ECLI:NL:RBMNE:2024:7485

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
C/16/580538 / FL RK 24-889
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Provisionele voorziening en zorgregeling in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 november 2024 een beschikking gegeven in een familierechtelijke procedure tussen een man en een vrouw, die de ouders zijn van een minderjarige. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.P.G. Roobeek, heeft verzocht om een provisionele voorziening voor een omgangsregeling met de minderjarige, die bij de moeder woont. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Stoel, heeft zelfstandig verzocht om een bijdrage in de kosten van de minderjarige door de man. De rechtbank heeft geen mondelinge behandeling gehouden en heeft de verzoeken van de man en de moeder beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de omgangsregeling voor de duur van de bodemprocedure en heeft deze regeling in de beschikking opgenomen. De rechtbank heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt. De verzoeken in de bodemprocedure zijn aangehouden in afwachting van een nader te bepalen mondelinge behandeling. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Lelystad
Zaaknummer: C/16/580538 / FL RK 24-889
Provisionele voorziening en bijzondere curator
Beschikking van 21 november 2024
in de zaak van:
[de man],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M.P.G. Roobeek,
tegen
[de moeder],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A. Stoel.

1. De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift (met bijlagen) van de man, binnengekomen op 30 augustus 2024;
  • het verweerschrift (met bijlagen) van de moeder, met daarin een aantal zelfstandige verzoeken, binnengekomen op 16 oktober 2024;
  • de brief van de man van 16 oktober 2024;
  • het bericht van de vrouw van 16 oktober 2024;
  • het verweerschrift van de man op het zelfstandig verzoek van de moeder, binnengekomen op 18 november 2024.
1.2.
Er heeft geen mondelinge behandeling (zitting) plaatsgevonden.

2. Waar de procedure over gaat

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Zij zijn de ouders van:
[minderjarige], geboren op [2022] in [geboorteplaats] . [minderjarige] woont bij de moeder.
2.3.
De moeder heeft alleen het gezag over [minderjarige] . Dat betekent dat zij alleen de belangrijke beslissingen over [minderjarige] kan nemen. De man heeft [minderjarige] niet erkent.
2.4.
De man verzoekt de rechtbank:
  • bij provisionele voorziening (ex artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)) een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige] vast te stellen waarbij hij [minderjarige] bij zich heeft in de even weken van woensdag 18.00 uur tot donderdag 18.00 uur en in de oneven weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur;
  • in de bodemprocedure:
o vervangende toestemming voor het erkennen van [minderjarige] ;
o te bepalen dat de man en de moeder gezamenlijk het gezag over [minderjarige] zullen oefenen;
o een zorg- dan wel omgangsregeling vast te leggen die als volgt luidt: in de oneven weken verblijft [minderjarige] bij de vader van woensdag 18.00 uur tot donderdag 18.00 uur en in de even weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur;
o een vakantie- en feestdagenregeling te bepalen die als volgt luidt:
- gedurende de kerstvakantie: [minderjarige] blijft in de oneven jaren de eerste week van de vakantie bij de man en de tweede week bij de moeder. In de even jaren verblijft [minderjarige] de eerste week van de vakantie bij de moeder en de tweede week bij de man;
- gedurende de zomervakantie: [minderjarige] verblijft in de oneven jaren de eerste drie weken van de vakantie bij de man en de tweede drie weken bij de moeder. In even jaren verblijft [minderjarige] de eerste drie weken bij moeder en de tweede drie weken bij de man;
- gedurende de overige vakanties en feestdagen: evenredige verdeling in onderling overleg, waarbij in de oneven jaren de man zijn voorkeur mag uitspreken en in de even jaren de moeder;
o dan wel een beslissing in goede justitie.
2.5.
De moeder is het niet eens met de verzoeken van de man. Zij verzoekt de rechtbank bij zelfstandig verzoek te bepalen dat de man met ingang van 1 april 2024, dan wel ingaande op een datum in goede justitie te bepalen, bij zal dragen in de kosten van [minderjarige] .
2.6.
De man is het niet met het zelfstandig verzoek van de moeder eens.
3. De beoordeling
Bij provisionele voorziening
3.1.
De man en de moeder hebben aan de rechtbank bericht dat zij overeenstemming hebben bereikt over de te gelden omgangsregeling voor de duur van de bodemprocedure. Zij hebben de rechtbank verzocht deze regeling op te nemen in een beschikking. De rechtbank zal daarom de volgende regeling vaststellen:
  • week 1 tot en met 4: [minderjarige] verblijft op donderdag 08.00 uur tot 18.00 uur en van zaterdag 08.00 uur tot 18.00 uur bij de man;
  • week 5: [minderjarige] verblijft op donderdag 08.00 uur tot 18.00 uur en van zaterdag 08.00 uur tot zondag 16.00 uur bij de man;
  • week 6: [minderjarige] verblijft op donderdag 08.00 uur tot 18.00 uur en van zaterdag 08.00 uur tot zaterdag 18.00 uur bij de man;
  • week 7: [minderjarige] verblijft op donderdag 08.00 uur tot 18.00 uur en van zaterdag 08.00 uur tot zondag 16.00 uur bij de man;
  • enzovoorts.
3.2.
De rechtbank zal de beslissing ‘uitvoerbaar bij voorraad’ verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
In de bodemprocedure
3.3.
In afstammingszaken benoemt de rechtbank in beginsel een bijzondere curator, als partijen het niet eens zijn over de erkenning. [1] De bijzondere curator vertegenwoordigt het kind in de procedure en komt op voor zijn belang. Uit het verweer van de moeder blijkt echter dat zij wel kan instemmen met de erkenning. De rechtbank zal daarom geen bijzondere curator benoemen.
3.4.
De rechtbank zal de verzoeken aanhouden in afwachting van een nader te bepalen mondelinge behandeling.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.
4. De beslissing
De rechtbank:
bij provisionele voorziening
4.1.
stelt de volgende regeling vast:
  • week 1 tot en met 4: [minderjarige] verblijft op donderdag 08.00 uur tot 18.00 uur en van zaterdag 08.00 uur tot 18.00 uur bij de man;
  • week 5: [minderjarige] verblijft op donderdag 08.00 uur tot 18.00 uur en van zaterdag 08.00 uur tot zondag 16.00 uur bij de man;
  • week 6: [minderjarige] verblijft op donderdag 08.00 uur tot 18.00 uur en van zaterdag 08.00 uur tot zaterdag 18.00 uur bij de man;
  • week 7: [minderjarige] verblijft op donderdag 08.00 uur tot 18.00 uur en van zaterdag 08.00 uur tot zondag 16.00 uur bij de man;
  • enzovoorts;
4.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
wijst de verzoeken voor het overige af;
in de bodemprocedure
4.4.
houdt de verzoeken aan in afwachting van een nader te bepalen mondelinge behandeling.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. D. van Bloemendaal, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. I.R.S. Salomé, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 november 2024.
Tegen deze beschikking kan door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 1:212 van het Burgerlijk Wetboek