ECLI:NL:RBMNE:2024:7565

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
UTR 23/6651
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure betreffende Wajong-uitkering

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het verzoek van de verzoeker om vergoeding van proceskosten behandeld. De rechtbank heeft op 20 december 2024 uitspraak gedaan in de zaak met zaaknummer UTR 23/6651. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. O.H.G. Daane Bolier, had eerder bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) waarin hem geen recht op een Wajong-uitkering werd toegekend. Dit besluit werd op 3 februari 2023 genomen. Na een beslissing op bezwaar van 30 november 2023, waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard, heeft de verzoeker beroep ingesteld. Echter, op 1 maart 2024 heeft het Uwv de eerdere beslissing gewijzigd en medegedeeld dat de verzoeker met ingang van 24 maart 2014 recht heeft op een Wajong-uitkering.

Na deze wijziging heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt in de beroepsfase. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Uwv in de door verzoeker gemaakte proceskosten moet worden veroordeeld. De kosten zijn vastgesteld op € 875,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, conform het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarnaast moet het Uwv ook het griffierecht van € 50,- aan verzoeker betalen, zoals voorgeschreven in artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de griffier, P.W. Hogenbirk, was aanwezig bij de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/6651

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2024 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker,

(gemachtigde mr. O.H.G. Daane Bolier)
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: J.H. Swart).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Met het besluit van 3 februari 2023 heeft het Uwv medegedeeld dat verzoeker geen recht heeft op een Wajong-uitkering. Tegen dit besluit is door verzoeker bezwaar gemaakt. In de beslissing op bezwaar van 30 november 2023 heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen deze beslissing op bezwaar heeft verzoeker beroep ingesteld.
3. Met beslissing op bezwaar van 1 maart 2024 heeft het Uwv de beslissing op bezwaar van
30 november 2023 gewijzigd en medegedeeld dat verzoeker met ingang van 24 maart 2014 een Wajong-uitkering krijgt.
4. Verzoeker heeft hierna het beroep ingetrokken en de rechtbank verzocht om het Uwv te veroordelen in de proceskosten. Het Uwv heeft hier niet op gereageerd.
Kosten voor rechtsbijstand
5. Verzoeker verzoekt om vergoeding van kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Verzoekster heeft de proceskosten die zij in de bezwaarfase heeft gemaakt al vergoed gekregen. De beoordeling van de gevraagde proceskosten beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
6. De rechtbank veroordeelt het Uwv in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).
7. Het Uwv moet ook het griffierecht aan verzoeker betalen (artikel 8:41 Awb). Dit volgt rechtstreeks uit de wet. In dit geval gaat het om een bedrag van € 50,-.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 875,- aan proceskosten. Het Uwv moet dit bedrag betalen aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
20 december 2024.
(de griffier is verhinderd om
de uitspraak te ondertekenen)
de griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.