ECLI:NL:RBMNE:2024:7541

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
C/16/581929 / JE RK 24-1589
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak met betrekking tot de omgang van de vader met zijn kinderen

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 december 2024 een beschikking gegeven met betrekking tot de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden-Nederland. De kinderrechter heeft de zaken onder de zaaknummers 584143, 583980, 584116 en 581929 gelijktijdig behandeld. De schriftelijke aanwijzing is noodzakelijk geacht om de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], te waarborgen. De vader, die het eenhoofdig gezag heeft over de kinderen, heeft de voorwaarden van de GI niet altijd opgevolgd, wat heeft geleid tot de noodzaak van deze aanwijzing. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI de schriftelijke aanwijzing zorgvuldig heeft voorbereid en gemotiveerd, en dat deze voldoet aan de beginselen van behoorlijk bestuur. De vader heeft aangegeven meer en langer contact met zijn kinderen te willen, maar de GI heeft twijfels over de veiligheid van de omgang bij de vader thuis. De kinderrechter heeft besloten de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen, omdat het belangrijk is dat de vader de voorwaarden opvolgt die de GI aan hem stelt in het belang van zijn kinderen. De beslissing benadrukt de noodzaak van rust en voorspelbaarheid in de omgang van de kinderen met de vader, en dat de omgang begeleid moet plaatsvinden. De kinderrechter hoopt dat de vader de grenzen die de GI stelt accepteert, zodat de focus kan liggen op de ontwikkeling van de kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/581929 / JE RK 24-1589
Datum uitspraak: 20 december 2024
Beschikking van de kinderrechter over de schriftelijke aanwijzing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, gevestigd te Utrecht,
hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2014 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2011 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. T. de Jong in Utrecht,
de gecertificeerde instelling
SAMEN VEILIG MIDDEN NEDERLAND, gevestigd in Utrecht,
hierna te noemen de GI.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 2 oktober 2024;
  • het bericht van de GI met bijlage van 13 november 2024;
  • het bericht van de advocaat met bijlagen van 20 november 2024;
  • het bericht van de GI met bijlage van 22 november 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 27 november 2024. De kinderrechter heeft deze zaak gevoegd behandeld met de zaken bekend onder de zaaknummers 583980, 584116 en 584143. De beslissingen in die zaken zijn in aparte beschikkingen weergegeven. Met instemming van de partijen gelden de stukken die in de afzonderlijke dossiers van de hiervoor genoemde zaaknummers zijn ingediend als hier ingelast.
1.3.
Bij de zitting waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- mevrouw [A] namens de Raad;
  • mevrouw [B] en mevrouw [C] namens de GI;
  • de heer [D] , GZ-psycholoog, aanwezig als informant.
1.4.
Aan de heer [E] , de neef van de vader, is bijzondere toegang tot de zitting verleend.

