ECLI:NL:RBMNE:2024:7516

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
569316
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake schuldsanering en hypotheekrecht in kredietovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres] en Intrum Nederland B.V. [Eiseres] is in de schuldsanering terechtgekomen en heeft een schone lei gekregen. De rechtbank oordeelt dat de vordering van Intrum, die een tweede recht van hypotheek heeft, ook onder de schone lei valt. Dit betekent dat [eiseres] de lening niet meer hoeft terug te betalen. De procedure begon met een dagvaarding op 19 januari 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 19 juni 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat Intrum haar hypotheekrecht niet tijdig heeft gemeld bij de bewindvoerder, waardoor de vordering als concurrente vordering is erkend en onder de schone lei valt. De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] om ontslagen te worden uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de lening toegewezen en Intrum veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/569316 / HA ZA 24-55
Vonnis van 7 augustus 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. D.R.M. de Vos,
tegen
INTRUM NEDERLAND B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Intrum,
advocaat: mr. P.C. Nieuwenhuizen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 januari 2024 met producties 1 t/m 11,
- de conclusie van antwoord met producties1 t/m 15,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 19 juni 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern

2.1.
Tussen [eiseres] en haar ex-partner en Intrum is een kredietovereenkomst afgesloten. [eiseres] is in de schuldsanering terecht gekomen en heeft na het positief doorlopen daarvan een schone lei gekregen. In dit vonnis wordt geoordeeld dat de vordering van Intrum, waarop een tweede recht van hypotheek rust, ook onder de schone lei valt. [eiseres] hoeft de lening dus niet meer terug te betalen. Hierna wordt uitgelegd hoe de rechtbank tot dit oordeel is gekomen.

3.Waar gaat de zaak over

3.1.
Op 6 mei 2002 is een kredietovereenkomst tot stand gekomen tussen DSB Financieringen (hierna: DSB) en [eiseres] en haar ex-partner (hierna: [A] c.s.). Op grond van deze kredietovereenkomst werd aan [A] c.s. een doorlopend krediet verstrekt met een limiet van € 68.028. In samenhang met deze kredietovereenkomst is een tweede recht van hypotheek gevestigd op de woning van [A] c.s. via een akte van cessie van 24 juni 2002 ter zekerheid voor terugbetaling.
3.2.
Op 7 februari 2019 werd de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (hierna: Wsnp) van toepassing verklaard op [eiseres] omdat zij problematische schulden had. De Wsnp-bewindvoerder van [eiseres] heeft een brief gestuurd naar Vesting Finance, de incassogemachtigde van DSB in faillissement, om de lening ter verificatie in te dienen om vast te stellen welke schulden [eiseres] had. Op 15 maart 2019 heeft Vesting Finance de lening van [A] c.s. van € 65.363,65 ingediend ter verificatie bij de bewindvoerder
zonderdaarbij te vermelden dat er een tweede recht van hypotheek aan de vordering verbonden was.
3.3.
Gedurende de looptijd van de Wsnp van [eiseres] werd op grond van de akte van cessie van 13 september 2021 de kredietovereenkomst met DSB overgedragen aan Intrum. Sindsdien is Intrum dus de schuldeiser van de lening van [A] c.s.
3.4.
De Wsnp van [eiseres] werd in maart 2022 beëindigd als gevolg van het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. [eiseres] heeft een schone lei gekregen. Op basis van de slotuitdelingslijst heeft Intrum een uitkering gekregen voor haar vordering van € 6.031,74.
3.5.
Intrum heeft geruime tijd na de beëindiging van de Wsnp van [eiseres] een sommatiebrief gestuurd voor betaling van de restschuld omdat de lening niet volledig was terugbetaald met de uitkering van de slotuitdelingslijst. [eiseres] is het daar niet mee eens.
3.6.
[eiseres] vordert daarom dat Intrum haar moet ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de lening en dat Intrum haar geen aanmaningen meer mag sturen voor terugbetaling van de lening op straffe van een dwangsom. Haar standpunt is dat de schone lei ook van toepassing is op de vordering die Intrum op haar heeft omdat Intrum geen melding heeft gedaan van het hypotheekrecht dat op de vordering rust.
3.7.
Intrum is van mening dat ondanks dat er een schone lei is verleend, zij nog steeds aanspraak kan maken op terugbetaling van de lening omdat er een tweede recht van hypotheek op zit. Het hypotheekrecht zou volgens Intrum niet verloren gaan door verlening van de schone lei, ook al heeft Intrum dit hypotheekrecht niet doorgegeven aan de bewindvoerder bij de verificatie van alle vorderingen.

