ECLI:NL:RBMNE:2024:7445

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
C/16/571626 HL ZA 24-68
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burenrechtelijke geschil over camera's in appartementencomplex met inbreuk op privacy

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, hebben eisers en gedaagden een burenconflict over de plaatsing van camera's in een appartementencomplex. De eisers, die in hetzelfde complex wonen, hebben bezwaar gemaakt tegen de camera's die door de gedaagden zijn opgehangen, omdat deze een inbreuk zouden maken op hun persoonlijke levenssfeer. De rechtbank heeft op 31 december 2024 vonnis gewezen, waarin de gedaagden worden veroordeeld tot het verwijderen van de camera's en het verbod om foto’s of filmopnames van de eisers te maken. De rechtbank oordeelde dat de camera's, hoewel ze geen zicht hebben op het privé-woongedeelte van de eisers, wel degelijk een inbreuk op hun privacy vormen, aangezien het recht op privacy zich ook uitstrekt tot (semi)publieke ruimtes. De gedaagden hebben niet kunnen aantonen dat er een rechtvaardigingsgrond is voor deze inbreuk. De rechtbank heeft ook een dwangsom opgelegd voor het niet naleven van de veroordelingen, evenals de verplichting om de proceskosten en buitengerechtelijke kosten van de eisers te vergoeden. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als een van de partijen in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/571626 / HL ZA 24-68
Vonnis van 31 december 2024
in de zaak van

1.[eisende sub 1] ,

2. [eisende sub 2] ,
beide wonend in [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna gezamenlijk: [eisers c.s] ,
advocaat: mr. S.H.N. de Wijs,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

2. [gedaagde sub 2] ,
beide wonend in [woonplaats] ,
gedaagden partijen,
hierna gezamenlijk: [gedaagden c.s] ,
advocaat: mr. H.A. van Beilen.

1.De procedure

1.1.
De rechter heeft de volgende stukken ontvangen:
- de dagvaarding van [nummer 2] februari 2024 met elf producties;
- de conclusie van antwoord met twee producties;
- de e-mail van 13 september 2024 met nadere producties van [gedaagden c.s] .
1.2.
In deze zaak stond een plaatsopneming gepland, te houden in de woning van [gedaagden c.s] voorafgaand aan de mondelinge behandeling. [gedaagden c.s] hebben bezwaar gemaakt tegen aanwezigheid van [eisers c.s] in hun woning. Gelet daarop en met het oog op het beginsel van hoor en wederhoor heeft de rechter beslist dat de plaatsopneming niet door kan gaan. Voorafgaand aan die beslissing is [gedaagden c.s] meegedeeld dat de (mogelijke) gevolgen van handhaving van het bezwaar voor hun rekening komen.
1.3.
Op 3 oktober 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij zijn [eisers c.s] verschenen, bijgestaan door mr. De Wijs. Aan de andere kant is de heer [gedaagde sub 1] verschenen, met mr. Van Beilen. De advocaten hebben de standpunten van partijen toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen die aan het procesdossier zijn toegevoegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat verder besproken is.
1.4.
Op de mondelinge behandeling is de zaak naar de rol van 23 oktober 2024 verwezen voor beraad van partijen. Nadien hebben partijen laten weten dat zij gedeeltelijk overeenstemming hebben bereikt (zie hierna onder 3.4) en dat zij voor de resterende geschilpunten vonnis wensen. De rechter heeft beslist dat vandaag vonnis wordt gewezen in deze zaak.

2.De kern van de zaak

Partijen wonen in appartementencomplex “ [complex] ” in [plaats] en hebben een geschil over de camera’s die [gedaagden c.s] hebben opgehangen. [eisers c.s] worden in het gelijk gesteld. De camera’s maken inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer (privacy). [gedaagden c.s] moeten de camera’s dus verwijderen. Verder wordt het [gedaagden c.s] verboden foto’s en/of filmopnamen te maken van [eisers c.s] en/of hun bezoek.

