ECLI:NL:RBMNE:2024:752

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
10655915
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst: afwijzing ontbinding en ontruiming, toewijzing huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 21 februari 2024 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Rhenam Wonen en een gedaagde huurder. De huurder, die een woning huurt voor € 450,70 per maand, had een huurachterstand van € 1.061,56. Rhenam Wonen vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning, maar de kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand van minder dan drie maanden niet voldoende was om de ontbinding en ontruiming te rechtvaardigen. De huurder had sinds augustus 2023 zijn lopende huur betaald en had bovendien aangegeven elke maand extra te willen betalen om de achterstand in te lopen. De kantonrechter weegt alle omstandigheden mee en concludeert dat de gevorderde ontbinding en ontruiming niet gerechtvaardigd zijn. De vordering tot betaling van de huurachterstand werd wel toegewezen, evenals de wettelijke rente over de achterstallige huur. Rhenam Wonen had ook buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, maar deze werden afgewezen omdat het beding in de algemene voorwaarden als oneerlijk werd beoordeeld. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10655915 \ UC EXPL 23-5462 RJ/58605
Vonnis van 21 februari 2024
in de zaak van
STICHTING RHENAM WONEN,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. C.A. Hage,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. A. Azauiyat.
Partijen zullen hierna Rhenam Wonen en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft de volgende stukken ontvangen en gelezen:
- de dagvaarding van 3 augustus 2023 met producties 1 tot en met 6;
- de conclusie van antwoord van 12 september 2023 met producties 1, 2, 4 en 5.
- het bij e-mail van 7 februari 2024 van Rhenam Wonen gevoegde overzicht van de actuele huurachterstand van [gedaagde] ;
- de bij e-mail van 7 februari 2024 van [gedaagde] gevoegde producties 1 en 3.
1.2.
Op 12 februari 2024 is de zaak besproken tijdens een mondelinge behandeling, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarbij was namens Rhenam Wonen mevrouw M. Vos aanwezig en haar gemachtigde. [gedaagde] en zijn gemachtigde waren ook aanwezig.
1.3.
De kantonrechter heeft bepaald dat het vonnis in deze zaak vandaag wordt uitgesproken.

2.De beoordeling

De kern van de zaak
2.1.
[gedaagde] huurt een woning van Rhenam wonen voor een bedrag van nu € 450,70 per maand. Hij heeft nu een betalingsachterstand van € 1.061,56. Er is ook al eerder een betalingsachterstand geweest. Rhenam Wonen wil de huurovereenkomst met [gedaagde] ontbinden en ontruiming van de woning. [gedaagde] is het daar niet mee eens. De huurachterstand rechtvaardigt volgens hem niet de ontbinding van de huurovereenkomst.
Het gelijk is aan [gedaagde] . De kantonrechter wijst de ontbinding en ontruiming af, maar veroordeelt [gedaagde] wel om de huurachterstand aan Rhenam Wonen te betalen.
Geen ontbinding en ontruiming
2.2.
Als de huurder zijn verplichting om de huur op tijd te betalen niet nakomt, mag de verhuurder de rechter vragen om de huurovereenkomst te beëindigen (ontbinden). De rechter dient deze vordering alleen toe te wijzen als de huurachterstand een beëindiging van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Als uitgangspunt wordt wel genomen dat een huurachterstand van drie maanden ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Zo is van belang of de lopende huur wordt betaald en of de huurder (een deel) van de achterstand alsnog heeft voldaan (zie HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR: 2018:1810).
2.3.
De huurachterstand van [gedaagde] bedraagt op dit moment € 1.061,56, wat neer komt op een achterstand van minder dan drie maanden huur. Een dergelijke achterstand rechtvaardigt niet de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Daar komt bij dat [gedaagde] sinds augustus 2023 elke maand zijn lopende huur betaalt en aangegeven heeft elke maand € 75,00 bovenop zijn lopende huur te willen gaan betalen om zijn huurachterstand in te lopen.
2.4.
Dat er eerder sprake is geweest van een huurachterstand maakt bovenstaande niet anders. Een herhaalde wanprestatie vormt in beginsel volgens het LOVCK-beleid een grond om de gevorderde ontbinding en ontruiming toe te wijzen als er op dit moment sprake is van een huurachterstand van tenminste twee maanden en de huurder minder dan één jaar voor de zitting al tot betaling van een huurachterstand is veroordeeld. Er is weliswaar sprake van een huurachterstand van iets meer dan 2 maanden, maar van een eerdere veroordeling is geen sprake. Daar komt bij dat [gedaagde] heeft aangegeven dat zijn vorige huurachterstand is ontstaan door toedoen van zijn (oude) bewindvoerder. Dit heeft Rhenam Wonen niet betwist. De kantonrechter ziet in dit geval dan ook geen aanleiding om van het LOVCK-beleid af te wijken. Dit betekent dat de gevorderde ontbinding en ontruiming met nevenvordering(en) zullen worden afgewezen.
Rhenam Wonen moet huurachterstand en wettelijke rente betalen
2.5.
De vordering tot betaling van € 1.061,56 aan huurachterstand zal de kantonrechter toewijzen. [gedaagde] heeft erkend dat hij de achterstallige huurtermijnen moet betalen.
2.6.
De wettelijke rente vanaf de respectieve data dat [gedaagde] in verzuim is met de betaling van de huurtermijnen zal de kantonrechter ook toewijzen. [gedaagde] is namelijk te laat met betalen.
Geen buitengerechtelijke incassokosten
2.7.
Rhenam Wonen vordert buitengerechtelijke incassokosten van € 125,32 inclusief btw. Omdat [gedaagde] een consument is moet de kantonrechter ambtshalve onderzoeken of de bepalingen die in de tussen partijen gesloten overeenkomst staan, niet oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
2.8.
In artikel 11.1 van de algemene voorwaarden van Rhenam Wonen staat het volgende:

De buitengerechtelijke kosten, inclusief BTW, die huurder of verhuurder maakt in geval de andere partij zijn verplichtingen niet nakomt, zijn voor rekening van de wanpresterende partij. Huurder kiest voor de uitvoering van de huurovereenkomst woonplaats in de woning.
2.9.
De kantonrechter oordeelt dat het incassokostenbeding oneerlijk is. [gedaagde] is immers een consument en dat betekent dat slechts de kosten als bedoeld in het Besluit vergoeding buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) door haar verschuldigd zijn. De bepaling in de algemene voorwaarden wijkt ten nadele van de consument af van het bepaalde in artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek jo. het Besluit. Er is geen maximum opgenomen, wat ertoe leidt dat onbeperkte kosten voor rekening van de consument zouden kunnen komen. Hiermee wordt het evenwicht onevenredig verstoord. Dit betekent dat de betreffende bepaling buiten toepassing blijft en de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen.
Ieder betaalt eigen proceskosten
2.10.
Omdat beide partijen gedeeltelijk ongelijk krijgen, zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.11.
De kantonrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is gevorderd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de kantonrechter geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Rhenam Wonen te betalen een bedrag van € 1.061,56, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de vervaldata van de onderliggende huurtermijnen tot de dag der algehele voldoening,
3.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt,
3.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Boots en in het openbaar uitgesproken op
21 februari 2024.