ECLI:NL:RBMNE:2024:755

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
16/110263-23 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging doodslag en voorhanden hebben van munitie op Koningsdag

Op 16 februari 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 27 april 2023 in Muiden een poging tot doodslag heeft gepleegd. Na een conflict bij de wc heeft de verdachte buiten op het slachtoffer geschoten, waarbij hij hem in het onderlichaam heeft geraakt. De rechtbank heeft het beroep op putatief noodweer(exces) verworpen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren en de vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer, aangezien de verdachte met een vuurwapen op een kwetsbaar deel van het lichaam heeft geschoten, wat een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel met zich meebracht. De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die een stoma heeft gekregen en langdurig in het ziekenhuis heeft gelegen. De rechtbank heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/110263-23 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 16 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1991] te [geboorteplaats ] ,
gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. N.W.A. Dekens, advocaat te Amsterdam, alsmede de benadeelde partij [slachtoffer] en zijn advocaat L. van Gaalen-Van Beuzekom, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De omschrijving van de tenlastelegging is op de zitting aangepast op de voet van artikel 314a Wetboek van Strafvordering. De aangepaste tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 27 april 2023 in [plaats] heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven door hem met een vuurwapen in zijn buik te schieten;
subsidiair ten laste gelegd als zware mishandeling;
meer subsidiair ten laste gelegd als poging zware mishandeling;
Feit 2
op 27 april 2023 in [plaats] munitie van categorie III in de zin van de Wet wapens en munitie, te weten scherpe patronen, voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen opzet heeft gehad op de dood van aangever, ook niet in voorwaardelijke zin. Zij heeft daartoe aangevoerd dat uit de verklaring van verdachte volgt dat hij in de richting van het onderlichaam heeft geschoten om te voorkomen dat aangever dodelijk zou worden getroffen.
Ten aanzien van de onder 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten refereert zij zich wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Bewijsmiddelen [1]
1. [slachtoffer] heeft volgens het
proces-verbaal van aangifte met bijlage [2] van 28 april 2023– zakelijk weergegeven – het volgende verklaard:
Op 27 april 2023 was ik bij [naam] in [plaats] . Ik hoorde plotseling vier a vijf harde knallen wat ik direct herkende als schoten van een vuurwapen. Ik ben op dat moment hard weggerend. Na ongeveer vijftig meter rennen stopte ik. Ik moest gaan zitten want ik voelde een enorme pijn in mijn rechterzij.
Er zijn in totaal drie patronen in mijn buik aangetroffen. Het letsel wat nu bekend is bij mij is het volgende:
-
dunne darm heeft meerdere gaten door een patroon waardoor de artsen een stuk hebben verwijderd;
-
een kogel is net boven het schaambeen heengegaan, vervolgens door de dikke darm heen en heeft een uitschot ter hoogte van mijn stuitje;
-
de drie patronen in mijn lichaam laten de artsen zitten.
Momenteel is er een tijdelijke stoma geplaatst in de hoop dat de darm gaat herstellen waardoor uiteindelijk de stoma weer operatief verwijderd gaat worden.
2. Verdachte heeft
ter terechtzitting van 2 februari 2024verklaard:
Het klopt dat ik op 27 april 2023 in [plaats] met een vuurwapen in het onderlichaam van aangever [slachtoffer] heb geschoten.
Bewijsoverweging
Vastelling van de feiten
Op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van na te noemen feiten en omstandigheden.
Verdachte en [A] zijn op 27 april 2023 bij [naam] in [plaats] met elkaar in aanvaring gekomen. Bij de toiletten ontstaat er irritatie en uiteindelijk een confrontatie. De beveiliging bemoeit zich ermee en verdachte en [A] gaan naar buiten. Buiten zoekt verdachte opnieuw de confrontatie met [A] . Aangever [slachtoffer] is een bekende van [A] en komt [A] te hulp. Verdachte trekt vervolgens een vuurwapen en schiet, hij raakt hierbij aangever in ieder geval drie keer in zijn onderlichaam.
Opzet op de dood
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte – al dan niet in voorwaardelijke vorm – opzet heeft gehad op de dood van aangever, waarmee sprake zou zijn van een poging tot doodslag. Dat sprake is geweest van vol opzet op de dood van aangever kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen. Wel is sprake geweest van voorwaardelijk opzet bij verdachte. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier de primair ten laste gelegde dood van aangever – is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden.