4.De beoordeling

Doel en systeem van de Wsnp
4.1.
De Wsnp is een wettelijke regeling waarmee mensen met problematische schulden schuldenvrij kunnen worden. De rechter bepaalt of iemand in aanmerking komt voor de Wsnp en wanneer het traject begint. De Wsnp heeft als doel om te voorkomen dat mensen levenslang achtervolgd worden door hun schulden. Een succesvolle saneringsprocedure volgens de Wsnp biedt de schuldenaar uitzicht op een ‘schone lei’.
4.2.
Aan het begin van de Wsnp krijgt de persoon met schulden (hierna: de schuldenaar) een bewindvoerder en een rechter-commissaris toegewezen. Vóór het einde van de Wsnp plant de rechtbank een verificatievergadering. Als de datum van de verificatievergadering is bepaald, wordt ook de datum vastgesteld waarop de vorderingen moeten zijn ingediend. De schuldeisers kunnen dus tot die datum aangeven dat zij een vordering op de schuldenaar hebben en deze indienen bij de bewindvoerder.
4.3.
De wijze waarop schuldeisers hun vorderingen kunnen indienen bij de bewindvoerder staat in de Faillissementswet (hierna: Fw). Zo bepaalt artikel 110 lid 1 Fw dat de indiening van een vordering geschiedt bij de bewindvoerder door het overleggen van een schriftelijke verklaring of een rekening, waaruit enerzijds kan worden opgemaakt wat de hoogte van de vordering is en anderzijds wat de aard van de vordering is. Bij deze schriftelijke verklaring of rekening, dient de schuldeiser bewijsstukken mee te sturen, waarbij opgave moet worden gedaan of er sprake is van een voorrecht, pand-, hypotheek- of retentierecht. Dit is onder meer van belang voor de wijze waarop uitvoering gegeven kan worden aan de Wsnp.
4.4.
De bewindvoerder toetst de ingediende vorderingen aan de hand van de administratie van de schuldenaar en stelt op basis daarvan een lijst van voorlopig erkende schuldenaars op. Hierna zal de verificatievergadering worden gehouden. Tijdens de verificatievergadering stelt de rechter-commissaris de vorderingen die betaald moeten worden vast.
4.5.
Nadat de verificatievergadering heeft plaatsgevonden, wordt de slotuitdelingslijst opgesteld. Hierop staat vermeld welke schuldeisers welk bedrag toekomt. De slotuitdelingslijst ligt 10 dagen op de griffie van de rechtbank ter inzage voor de schuldeisers. Wanneer geen van de schuldeisers in verzet komt, wordt de lijst na 10 dagen verbindend en wordt tot uitbetaling overgegaan.
4.6.
Als de schuldeisers zijn betaald en het traject positief doorlopen is, verklaart de rechter bij vonnis dat er een schone lei wordt verleend aan de schuldenaar. Dat betekent dat vorderingen die onder de schuldsanering vallen niet meer afdwingbaar zijn. Schuldeisers kunnen dan geen aanspraak meer maken op hun vordering. Dat volgt uit artikel 358 lid 1 Fw.
De vordering van Intrum valt onder de schone lei
4.7.
Aan [eiseres] is bij vonnis van 3 februari 2022 een schone lei verleend volgens artikel 358 lid 1 Fw. De vraag die beantwoord zal worden is of de vordering van Intrum, waarop een tweede recht van hypotheek rust, ook onder de schone lei valt.
4.8.
Het uitgangspunt is dat de Wsnp niet werkt ten aanzien van vorderingen die door pand of hypotheek zijn gedekt. [1] Dat wil zeggen dat schuldeisers van hun vorderingen nakoming kunnen blijven verlangen ondanks de schone lei, voor zover de vordering is verzekerd met een pand- of hypotheekrecht. Deze schulden moeten dan volledig worden terugbetaald door de schuldenaar.
4.9.
Toch beslist de rechtbank dat de vordering van Intrum wél onder de schone lei valt. Intrum heeft haar vordering namelijk ingediend bij de bewindvoerder als concurrente vordering omdat Intrum niet gemeld heeft dat er een hypotheekrecht op rust. Het is voor een schuldeiser van groot belang dat hij opgave doet van een eventuele aanspraak op een voorrecht, pand, hypotheek of retentierecht. [2] Doet hij dit niet, dan loopt hij dus het gevaar dat zijn vordering slechts als een concurrente vordering wordt erkend en onder de schone lei valt.
4.10.
Om aanspraak te kunnen maken op het hypotheekrecht, had Intrum melding moeten doen van haar hypotheekrecht volgens artikel 110 Fw zoals uitgelegd in paragraaf 4.3.
4.11.
Intrum heeft meerdere kansen gehad om haar vordering correct in te dienen, waarvan zij geen gebruik heeft gemaakt. Zo had Intrum:
  • direct bij de indiening van de vordering bij de bewindvoerder het hypotheekrecht moeten noemen op grond van artikel 110 Fw,
  • bij de verificatievergadering melding kunnen doen van het hypotheekrecht,