3.De beoordeling

De camera’s
3.1.
[gedaagden c.s] hebben drie camera’s opgehangen:
  • camera 1- aan de achterzijde van hun appartement, met zicht op het privé-terras van [gedaagden c.s] en op de gemeenschappelijke tuin behorend bij het appartementencomplex van partijen;
  • camera 2- aan de voorzijde van hun appartement, met zicht op de parkeerplaatsen behorend bij het appartementencomplex van partijen;
  • camera 3- in hun privé-tuinkamer (wildcamera).
3.2.
De plaatselijke situatie en de positie van de camera’s volgt uit onderstaande tekening, die door [gedaagden c.s] is overgelegd als productie 4:
Foto verwijdert ivm mogelijke herleidbaarheid
3.3.
Het grijze vierkant geeft de vijf appartementen weer; [gedaagden c.s] wonen op nummer [nummer 1] en [eisers c.s] op nummer [nummer 2] . Aan de voorkant van het appartementencomplex, rechts op de tekening, liggen parkeerplaatsen. Aan de overige zijden wordt het complex omgeven door een gemeenschappelijke tuin, waarin voor ieder van de appartementen een privé-tuinkamer is gelegen, in de tekening weergegeven met de bijbehorende huisnummers. In de tekening is met een (1), (2) en (3) ingetekend waar de desbetreffende camera’s van [gedaagden c.s] hangen en is het blikveld van deze camera’s in grijs gearceerd.
3.4.
Over camera 3 (wildcamera) hebben partijen na afloop van de mondelinge behandeling overeenstemming bereikt. De betreffende vordering wordt als ingetrokken beschouwd (zie ook onder 1.4). Wat hierna volgt gaat dus alleen over camera 1 en 2.
De camera’s mogen niet blijven hangen
er is sprake van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [eisers c.s]
3.5.
De camera’s hebben geen zicht op het privé-woongedeelte van [eisers c.s] , maar enkel op dat van [gedaagden c.s] zelf en op de gemeenschappelijke tuin en de parkeerplaatsen. Toch is hier sprake van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer omdat het recht op privacy zich volgens vaste rechtspraak ook uitstrekt tot dit soort, (semi)publieke ruimtes. Dat betekent dat het maken van camerabeelden in principe een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer oplevert van degenen die zich in die ruimtes begeven, waaronder [eisers c.s] . Een dergelijke inbreuk geldt als een onrechtmatige daad in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
en daarvoor bestaat geen goede rechtvaardiging
3.6.
Of sprake is van een rechtvaardigingsgrond moet volgens vaste rechtspraak worden beoordeeld door de ernst van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer af te wegen tegen de belangen die met de inbreuk makende handelingen redelijkerwijs kunnen worden gediend. Deze afweging valt uit in het voordeel van [eisers c.s] .
3.7.
Allereerst is van belang dat de camera’s van [gedaagden c.s] 24 uur per dag, zeven dagen in de week aan staan en beelden (kunnen) opnemen. Volgens [gedaagden c.s] registreren de camera’s enkel wat ook met het blote oog waarneembaar is, maar die vergelijking gaat niet op want geen mens gaat 24/7 “op de uitkijk staan”. Een ander belangrijk verschil is dat de door de camera’s gemaakte beelden worden opgeslagen. [gedaagden c.s] hebben op de mondelinge behandeling verklaard dat de beelden na zeven dagen automatisch worden gewist, maar dat hebben zij niet onderbouwd en bovendien laat dat onverlet dat [gedaagden c.s] tot die tijd over de opnames kunnen beschikken. Overigens wordt in het door [gedaagden c.s] zelf overgelegde stappenplan van de Autoriteit Persoonsgegevens, waaraan zij zeggen te voldoen (zie hierna), aanbevolen de beelden slechts 24 uur te bewaren.
3.8.