In het licht van het bovenstaand kader overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij met een vuurwapen heeft geschoten op het onderlichaam van aangever. De kogels zijn inderdaad in de omgeving van het onderlichaam (de rechtbank verstaat daar onder het deel van het lichaam onder de navel) terecht gekomen. Het lossen van meerdere schoten op dit deel van het lichaam levert een aanmerkelijke kans op dodelijk letsel bij dat slachtoffer op. Dit is immers een kwetsbaar gedeelte van het lichaam omdat er verschillende organen zitten, waarvan beschadiging levensbedreigend kan zijn. Als deze organen uitvallen is medisch ingrijpen noodzakelijk om het leven van een slachtoffer te redden. Dat was nu ook het geval. De kogels hadden onder meer de darm geperforeerd. Aangever is opgenomen in het ziekenhuis, werd geopereerd en heeft een stoma gekregen die later weer is verwijderd. Het in de richting van het onderlichaam schieten van het slachtoffer is ook naar zijn uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als zozeer gericht op het toebrengen van dodelijk letsel, dat hieruit de bewuste aanvaarding van verdachte van die aanmerkelijke kans volgt.
Conclusie
De rechtbank acht, gelet op het vorenstaande, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag, zoals hieronder onder 5 omschreven.
Feit 2
Bewijsmiddelen
1. Verbalisant [verbalisant 1] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen met fotobijlage [3] van 28 april 2023– zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Op 27 april 2023 kregen wij de melding dat er zojuist een schietpartij had plaatsgevonden rondom [naam] te [plaats] . Vervolgens hoorden wij van een collega dat de mogelijk verdachte woonde op de [adres] te [woonplaats] . Wij kregen het verzoek om de woning te doorzoeken op basis van de Wet wapens en munitie.
Nadat ik in de grote slaapkamer was begonnen met de doorzoeking zag ik op de televisiemeubel een kastje staan. Ik deed de onderste la open van dit kastje en zag daar een zilveren/gouden patroon liggen. Verder zag ik op dat zelfde televisiemeubel een zwart doosje liggen met de tekst ‘’Handgun ammunition’. Ik zag onder de televisiemeubel een kartonnen doos liggen. Ik zag in deze doos vier kartonnen doosjes en twee losse patronen zitten.
Uiteindelijk zaten de volgende patronen in de doosjes:
Doosje 1:
Merk: Sellier & Bellot
Aantal patronen: 1
Doosje 2:
Merk: Sellier & Bellot
Aantal patronen: 40
Doosje 3:
Merk: Winchester T22
Aantal patronen: 10
Doosje 4:
Merk: Short
Aantal patronen: 19
Doosje 5:
Merk: Magtech
Aantal patronen: 2
Totaal aangetroffen patronen: 75
2. Verbalisant [verbalisant 2] heeft in een
proces-verbaal van bevindingen [4] van 5 september 2023– zakelijk weergegeven – het volgende gerelateerd:
Naar aanleiding van de onder dit proces aangetroffen- en in beslag genomen voorwerpen, is door mij in het kader van de Wet wapens en munitie, een nader onderzoek aan deze voorwerpen ingesteld, waarbij het onderstaande werd bevonden.
Omschrijving voorwerpen.
Goednummers : PL0900-2023123217-3154985 (a),
PL0900-2023123217-3154987 (b, c, d en e),
PL0900-2023123217-3154991 (f),
PL0900-2023123217-3154993 (g),
PL0900-2023123217-3154994 (h) en
PL0900-2023123217-3154995 (i)
SIN :AAQI5511NL, AAQI5506NL, AAQI5508NL, AAQI5509NL,
AAQI5507NL en AAQI5510NL
Munitie : scherpe patronen (foto's 1 t/m 17)
Categorie : III
Indien de patronen onbevoegd voorhanden worden gehouden:
Verbodsartikel : Artikel 26 lid 1 WWM
Strafartikel: Artikel 55 lid 1 WWM
a. 1 scherpe patroon kaliber 6.35mm Br., merk S&B (foto's 1 t/m 3), zijnde munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel van elk scherpschieten vuurwapen kaliber 6.35mm af te schieten;
b. 1 scherpe patroon kaliber .22 schort, merk RWS (foto's 4 en 5), zijnde munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel van elk scherpschietend vuurwapen kaliber .22short af te schieten;
c. 1 van origine knalpatroon kaliber 8mm Knall, merk GFL, omgebouwd naar
kogelpatroon kaliber stalen kogeltje (foto's 4 en 5), zijnde munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel van een omgebouwd gas- en/of
alarmpistool kaliber 8mm af te schieten.
