In deze zaak heeft de kantonrechter op 17 december 2024 een mondelinge uitspraak gedaan over de ontbinding van een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.J. Weldam, heeft de huurovereenkomst ontbonden omdat de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. M. Shaaban, de huur sinds april 2024 niet meer heeft betaald. De huurovereenkomst loopt tot juli 2027 en de huurprijs bedraagt € 1.721,56 per maand. Eiseres vordert niet alleen ontbinding van de huurovereenkomst, maar ook ontruiming van het gehuurde, betaling van huurachterstand, en contractuele boetes. De gedaagde verzet zich niet tegen de ontbinding, maar beroept zich op schuldeisersverzuim, stellende dat de verhuurder het slot van het gehuurde heeft veranderd, waardoor hij het gehuurde niet meer kan gebruiken.
De kantonrechter heeft het verweer van de gedaagde verworpen, omdat onvoldoende bewijs is geleverd dat de verhuurder het slot heeft gewijzigd. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde in verzuim is met de huurbetalingen en heeft de huurovereenkomst ontbonden. De gedaagde is veroordeeld om het gehuurde uiterlijk op 31 december 2024 te ontruimen en de achterstallige huur van € 15.338,91 te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is de gedaagde veroordeeld tot betaling van een contractuele boete van € 12.150,00 voor te late betaling van de huur. De gevorderde boete voor het niet openhouden van de winkel is afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelt dat het onaanvaardbaar is om de gedaagde aan deze verplichting te houden gezien zijn burn-out. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten van € 2.062,72.