2.De feiten

2.1.
De vader heeft het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 30 augustus 2024 [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voorlopig onder toezicht gesteld tot 30 november 2024.
2.4.
In diezelfde beschikking heeft de kinderrechter de machtiging verleend [minderjarige 2] en [minderjarige 1] uit huis te plaatsen in een (netwerk)pleeggezin voor de duur van vier weken, dus tot 27 september 2024. Die maatregel is vervolgens bij beschikking van 6 september 2024 verlengd tot 30 november 2024.
2.5.
Bij beschikking van 29 november 2024 heeft de kinderrechter de ondertoezichtstelling verlengd tot 30 november 2025, en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 30 mei 2025.
2.6.
De GI heeft op 2 oktober 2024 een schriftelijke aanwijzing gegeven betreffende de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , welke is aangepast op 22 november 2024. Hierin is het volgende opgenomen:
Samen Veilig Midden-Nederland geeft de volgende aanwijzingen:
Vanuit SAVE vinden we het belangrijk dat er contact is tussen u en de kinderen. Echter is SAVE van mening dat dit begeleid moet worden. Er is een organisatie gevonden, te weten [organisatie] , die de omgang kan begeleiden. Dat betekent dat [organisatie] in december de omgang zal vormgeven. De begeleide omgang op het kantoor van SAVE zal dan stoppen.
Mocht u bij uw standpunt blijven en niet openstaan voor begeleide omgang vanuit [organisatie] , dan betekent dit dat de omgang vanaf december zal stoppen.
Daarnaast gelden nog altijd onderstaand afspraken. Mocht u zich niet aan onderstaande afspraken houden, kan de omgang niet doorgaan. Het is dus belangrijk dat u zich aan onderstaande afspraken houdt.
Voor de omgang gelden de volgende afspraken:
  • De omgang vindt 1x per week plaats op locatie van [organisatie] in [plaats 2] en wordt begeleid door een begeleider vanuit [organisatie] .
  • Er wordt tijdens de omgang niet gesproken over het verleden. Dit betekent dat niet met de kinderen wordt gesproken over: het pesten van moeder op haar werk, de boosheid richting het oude werk van moeder, de boosheid naar andere familieleden over het achterhouden van informatie en de bewijzen die vader heeft gevonden op de telefoon van moeder.
  • Als de omgang is afgelopen blijft vader in de ruimte wachten en bespreekt de omgang na met de begeleider van de omgang. Er zal na een uur afscheid genomen worden van de kinderen waarna zij de ruimte verlaten en teruggaan naar het pleeggezin.
Tevens zijn nog altijd onderstaande voorwaarden van kracht die je 10 september 2024 per brief van SAVE hebt ontvangen:
  • Vader gaat onder geen enkel beding naar de scholen van beide kinderen, hangt niet buiten op het plein bij de scholen rond of zoekt op enige andere wijze (los van de omgangsmomenten die SAVE uitzet) contact met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] .
  • Er is sprake van een door de kinderrechter uitgesproken machtiging uithuisplaatsing. Dit betekent dat de kinderrechter heeft gezegd dat [minderjarige 2] en [minderjarige 1] de komende tijd in het pleeggezin zullen verblijven. SAVE wil dat u niet bij het pleeggezin of in [plaats 1] langsgaat of dat u op welke andere manier dan ook contact zoekt. Dit geldt voor het pleeggezin, maar ook voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Dit betekent ook dat SAVE niet wil dat je contact zoekt met de jongens via WhatsApp, telefonisch, per SMS, via andere sociale media of via videogames (met chatfunctie en dergelijke).
  • De contacten met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] worden via SAVE geregeld.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt bekrachtiging van de gewijzigde schriftelijke aanwijzing. Tijdens de zitting heeft de GI toegelicht dat de schriftelijke aanwijzing is gewijzigd, omdat de omgang moet worden begeleid door [organisatie] in [plaats 2] in plaats van door de GI in Amersfoort.

