Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening, ingediend door eiseres op 26 augustus 2024. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiseres het griffierecht niet op tijd heeft betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening. In dit geval bedroeg het griffierecht € 187,-.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht niet tijdig is ontvangen, wat betekent dat de hoofdregel is dat de rechtbank het verzoek niet inhoudelijk kan behandelen. Eiseres had na ontvangst van de eerste nota voor het griffierecht een beroep op betalingsonmacht gedaan, maar heeft niet tijdig gereageerd op verzoeken van de rechtbank om dit beroep te onderbouwen. De rechtbank heeft het beroep op betalingsonmacht afgewezen, omdat de ingediende stukken geen volledig inzicht gaven in het inkomen en vermogen van eiseres.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het griffierecht niet op tijd is betaald. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.