d. 1 scherpe patroon kaliber 9mm Luger (=9x19mm), merk nny (foto's 4 en 5),
zijnde munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel van elk
scherpschietend vuurwapen kaliber 9x19mm af te schieten;
e. 1 scherpe patroon kaliber 9x19mm, merk S&B (foto's 4 en 5), zijnde munitie
bestemd of geschikt om een projectiel door middel van elk scherpschietend
vuurwapen kaliber 9x19mm af te schieten;
f. 40 scherpe patronen kaliber 9x19mm, merk S&B (foto's 6 t/m 8), zijnde munitie
bestemd of geschikt om een projectiel door middel van elk scherpschietend
vuurwapen kaliber 9x19mm af te schieten;
g. 10 scherpe patronen kaliber .221r, merk Winchester (foto's 9 t/m 11), zijnde
munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel van elk scherpschietend vuurwapen kaliber .221r af te schieten;
h. 2 scherpe patronen kaliber .32 Auto (=7.65mm), merk CBC (foto's 12 t/m 14), zijnde munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel van elk scherpschietend vuurwapen kaliber 7.65mm af te schieten;
i. 19 scherpe patronen kaliber .22 short, merk RWS (foto's 15 t/m 17), zijnde
munitie bestemd of geschikt om een projectiel door middel van elk scherpschietend vuurwapen kaliber .22 short af te schieten.
Deze patronen zijn munitie in de zin van artikel 1 aanhef onder 4, gelet
op artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet wapens en munitie.
3. Verdachte heeft
ter terechtzitting van 2 februari 2024verklaard:
Het klopt dat de patronen in mijn slaapkamer zijn aangetroffen. Ik was de enige die daar verbleef.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1
op 27 april 2023 te [plaats] , gemeente Gooise Meren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, meerdere malen met een vuurwapen in de buik, althans het onderlichaam van die [slachtoffer] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
op 27 april 2023 te [plaats] , gemeente Gooise Meren,
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad, te weten scherpe patronen, namelijk
- 1 scherpe patroon kaliber 6.35mm Br., merk S&B;
- 1 scherpe patroon kaliber .22 schort, merk RWS;
- 1, van origine knalpatroon kaliber 8mm Knalll, merk GFL, omgebouwd naar kogelpatroon
kaliber stalen kogeltje;
- 1 scherpe patroon kaliber 9mm Luger (=9x19mm), merk nny;
- 1 scherpe patroon kaliber 9x19mm, merk S&B;
- 40 scherpe patronen kaliber 9x19mm, merk S&B;
- 10 scherpe patronen kaliber .221r, merk Winchester;
- 2 scherpe patronen kaliber .32 Auto (7.65mm), merk CBC;
- 19 scherpe patronen kaliber .22 short, merk RWS.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN EN VAN VERDACHTE

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen beroep op (putatief) noodweer toekomt omdat er geen sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich moest verdedigen. Verdachte had immers na het eerste incident bij de toiletten gewoon naar huis kunnen gaan in plaats van opnieuw de confrontatie te zoeken.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde op het standpunt gesteld dat verdachte heeft gehandeld uit putatief noodweer(exces) en dat hij derhalve moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Putatief noodweer
Niet aannemelijk is geworden dat verdachte heeft gehandeld ter noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Door de verdediging is ook geen beroep op noodweer gedaan. Wel heeft de raadsvrouw betoogd dat sprake was van putatief noodweer. Voor een geslaagd beroep op putatief noodweer dient vast te komen staat dat verdachte verschoonbaar heeft gedwaald en mocht menen dat hij zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Hierover overweegt de rechtbank als volgt.
Om te kunnen beoordelen of verdachte mocht menen dat hij zich moest verdedigen en verschoonbaar heeft gedwaald, dient de rechtbank ten minste inzicht te krijgen in de gedachten van verdachte ten tijde van het schietincident. De rechtbank heeft geprobeerd hierover ter zitting duidelijkheid te krijgen door vragen te stellen aan verdachte over de feitelijke situatie en zijn gedachtegang kort voorafgaand en tijdens het schieten. Hij heeft op deze vragen, ook na aandringen, geen antwoord willen geven. Hij heeft steeds volstaan met te verwijzen naar zijn verklaring tegenover de politie. Die verklaring biedt echter onvoldoende aanknopingspunten voor het aannemen van putatief noodweer. Verdachte heeft daar verklaard dat [A] hem op enig moment bij de keel heeft vastgepakt en hem kort daarop mondeling met de dood heeft bedreigd. Maar op grond van welke omstandigheden verdachte ten tijde van het schieten nu meende dat hij zich moest verdedigen, blijkt uit die verklaring bij de politie niet. Integendeel, bij de politie heeft hij verklaard: “
Dus ik volgde hem en uit automatisme ben ik gaan schieten [5] . Dit wijst er op dat verdachte zelf opnieuw de confrontatie heeft gezocht en niet heeft geprobeerd aan een vermeende aanranding te ontkomen of zich daartegen te verdedigen.
De rechtbank ziet dan ook onvoldoende aanknopingspunten op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat verdachte verschoonbaar meende (heeft gedwaald) dat hij zich mocht en moest verdedigen. Van een putatieve noodweersituatie was dus geen sprake.
Putatief noodweerexces
Nu er geen putatieve noodweersituatie bestond, kan er ook geen sprake zijn van putatief noodweerexces.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het beroep op putatief noodweer en putatief noodweerexces. Er zijn ook geen andere omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde of van verdachte uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar en verdachte is strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1
poging tot doodslag;
Feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

7.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 78 maanden, met aftrek van het voorarrest
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zo is hij niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld, heeft hij altijd gewerkt en wil hij na zijn straf blijven werken. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht om rekening te houden met de omstandigheden waaronder verdachte heeft gereageerd op de dag van het incident.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft een andere man, zonder noemenswaardige aanleiding, met een vuurwapen beschoten en hem daarbij meermalen in het onderlichaam geraakt. Het slachtoffer moest direct met spoed geopereerd worden en kreeg een stoma. Zijn leven heeft in de maanden erna stil gestaan. De kogels zitten nog in zijn lichaam en zijn een blijvende herinnering aan het incident. Hoewel deze gevolgen al ingrijpend zijn, had het nog veel erger kunnen aflopen. Het slachtoffer had immers ook dodelijk kunnen worden getroffen. Het is niet aan verdachte te danken dat dit niet is gebeurd. Door op zo’n agressieve, ongeremde en explosieve wijze te handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer.
Het schieten speelde zich af op Koningsdag op een terras en straat voor een café, waar veel feestgangers, waaronder gezinnen met kinderen, aanwezig waren. Ook voor hen is het handelen van verdachte zeer gevaarlijk geweest. In ieder geval moet het voor de aanwezigen, die daar waren om onbezorgd feest te vieren, een angstige en nare ervaring zijn geweest. Een feit als dit draagt ook bij aan gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
De rechtbank neemt het verdachte ook bijzonder kwalijk dat hij in de openbaarheid een geladen vuurwapen bij zich droeg. Het meenemen en gebruiken van een vuurwapen in het uitgaansleven, waarbij mensen zich onder invloed van alcohol ongeremd kunnen gedragen en de kans op confrontaties groter is, acht de rechtbank zeer ernstig. Deze zaak, waarin een futiele aanleiding bijna een fataal gevolg heeft gehad, onderstreept het gevaar. Het ongecontroleerde bezit van wapens brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en versterkt bovendien in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 4 januari 2024 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de soort en zwaarte van de op te leggen straf met name gelet op de straffen die doorgaans worden opgelegd in vergelijkbare zaken. De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de bewezen verklaarde feiten, mede vanuit een oogpunt van normbevestiging en generale preventie, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen.
Alles afwegende acht de rechtbank
een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht jaren,met aftrek van het voorarrest, passend en geboden. Hierbij wijkt de rechtbank bij de straftoemeting af van de vordering van de officier van justitie, omdat deze straf beter past bij de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

8.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 34.386,72. Dit bedrag bestaat uit € 9.386,72 aan materiële schade en € 25.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 1 ten laste gelegde feit.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot gehele toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op de door haar aangevoerde strafuitsluitingsgrond. Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om de benadeelde partij in de materiële kosten ten aanzien van de kleding, de geannuleerde vakantie en de studiekosten niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze onvoldoende zijn onderbouwd. Tot slot heeft zij de rechtbank verzocht om de gevorderde immateriële schade te verlagen tot een bedrag van € 5.000,-, omdat het gevorderde bedrag niet in lijn is met de jurisprudentie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de materiële schade
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreekse schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft vergoeding verzocht voor de schadeposten ‘kleding’, ‘geannuleerde vakantie’, ‘eigen risico zorgverzekering’, ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding’, ‘inkomstenderving’, ‘kilometervergoeding’, ‘parkeerkosten’ en ‘studiekosten’. Tussen het bewezen verklaarde handelen van verdachte en de schadeposten ‘eigen risico zorgverzekering’, ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding’, ‘inkomstenderving’, ‘kilometervergoeding’ en ‘parkeerkosten’ bestaat voldoende verband om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Alle overige hiervoor genoemde schadeposten zijn niet betwist en ook deze schade komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom deze schadeposten geheel toewijzen.