  • verzet kunnen indienen tot tien dagen na de verificatievergadering en,
  • alsnog melding kunnen doen van het hypotheekrecht toen zij de slotuitdelingslijst ontving met het bedrag wat Intrum zou ontvangen uit de Wsnp-boedel.
4.12.
Het verzuim om geen melding te maken van het hypotheekrecht, leidt ertoe dat Intrum wordt gehouden aan de slotuitdelingslijst. [3] Intrum heeft de uitkering van de slotuitdelingslijst van € 6.031,74 ontvangen en behouden, nadat in maart 2022 de Wsnp van [eiseres] eindigde met een schone lei. Intrum heeft toen ook een einddatum gezet op de BKR-registratie van [eiseres] . Pas op 10 maart 2023 heeft Intrum weer een aanmaning gestuurd naar [eiseres] voor terugbetaling van de lening. Kennelijk had zij toen in de gaten gekregen dat er een hypotheekrecht verbonden was aan haar vordering.
De uitzondering van artikel 358 lid 5 is niet van toepassing
4.13.
Intrum voert aan dat volgens artikel 358 lid 5 Fw een vordering waarop een recht van hypotheek rust, niet onder de schone lei valt. In artikel 358 lid 5 Fw staat dat lid 1 van artikel 358 Fw (de schone lei) niet van toepassing is als:
  • op de vordering een recht van hypotheek tot zekerheid strekt,
  • het hypotheekrecht gevestigd is op het registergoed waarin de schuldenaar woonachtig is, en
  • indien op de rente van deze vordering artikel 303 Fw, derde lid, van toepassing is.
4.14.
Aan de eerste twee vereisten is, zoals gemotiveerd door Intrum, voldaan. Intrum heeft een hypotheekrecht op de vordering en het hypotheekrecht is gevestigd op de woning waar [eiseres] woont. Aan het derde vereiste wordt niet voldaan.
4.15.
Het eerste lid van artikel 303 Fw bepaalt – kort weergegeven – dat de schuldenaar geen rente is verschuldigd over vorderingen waarop de schuldsaneringsregeling van toepassing is. In artikel 303 lid 3 Fw staat dat de rechtbank in de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling of bij beschikking het eerste lid buiten toepassing kan verklaren ten aanzien van rente die verschuldigd is over een vordering waarvoor een hypotheek tot zekerheid strekt die is gevestigd op het registergoed waarin de schuldenaar woonachtig is, indien dat in het belang van de boedel is. De rechter-commissaris kan dit op verzoek van de bewindvoerder bij schriftelijke beschikking verklaren indien dit in het belang van de boedel is, nadat de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard. De rechtbank neemt aan dat lid 3 van artikel 303 Fw buiten beeld is gebleven omdat Intrum niet had medegedeeld dat aan de vordering een hypotheekrecht verbonden is. Daarmee is artikel 358 lid 5 ook niet van toepassing.
Conclusie
4.16.
De vordering van Intrum valt onder de schone lei ondanks het hypotheekrecht. Intrum kan betaling van de vordering daarom niet meer in rechte afdwingen. Er is geen rechtsverhouding meer voor het handhaven van het hypotheekrecht. Er rest alleen nog een natuurlijke verbintenis. Dat wil zeggen dat [eiseres] de resterende vordering niet meer moét, maar nog wel mág terugbetalen. De vordering houdt dus niet op te bestaan, alleen de afdwingbaarheid van de vordering vervalt.
4.17.
De vordering van [eiseres] om haar te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de lening bij Intrum wordt gelet op het bovenstaande toegewezen. Omdat deze vordering wordt toegewezen, is er geen belang meer bij de tweede vordering. Uit toewijzing van het ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid volgt dat Intrum geen aanmaningen meer mag sturen, zij heeft immers geen afdwingbare vordering meer. De tweede vordering wordt dan ook afgewezen bij gebrek aan zelfstandig belang volgens artikel 303 Burgerlijk Wetboek.
Proceskosten
4.18.
Intrum is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2,00 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.861,97
Uitvoerbaar bij voorraad
4.19.
Het vonnis wordt, zoals gevorderd door [eiseres] , uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Intrum om [eiseres] te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de kredietovereenkomst met nummer [nummer] ,
5.2.
veroordeelt Intrum in de proceskosten van € 1.861,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Intrum niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Wachter en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.
Type: LLO 5719

Voetnoten

1.HR 13 maart 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG7996.
2.HR 18 december 1987, ECLI:NL:PHR:1987:AD0106.
3.HR 25 juni 1926, ECLI:NL:HR:1926:293.