ECLI:NL:RBMNE:2024:7514

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
574684
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over fondswisselingen van levensverzekering onder maritaal derdenbeslag

In deze zaak gaat het om een geschil tussen [eiseres] en de verzekeraar Scildon N.V. over de gevolgen van fondswisselingen die zijn uitgevoerd door de ex-partner van [eiseres], [A], terwijl er een maritaal derdenbeslag op de levensverzekering rustte. De rechtbank heeft op 31 december 2024 uitspraak gedaan. De kern van het geschil is of Scildon het recht had om de fondswisselingen toe te staan, gezien het maritaal beslag dat door [eiseres] was gelegd. [Eiseres] stelt dat de waarde van de levensverzekering is gedaald door deze fondswisselingen, waardoor zij minder geld heeft ontvangen na de echtscheiding. Ze vordert schadevergoeding van Scildon voor het mislopen van geld door de waardevermindering van de verzekering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het maritaal beslag rust op de waarde van de levensverzekering, maar dat de fondswisselingen geen rechtshandelingen zijn die onder de blokkerende werking van artikel 479kc van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vallen. De rechtbank oordeelt dat Scildon zich aan de verplichtingen van het maritaal beslag heeft gehouden en dat er geen sprake is van wanprestatie of onrechtmatige daad. De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de proceskosten van € 6.925,00.

De uitspraak benadrukt de juridische nuances rondom het maritaal beslag en de rechten van de verzekeringnemer en begunstigden in het kader van levensverzekeringen. De rechtbank concludeert dat de fondswisselingen geen rechtsgevolg hebben dat de positie van de beslaglegger negatief beïnvloedt, en dat de toestemming van [eiseres] voor de fondswisselingen niet vereist was, aangezien [A] de primair begunstigde is.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: C/16/574684 / HA ZA 24-223
Vonnis van 31 december 2024
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. P.F.M. Deijkers,
tegen
SCILDON N.V.,
te Hilversum,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Scildon,
advocaat: mr. F.P. Richel.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 30 april 2024 met producties 1 t/m 15,
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 3,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 19 november 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
Dit geschil gaat over de vraag of verzekeraar Scildon mocht toelaten dat [A] , de ex-partner van [eiseres] en de verzekeringnemer, fondswisselingen van zijn levensverzekering deed terwijl er een maritaal derdenbeslag op de verzekering lag. [eiseres] vindt van niet. De waarde van de levensverzekering is gedaald en daarom heeft [eiseres] minder geld gekregen na de verdeling in het kader van de echtscheiding. [eiseres] vindt daarom dat Scildon het misgelopen geld aan haar moet betalen. De rechtbank wijst de vorderingen van [eiseres] af.

3.Waar gaat de zaak over en wat is de beslissing?

