ECLI:NL:RBMNE:2024:7465

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2024
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
C/16/558491 / FL RK 23-571
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling zorgregeling voor minderjarige in het kader van omgangsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 december 2024 een beschikking gegeven over de zorgregeling voor de minderjarige, geboren in 2013. De rechtbank heeft eerder op 22 januari 2024 een voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de minderjarige om het weekend bij de vader verblijft. De vader heeft verzocht om deze zorgregeling definitief vast te stellen. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2024 zijn de verzoeken van beide ouders besproken, waarbij de moeder een aangepast verzoek heeft ingediend voor een zorgregeling die meer tijd bij de vader mogelijk maakt.

De rechtbank heeft de wensen van de minderjarige in overweging genomen, evenals de communicatie tussen de ouders. De rechtbank heeft besloten dat de minderjarige om het weekend bij de vader verblijft van vrijdag 20.15 uur tot zondag 20.00 uur, met de mogelijkheid voor de ouders om vakanties en feestdagen in onderling overleg te verdelen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de beslissing uitvoerbaar bij voorraad is, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is, ook als een van de ouders in hoger beroep gaat. De ouders zijn verantwoordelijk voor hun eigen proceskosten en de overige verzoeken zijn afgewezen.

De rechtbank benadrukt het belang van goede communicatie tussen de ouders en het welzijn van de minderjarige, die meer tijd met zijn vader wil doorbrengen. De rechtbank hoopt dat de ouders in staat zijn om negatieve communicatie buiten de minderjarige te houden en dat de zorgregeling in het belang van de minderjarige zal worden nageleefd.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/558491 / FL RK 23-571
Zorgregeling
Beschikking van 6 december 2024
in de zaak van:
[moeder],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. E. Uijt de boogaardt,
tegen
[vader],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. C.A. Bouw.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft bij de beslissing van 22 januari 2024 onder andere een voorlopige zorgregeling (met opbouw) tussen de vader en de minderjarige
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2013, vastgesteld waarbij [minderjarige] uiteindelijk vanaf 1 mei 2024 om het weekend van zaterdag 18.00 uur tot zondag 20.00 uur bij de vader verblijft. De rechtbank heeft de definitieve beslissing over de omgang uitgesteld in afwachting van het verloop van de voorlopige regeling.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • het bericht van de vader van 30 april 2024;
  • het bericht van de moeder van 30 mei 2024;
  • het bericht van de moeder van 1 juli 2024;
  • de brief (met bijlage) van de vader van 10 juli 2024;
  • het bericht van de vader van 28 oktober 2024.
1.3.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
8 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
  • [A] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.4.
De advocaat van de moeder heeft tijdens de zitting een aangepast verzoek over de zorgregeling overgelegd en toegelicht. Zij verzoekt de rechtbank een zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] een keer in de twee weken van vrijdag 18.00 uur tot zondag 20.00 uur bij de vader verblijft, alsmede de helft van de schoolvakanties en feestdagen in onderling overleg te bepalen.
1.5.
De rechtbank heeft aan de minderjarige [minderjarige] gevraagd wat hij van de verzoeken vindt. [minderjarige] heeft op 8 november 2024 met de rechter gesproken.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De vader verzoekt de rechtbank de zorgregeling vast te stellen conform de geldende voorlopige zorgregeling.
2.2.
Voor de overige vaststaande feiten verwijst de rechtbank naar de beschikking van deze rechtbank van 22 januari 2024.