4.De standpunten

4.1.
De vader is het niet eens met het verzoek. Hij wil meer en langer omgang en met de kinderen, het liefst bij hem thuis. Hij stelt zich op het standpunt dat (een gedeelte van) de schriftelijke aanwijzing niet nodig is omdat hij geen rechtstreeks contact zoekt met de kinderen en hij ook niet op school komt.
4.2.
De omgang moet volgens de GI begeleid worden door een professionele derde. De GI heeft namelijk nog niet kunnen onderzoeken of de omgang bij de vader veilig thuis kan plaatsvinden en heeft daar nog onvoldoende vertrouwen in, omdat de vader zich dreigend heeft geuit richting de GI en de GI niet wil dat de kinderen daar getuigen van zijn, dan wel dat hun eigen veiligheid of die van een andere hulpverlener in het geding komt. De GI vindt het ingewikkeld dat de vader het niet eens is met de locatie, de duur en de zorgaanbieder van de omgang.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de zitting kan naar het oordeel van de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing worden bekrachtigd. De schriftelijke aanwijzing is noodzakelijk om de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] weg te nemen (artikel 1: 263 Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter legt hierna uit waarom zij deze beslissing neemt.
Wettelijk kader
5.2.
De GI is belast met de uitvoering van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] . Een ondertoezichtstelling beperkt het gezag van een ouder, omdat de GI bepaalde bevoegdheden krijgt en een ouder met gezag bepaalde verplichtingen. Zo kan de GI ter uitvoering van haar taak schriftelijke aanwijzingen geven over de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Zij kan dit doen wanneer de ouder met gezag of de minderjarige niet instemmen met, dan wel niet of onvoldoende medewerking verlenen aan de uitvoering van het plan, bedoeld in artikel 4.1.3. lid 1 van de Jeugdwet óf als dit noodzakelijk is om de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van de minderjarige weg te nemen. [1] De GI kan de kinderrechter verzoeken om een schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen. [2] Voor zover noodzakelijk in verband met de uithuisplaatsing van de minderjarige kan de GI voor de duur daarvan de contacten tussen een met het gezag belaste ouder en de minderjarige beperken. [3] De ouder met gezag en de minderjarige moeten een schriftelijke aanwijzing opvolgen. [4]
5.2.
Een schriftelijke aanwijzing is aan te merken als een besluit in de zin van artikel 1:3 van de van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en moet daarom voldoen aan de eisen van behoorlijk bestuur. Zo moet de aanwijzing onder andere deugdelijk zijn gemotiveerd en voorbereid. De kinderrechter moet zich bij de toetsing van een schriftelijke aanwijzing terughoudend opstellen, omdat de GI hierin beleidsvrijheid heeft.
Inhoudelijke beoordeling
5.3.
Naar het oordeel van de kinderrechter voldoet de aanwijzing van de GI aan de beginselen van behoorlijk bestuur. Op basis van de stukken en de zitting is gebleken dat de aanwijzing zorgvuldig is voorbereid en uitgebreid is gemotiveerd. De GI heeft de schriftelijke aanwijzing aangekondigd en met een begeleidende brief uitgelegd waarom vader de schriftelijke aanwijzing krijgt.
5.4.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling kan naar het oordeel van de kinderrechter de schriftelijke aanwijzing voor de vader worden bekrachtigd. De vader is boos omdat hij meer contact wil met zijn kinderen en volgens de GI richt hij zijn boosheid op de jeugdbeschermer door dreigende taal naar haar uit te spreken. Hierdoor kan geen gesprek plaatsvinden tussen de GI en de vader over de inhoud van de schriftelijke aanwijzing. De kinderrechter heeft begrepen dat de GI daardoor niet voldoende uitvoering kan geven aan de ondertoezichtstelling, omdat de nodige zorg zoals omgangsbegeleiding en de veiligheid van de kinderen onvoldoende kan worden gewaarborgd.
5.5.
De kinderrechter vindt het noodzakelijk om de schriftelijke aanwijzing te bekrachtigen, omdat zij wil benadrukken dat het belangrijk is dat de vader de voorwaarden opvolgt die de GI aan hem stelt in het belang van zijn kinderen. De voorwaarden die in de schriftelijke aanwijzing worden gesteld hebben als doel om de ontwikkeling en veiligheid van de kinderen te waarborgen, zoals op school maar ook in de omgang met de vader. Het is volgens de kinderrechter noodzakelijk dat de vader aan die voorwaarden meewerkt, omdat de kinderen onbedoeld belast zijn met volwassenenzaken en dat is niet goed voor de ontwikkeling van kinderen van die leeftijd. De waarborgen die de GI stelt om dat in de omgang van de kinderen met de vader te voorkomen vindt de kinderrechter dan ook niet onbegrijpelijk. Op dit moment zijn de kinderen het meest gebaat zijn bij rust en voorspelbaarheid in hun contact met de vader. Belangrijk is dan ook dat de omgang begeleid plaatsvindt en op een veilige manier. Daarvoor is het van belang dat de vader goed in contact is met de GI, zodat de GI tijdens de ondertoezichtstelling goed met de vader in gesprek kan gaan en zo vooruit te komen voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Hoewel de vader heeft aangegeven dat hij wil meewerken, vindt de kinderrechter een bekrachtiging toch nodig gelet op de wisselende houding van de vader tegenover de betrokkenheid van de GI en alle emoties die daaromtrent spelen. De kinderrechter hoopt dat vader de grenzen die de GI stelt, accepteert, zodat zowel hij als de GI zich weer kunnen focussen op de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
bekrachtigt de aangepaste schriftelijke aanwijzing van 22 november 2024.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, kinderrechter, in het openbaar uitgesproken op 20 december 2024, in aanwezigheid van mr. A.W.S. Stukker als griffier.

Voetnoten

1.Artikel 1:263, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Artikel 1:263, derde lid, BW.
3.Artikel 1:265f BW.
4.Artikel 1:263, tweede lid, BW.