Achtergrond

3.1.
[eiseres] en haar ex-partner [A] waren in gemeenschap van goederen getrouwd. Het huwelijk is ontbonden door echtscheiding. Onderdeel van de huwelijksgemeenschap is de levensverzekering, die [A] bij Scildon heeft sinds 2002. Scildon is de verzekeraar.
3.2.
Volgens de polis van de levensverzekering is [A] zowel de verzekeringnemer als de verzekerde. Als begunstigden van de verzekering zijn aangewezen:
[A]
De echtgenote van [A]
De kinderen van [A]
De erfgenamen van [A]
is dus de primair begunstigde en [eiseres] de secundair begunstigde van de levensverzekering. De begunstigden kunnen recht hebben op de uitkering op de einddatum van de verzekering of bij eerder overlijden.
3.3.
In artikel 6.1 van de polisvoorwaarden van de levensverzekering, een beleggingsverzekering, bij Scildon staat dat [A] het recht heeft om van fondsen te wisselen. De verzekeringnemer kan zodoende zelf keuzes maken in de wijze waarop de waarde van de verzekering wordt opgebouwd. De verzekeringnemer kan zijn eigen beleggingsvisie hebben, doorvoeren en aanpassen aan de hand van bijvoorbeeld economische ontwikkelingen of marktomstandigheden. [A] heeft sinds 2002 meerdere keren gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot fondswisselingen.
3.4.
In het kader van de echtscheiding en de vrees voor verduistering van de levensverzekering, heeft [eiseres] op 28 juli 2016 maritaal derdenbeslag gelegd onder Scildon op alle geldswaarden inclusief vorderingen die Scildon aan [A] verschuldigd is of zal worden. De rechtbank heeft op 26 mei 2021 beslist dat de levensverzekering in het kader van de echtscheiding wordt gesplitst, waarbij [A] en [eiseres] ieder de helft van de waarde zou toekomen.
3.5.
Scildon heeft op 2 september 2016 naar aanleiding van het maritaal beslag een derdenverklaring afgegeven aan [eiseres] waaruit volgt dat tussen [A] en Scildon een overeenkomst tot levensverzekering bestaat met een waarde van op dat moment € 206.931,95. Die waarde correspondeerde met de totaalwaarde van de fondsen waar Scildon op dat moment op verzoek van [A] in belegde. Het merendeel van de betreffende waarde zat in het Aperam fonds, namelijk € 164.219,52. In september 2016 heeft [A] besloten om alle aandelen in Aperam te verkopen en in een rentedepot te stoppen. Vervolgens heeft [A] in juli 2020 – toen de rente (vrijwel) negatief werd – het fonds rentedepot gewisseld voor het fonds Galapagos, een Belgisch biotech bedrijf. De koers van Galapagos is sindsdien echter fors gedaald met een flink verlies van waarde van de beleggingsverzekering tot gevolg. Op 3 maart 2022, toen [eiseres] om splitsing van de verzekering vroeg, was de verzekering nog maar € 67.735,75 waard. [eiseres] heeft € 33.406,18 uitgekeerd gekregen.
3.6.
[eiseres] vindt dat zij recht heeft op de helft van € 206.931,95, het bedrag dat Scildon aanvankelijk in de derdenverklaring heeft genoemd. [eiseres] vordert om proceseconomische redenen om Scildon te veroordelen tot betaling van € 98.500 als vervangende schade voor het misgelopen bedrag door de waardevermindering van de verzekering. Ook vraagt zij om een verklaring voor recht dat Scildon tekort is geschoten in de nakoming van het maritaal beslag. [eiseres] vindt dat Scildon niet had mogen toelaten dat [A] fondswisselingen deed omdat het maritaal beslag hieraan in de weg zou staan. Het toestaan van de fondswisselingen zou volgens [eiseres] vallen onder de blokkerende werking van artikel 479kc Rechtsvordering (hierna: Rv). Omdat Scildon zich daaraan niet heeft gehouden, kan Scildon worden gezien als zuiver schuldenaar en kan zij worden veroordeeld voor de schade door niet nakoming op grond van artikel 477a lid 4 Rv. Met dezelfde onderbouwing stelt zij Scildon ook aansprakelijk op grond van wanprestatie uit artikel 6:74 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) en op grond van onrechtmatigde daad uit artikel 6:162 BW.
3.7.
Scildon voert verweer tegen de standpunten van [eiseres] . Volgens Scildon hebben zij zich wel aan de verplichtingen van het maritaal beslag gehouden door het uitkeren van de waarde op het moment dat [eiseres] om splitsing vroeg, waardoor er geen sprake is van niet nakoming, wanprestatie of een onrechtmatige daad. Volgens Scildon strekt de blokkerende werking van het beslag niet zo ver dat er geen gebruik kan worden gemaakt van de mogelijkheid tot fondswisselingen.
Beslissing
3.8.
De rechtbank wijst de vordering van [eiseres] af omdat – kort gezegd – Scildon zich aan de verplichtingen van het maritaal beslag heeft gehouden. Hierna wordt dit oordeel toegelicht.