3.De beoordeling

De zorgregeling
3.1.
De rechtbank zal de volgende zorgregeling vaststellen:
  • [minderjarige] verblijft om het weekend bij de vader van vrijdag 20.15 uur tot zondag 20.00 uur, waarbij de moeder [minderjarige] op vrijdag naar de vader brengt en de vader [minderjarige] op zondag naar de moeder brengt;
  • als de vader op vrijdag nog niet thuis is van zijn werk, loopt [minderjarige] zelf vanuit de auto naar de woning van de vader;
  • de vakanties en feestdagen worden in onderling overleg bij helfte verdeeld.
De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
3.2.
De afgelopen periode heeft [minderjarige] om het weekend van zaterdag 18.00 uur tot zondag 20.00 uur bij de vader verbleven. [minderjarige] heeft duidelijk aangegeven dat hij meer tijd bij de vader en zijn gezin door wil brengen. De vader vindt dat op dit moment niet in het belang van [minderjarige] . Hij geeft aan dat [minderjarige] het moeilijk vindt om de vader met de rest van het gezin te delen en daarnaast is een uitgebreidere regeling lastig met zijn werk te combineren, waardoor [minderjarige] in een uitgebreidere regeling veel tijd met het gezin van de vader in afwezigheid van de vader zal doorbrengen.
3.3.
De rechtbank vindt het belangrijk om naar de wens van [minderjarige] te luisteren. Hij moet zich volwaardig onderdeel van het gezin van de vader kunnen voelen, zeker nu hij zijn vader 3,5 jaar niet heeft kunnen zien. Hiervoor is het noodzakelijk dat [minderjarige] langere tijd in het gezin van de vader verblijft. Het is begrijpelijk dat [minderjarige] zich wat ‘claimend’ opstelt richting de vader nu hij hem een lange tijd heeft moeten missen en de tijd die hij op dit moment bij de vader verblijft relatief kort is. De rechtbank hoopt dat [minderjarige] , nu hij meer tijd in het gezin van de vader zal doorbrengen, zich meer onderdeel van het gezin gaat voelen en zal merken dat er voldoende aandacht voor hem is. Ondanks dat de vader op zaterdag moet werken, vindt de rechtbank dat het in het belang van [minderjarige] is om die tijd wel in het gezin van de vader te verblijven.
3.4.
Omdat de vader op vrijdag tot 20.00 uur werkt, bepaalt de rechtbank dat de moeder [minderjarige] naar de vader brengt, met als aankomsttijd rond 20.15 uur. De vader vindt het, gezien de gespannen relatie tussen de moeder en zijn huidige partner, niet handig dat de moeder [minderjarige] brengt als hij niet thuis is. De rechtbank zal daarom bepalen dat [minderjarige] zelfstandig vanuit de auto naar de woning van de vader loopt als de vader er niet is, zodat de moeder en zijn nieuwe partner geen contact hoeven te hebben.
3.5.
Ten aanzien van de vakanties en feestdagen vindt de rechtbank het belangrijk dat [minderjarige] ook dan tijd doorbrengt met de vader. De vader heeft een drukke baan, maar hij heeft ook recht op vakantiedagen en, ondanks dat hij kennelijk moeilijker in het hoogseizoen vrij kan nemen, heeft [minderjarige] ook het recht om tijdens de vakanties tijd met zijn vader en zijn gezin door te brengen. De ouders moeten de verdeling van de vakanties samen gaan regelen, met als uitgangspunt ieder de helft. Zij kunnen rekening houden met ieders werktijden en vakantiedagen.
3.6.
De eerdere beslissing over de zorgregeling is aangehouden in verband met het afwachten van de betrouwbaarheid van de vader bij het nakomen van de voorlopige regeling. De afgelopen periode is gebleken dat het de vader over het algemeen goed lukt om de zorgregeling na te komen. Het is in het belang van [minderjarige] dat beide ouders ook de definitieve regeling goed na zullen komen om teleurstellingen bij [minderjarige] te voorkomen.
3.7.
Tot slot merkt de rechtbank op dat het de ouders de afgelopen periode goed is gelukt om de negatieve communicatie tussen hen buiten [minderjarige] te houden. Het is echter wel belangrijk dat de ouders gaan werken aan hun communicatie en de rechtbank hoopt dat het de ouders tot die tijd lukt om de negatieve communicatie buiten [minderjarige] te blijven houden.
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.8.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt hier de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
stelt de volgende zorgregeling vast:
  • [minderjarige] verblijft om het weekend bij de vader van vrijdag 20.15 uur tot zondag 20.00 uur, waarbij de moeder [minderjarige] op vrijdag naar de vader brengt en de vader [minderjarige] op zondag naar de moeder brengt;
  • als de vader op vrijdag nog niet thuis is van zijn werk, loopt [minderjarige] zelf vanuit de auto naar de woning van de vader;
  • de vakanties en feestdagen worden in onderling overleg bij helfte verdeeld;
4.2.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
4.3.
bepaalt dat de ouders hun eigen proceskosten betalen;
4.4.
wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. D. van Bloemendaal, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. I.R.S. Salomé, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!