Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.[eiseres sub 1] B.V.,
2.
[eiseres sub 2] B.V.,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen twee B.V.'s, hierna gezamenlijk aangeduid als [eiseres sub 1] c.s., en de Coöperatieve Rabobank U.A. De eisende partijen vorderden dat de Rabobank zou worden verboden om de opzegging van de kredietovereenkomst door te zetten en om de overeenkomst voort te zetten. De Rabobank had de kredietovereenkomst opgezegd op 21 april 2023, met een opzegtermijn van zes maanden, omdat zij twijfels had over de financiële positie van [eiseres sub 1] c.s. en geen inzage had gekregen in relevante financiële documenten. De rechtbank moest beoordelen of de opzegging door de Rabobank naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was en of de bank haar zorgplicht had geschonden.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de Rabobank de kredietovereenkomst rechtsgeldig had opgezegd. De rechtbank stelde vast dat de opzegging was gedaan in overeenstemming met de Algemene Bankvoorwaarden en de Algemene voorwaarden voor bedrijfsfinancieringen van de Rabobank. De voorzieningenrechter concludeerde dat de Rabobank niet onredelijk had gehandeld en dat de belangen van [eiseres sub 1] c.s. niet zodanig zwaarwegend waren dat de opzegging niet in stand kon blijven. De vorderingen van [eiseres sub 1] c.s. werden afgewezen en zij werden veroordeeld in de proceskosten van de Rabobank, die in totaal € 1.961,00 bedroegen.