4.De beoordeling

De fondswisselingen zijn geen rechtshandelingen
4.1.
Artikel 479kc Rv bepaalt dat aan degene die ten laste van de verzekeringnemer beslag onder de verzekeraar heeft gelegd, een rechtshandeling, na de beslaglegging door of met medewerking van de verzekeringnemer met betrekking tot de verzekering verricht, niet kan worden tegengeworpen
.
4.2.
Een rechtshandeling is een feitelijke handeling met rechtsgevolg. Tot de rechtshandelingen die door of met medewerking van de verzekeringnemer met betrekking tot de verzekering kunnen worden verricht en de positie van de beslaglegger negatief kunnen beïnvloeden, behoren onder meer overdracht (art. 7:970 BW) en verpanding (art. 7:971 BW) van de rechten uit de verzekering, afkoop (art. 7:978 BW) en belening (art. 7:979 BW) van de verzekering.
4.3.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat het doorvoeren van de fondswisselingen, waarbij de aandelen in het oorspronkelijke fonds (Aperam) zijn verkocht en uiteindelijk nieuwe aandelen in een ander fonds (Galapagos) zijn gekocht, gezien kan worden als een rechtshandeling waarbij de blokkerende werking van artikel 479kc Rv van toepassing is, omdat deze rechtshandelingen nadelig zijn geweest voor [eiseres] . Dat zou betekenen dat de fondswisselingen die gedaan zijn na het maritaal beslag, niet tegen [eiseres] kunnen worden tegengeworpen.
4.4.
De rechtbank gaat hier niet in mee. Het maritaal beslag is gelegd op het recht op afdracht van de waarde van de opgebouwde geldswaarde in het beleggingsdepot. Deze geldswaarde bestaat uit de waarde van de door de verzekeringnemer gekozen fondsen, die door Scildon worden aangekocht. Het beslag rust om die reden dan ook niet op de achterliggende fondsen zelf (zoals bij beslag op een bij de bank aangehouden beleggingsdepot/beleggingsrekening). Een fondswisseling kan niet gezien worden als een rechtshandeling. Het is namelijk geen handeling die een beoogt rechtsgevolg heeft. Het wisselen van fondsen is een puur feitelijke handeling, die (financieel) goed of slecht uit kan vallen. Dat is anders met de categorie gevallen die als voorbeeld zijn gegeven in overweging 4.2.
De toestemming van [eiseres] is geen vereiste voor het doorvoeren van fondswisselingen
4.5.
In artikel 7:972 lid 1 BW staat dat de verzekeringnemer zijn uit de overeenkomst voortvloeiende rechten (zoals het wisselen van fondsen) slechts kan uitoefenen met een schriftelijke toestemming van onder andere de begunstigde, wanneer een aanwijzing volgens artikel 7:968 BW onherroepelijk is.
4.6.
Onder begunstigde verstaat art. 7:965 BW degene die tot het ontvangen van een uitkering is aangewezen. Art. 7:968 BW bepaalt in welke gevallen de aanwijzing van een derde als begunstigde onherroepelijk wordt of is. De aanwijzing van een derde als begunstigde kan niet worden herroepen indien die derde ( [eiseres] ) haar heeft aanvaard, het risico is geëindigd door het overlijden van de verzekerde, een uitkering opeisbaar wordt of als dit uit de overeenkomst voortvloeit. Artikel 7:969 BW legt uit hoe de begunstigde de aanwijzing kan aanvaarden. Daarvoor is vereist dat er een tot Scildon gerichte verklaring is gedaan door [eiseres] .
4.7.
[eiseres] heeft op de mondelinge behandeling gesteld dat er met haar overlegd moest worden over de fondswisselingen op basis van artikel 7:972 BW. Pas na de toestemming van [eiseres] had [A] over kunnen gaan tot een fondswisseling omdat zij als begunstigde staat genoemd in de polis van de verzekering. [eiseres] heeft deze toestemming nooit gegeven en daarom kan de fondswisseling die negatief is uitgevallen haar niet worden tegengeworpen.
4.8.
Dat standpunt volgt de rechtbank niet. Artikel 7:968 BW ziet niet op de situatie dat de verzekeringnemer zichzelf als begunstigde heeft aangewezen. [1] Dat is hier het geval. [A] is zelf de primair begunstigde van de levensverzekering en [eiseres] de secundair begunstigde. De toestemming van [eiseres] is dus geen vereiste en staat niet in de weg aan de fondswisselingen.
Overigens, ook als [eiseres] wel als begunstigde zou worden beschouwd, baat dit haar in dit geval niet. Voor de toepassing van artikel 7:972 BW zou nodig zijn dat [eiseres] onherroepelijk als begunstigde is aangewezen voor de levensverzekering. Het is niet gebleken dat [eiseres] een verklaring aan Scildon heeft gedaan dat zij de aanwijzing als begunstigde heeft aanvaard. Dat betekent dat [eiseres] niet onherroepelijk als begunstigde van de levensverzekering is aangewezen.
Conclusie
4.9.
Het maritaal beslag rust op de helft van de waarde van de levensverzekering. Welke uitkering je uiteindelijk eruit haalt, is afhankelijk van de waarde van de aandelenportefeuille op het moment dat [eiseres] om verdeling vraagt. In dit geval hebben de fondswisselingen ongelukkig uitgepakt omdat de waarde op het moment van verdeling lager uitviel dan voorheen verwacht was. Desondanks heeft Scildon zich aan de verplichtingen van het maritaal beslag gehouden. Het doorvoeren van fondswisselingen is geen rechtshandeling en valt dus niet onder de blokkerende werking van artikel 479kc Rv. Ook is artikel 7:792 BW niet van toepassing omdat [A] de primair begunstigde is van de verzekering.
4.10.
Dat heeft tot gevolg dat er geen sprake is van niet nakoming op grond van artikel 477a lid 4 Rv. Ook is er – om dezelfde redenen – geen sprake van wanprestatie of een onrechtmatige daad door Scildon. Gelet op het voorgaande worden de vorderingen van [eiseres] afgewezen.
Proceskosten
4.11.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Scildon worden begroot op:
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
3.858,00
(2 punten × € 1.929,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
6.925,00
4.12.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Uitvoerbaar bij voorraad
4.13.
Het vonnis wordt, zoals gevorderd door Scildon, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 6.925,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiseres] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren en in het openbaar uitgesproken op 31 december 2024.
Type: LLO 5719

Voetnoten

1.P. Clausing, in: