elkaar onderling sterk negatief beïnvloedt, van medicatie en externe structuur afhankelijk blijven. Ten aanzien van de koers en resocialisatiemogelijkheden is de conclusie van het [instelling] en de inrichting dat de leerbaarheid van betrokkene, gezien het klinisch functioneren door de schade aan het brein in combinatie met de andere diagnoses, slecht is. Daarmee is ook de responsiviteit op behandeling nihil gebleken. Psychotherapeutisch zijn er geen mogelijkheden. Er is uitputtend geprobeerd zijn coping en patronen te doorbreken, maar zonder resultaat. Qua risicomanagement moet uitgegaan worden van het handicapmodel. Op basis van het klinisch beeld en responsiviteit tot op heden lijkt een longcare-achtige setting het hoogst haalbare.
Deskundige [A ] heeft op de zitting toegelicht dat alle aanmeldingen bij de beschikbare longcareafdelingen tot nu toe in afwijzingen hebben geresulteerd. In overleg met betrokkene en zijn raadsvrouw gaat de inrichting een zorgconferentie beleggen waar besproken zal worden of betrokkene op de Langdurige Forensische Psychiatrische Zorg zal zijn aangewezen of dat er nog een tweede behandelpoging kan worden gedaan. De deskundige heeft gezegd dat de kans dat de zorgconferentie resulteert in nog een behandelpoging nihil lijkt te zijn.
Gelet op al het voorgaande valt niet te verwachten dat betrokkene binnen een jaar toe zal zijn aan voorwaardelijke beëindiging van de tbs met dwang. De rechtbank heeft als uitgangspunt dat, wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling van betrokkene meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de tbs met een termijn van een jaar, de tbs – behoudens bijzondere omstandigheden – verlengd moet worden met een termijn van twee jaren. De zorgconferentie die voor betrokkene zal worden gepland, is niet zo’n bijzondere omstandigheid. De uitkomst van die zorgconferentie zal bepalend zijn voor het verdere verloop van tbs met dwang (kort gezegd: met of zonder behandeling). Voorwaardelijke beëindiging hiervan is geen reële optie. Om die reden ziet de rechtbank ook geen aanleiding om de maatregel, zoals door de raadsvrouw verzocht, te verlengen met slechts één jaar. De maatregel zal met twee jaar worden verlengd.

8.De beslissing

De rechtbank verlengt de termijn van de terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege van
[betrokkene]met twee jaar.
Deze beslissing is genomen door mr. C. van de Lustgraaf, voorzitter, mr. L.M.M. Heppe en mr. E. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Buel als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2024.
Mr. Heppe is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.