De schadepost geannuleerde vakantie is door de raadsvrouw betwist. De rechtbank is van oordeel dat ook deze schade in rechtstreeks verband staat tot het bewezen verklaarde feit nu uit de stukken blijkt dat de benadeelde partij ten tijde van deze geplande vakantie nog een stoma had die als gevolg van het incident noodzakelijk was. Een annulering van deze vakantie is dan ook een gevolg dat in redelijkheid aan de verdachte kan worden toegerekend. De raadsvrouw heeft eveneens de hoogte van de schadepost ‘kleding’ betwist. Ten aanzien van deze post schat de rechtbank, gelet op het feit dat het geen nieuwe kleding betrof, de schade op een bedrag van € 250,-
De rechtbank stelt vast dat het rechtstreekse verband tussen het bewezen verklaarde handelen van verdachte en de schadepost ‘studiekosten’ onvoldoende is onderbouwd; het is begrijpelijk dat de studie direct na het incident op pauze is gezet maar het is nog onvoldoende duidelijk waarom de studie op een later moment niet alsnog doorgang zou kunnen vinden en waarom de reeds gemaakte leermodules dan niet meer kunnen worden gebruikt. De rechtbank verklaart de benadeelde partij ten aanzien van dit onderdeel van de vordering niet-ontvankelijk.
De rechtbank concludeert dan ook dat een bedrag van € 7.398,80 voor vergoeding in aanmerking komt, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 27 april 2023 tot de dag van volledige betaling.
Ten aanzien van de immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 sub b BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding toe voor immateriële schade als sprake is van lichamelijk letsel. De rechtbank stelt op basis van de door de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit immateriële schade heeft geleden en bepaalt deze schade, mede gezien bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegekend, op € 20.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 27 april 2023 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal de vordering voor wat betreft het meer gevorderde afwijzen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor de betaling van de vordering zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 27.398,80 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente gerekend vanaf 27 april 2023 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 171 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 36f, 45, 57, 287 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 8 (acht) jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van € 27.398,80 bestaande uit een vergoeding van € 7.398,80 aan materiële schade en een vergoeding van € 20.000,- aan immateriële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 27 april 2023 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [slachtoffer] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade niet ontvankelijk;
  • wijst de vordering voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 27.398,80 betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 27 april 2023 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 171 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.A. Groeneveld, voorzitter, mrs. R.P.P. Hoekstra en A.M. Loots, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Q.A.A. Sanders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 februari 2024.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
primair
hij op of omstreeks 27 april 2023 te [plaats] , gemeente Gooise Meren, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, een of meerdere ma(a)l(en) met een vuurwapen in de buik, althans het (onder)lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 27 april 2023 te [plaats] , gemeente Gooise Meren, althans in Nederland,
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten perforatie van de dunne
en/of dikke darm en/of maag en/of rib(ben) en/of lever, heeft toegebracht door een of
meerdere ma(a)l(en) met een vuurwapen in de buik, althans het (orider)lichaam, van die
[slachtoffer] te schieten;
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 27 april 2023 te [plaats] , gemeente Gooise Meren, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een of meerdere ma(a)l(en) met een
vuurwapen in de buik, althans het (onder)lichaam, van die [slachtoffer] heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op of omstreeks 27 april 2023 te [plaats] , gemeente Gooise Meren, althans in Nederland,
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad, te weten
scherpe patronen, namelijk
- 1 scherpe patroon kaliber 6.35mm Br., merk S&B;
- 1 scherpe patroon kaliber .22 schort, merk RWS;
- 1, van origine knalpatroon kaliber 8mm Knail, merk GFL, omgebouwd naar kogelpatroon

kaliber stalen kogeltje;

- 1 scherpe patroon kaliber 9mm Luger (=9xlgmm), merk nny;
- 1 scherpe patroon kaliber gxl9mm, merk S&B;
- 40 scherpe patronen kaliber 9xl9mm, merk S&B;
- 10 scherpe patronen kaliber .221r, merk Winchester;
- 2 scherpe patronen kaliber .32 Auto (7.65mm), merk CBC;
- 19 scherpe patronen kaliber .22 short, merk RWS.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 5 september 2023, genummerd MD1R023032 (onderzoek 14KING23), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, genummerd pagina 1 tot en met 281. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 17 tot en met 20.
3.Pagina’s 109 tot en met 126.
4.Pagina’s 269 en 270.
5.Pagina 181.