In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Rhenam Wonen en een gedaagde huurder. De huurder, die een woning huurt voor € 450,70 per maand, had een huurachterstand van € 1.061,56. Rhenam Wonen vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, maar de kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van minder dan drie maanden niet voldoende was om de ontbinding en ontruiming te rechtvaardigen. De huurder had sinds augustus 2023 zijn lopende huur betaald en had bovendien aangegeven elke maand extra te willen betalen om de achterstand in te lopen. De kantonrechter weegt alle omstandigheden mee en concludeert dat de gevorderde ontbinding en ontruiming niet gerechtvaardigd zijn. De vordering tot betaling van de huurachterstand werd wel toegewezen, evenals de wettelijke rente over de achterstallige huur. Rhenam Wonen had ook buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, maar deze werden afgewezen omdat het beding in de algemene voorwaarden als oneerlijk werd beoordeeld. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.