[gedaagden c.s] wijzen erop dat zij privacy-software hebben geïnstalleerd, waarmee bepaalde, door hen geselecteerde gedeeltes van het beeld worden afgeschermd. Volgens [gedaagden c.s] registreren de camera’s daardoor alleen beeld bij beweging in het niet-afgeschermde gedeelte en dan wordt ook alleen
datbeeld vastgelegd, met dien verstande dat het afgeschermde gedeelte “zwart” blijft. [gedaagden c.s] hebben dat laten zien aan de hand van de als productie 1 overgelegde foto’s en de “
live-beelden” van de camera’s die op de zitting zijn getoond, maar [gedaagden c.s] hebben om hun moverende redenen geen details gegeven over de locatie van de camera’s, het merk en/of het type en ook over de software is verder niets gedeeld. Dat maakt het lastig om te verifiëren wat [gedaagden c.s] over de werking van de camera’s heeft gezegd. Dat geldt te meer omdat [gedaagden c.s] ook de geplande plaatsopneming hebben gefrustreerd.
3.9.
Maar ook als met [gedaagden c.s] wordt aangenomen dat de camera’s inderdaad zo zijn afgesteld, dan kunnen deze eenvoudig worden gewijzigd, zoals [eisers c.s] hebben betoogd. [gedaagden c.s] hebben op de zitting uitgelegd dat het veel moeite heeft gekost om deze instellingen af te stemmen op de situatie ter plekke en dat niet valt in te zien waarom zij al die moeite zouden doen als zij van plan zouden zijn de instellingen weer te gaan wijzigen. Maar dat neemt het bezwaar van [eisers c.s] op zichzelf niet weg. En dat [gedaagden c.s] geen belang hebben bij het wijzigen van de privacy-instellingen kan gezien de moeizame verhoudingen tussen partijen ook niet zonder meer worden aangenomen. Ten slotte, ook als vast zou komen te staan dat [gedaagden c.s] de instellingen tot op heden niet
hebbenaangepast, zoals zij op de zitting hebben verklaard, dan laat dat onverlet dat zij dat in de toekomst alsnog
kunnendoen. Dat betekent dat de aanwezigheid van de software voor [eisers c.s] onvoldoende waarborg biedt tegen een (toekomstige) inbreuk op hun privacy.
3.10.
[gedaagden c.s] betogen nog dat zij met hun privacy-software voldoen aan de richtlijnen van de Autoriteit Persoonsgegevens, maar daarvoor verwijzen [gedaagden c.s] enkel naar het als productie 2 overgelegde “Stappenplan camera bij huis”. Voor zover de juistheid van hun betoog al uit dit document kan worden afgeleid, had het op hun weg gelegen om aan de hand van (alle) daarin genoemde omstandigheden uit te leggen in hoeverre de camera’s daaraan voldoen. Dat hebben zij niet gedaan en daarom kan de verwijzing naar het stappenplan hen niet baten.
3.11.
[gedaagden c.s] hebben vanzelfsprekend belang bij bescherming van hun eigendom, maar gezien de hiervoor vastgestelde, ernstige inbreuk op de levenssfeer van [eisers c.s] is dit belang van onvoldoende gewicht om de inbreuk te kunnen rechtvaardigen. Daarbij komt dat [eisers c.s] naar voren brengen dat de camera’s, zonder dat aan dit belang afbreuk wordt gedaan, eenvoudig zodanig kunnen worden gepositioneerd dat uitsluitend het privé-woongedeelte van [gedaagden c.s] binnen het bereik van de camera’s valt. [gedaagden c.s] bestrijden dat, maar op basis van alleen het dossier en hetgeen op de zitting aan de orde is gekomen kan niet worden beoordeeld of dat inderdaad niet kan. Ook hier wreekt zich dat de rechter niet met eigen ogen heeft kunnen zien hoe de situatie ter plekke is. Dat komt voor rekening van [gedaagden c.s] want zij hebben ervoor gezorgd dat de plaatsopneming niet door kon gaan.
3.12.
[gedaagden c.s] worden veroordeeld tot het verwijderen en verwijderd houden van de camera’s. De gevorderde dwangsom van € 250,00 per dag dat niet aan de veroordeling wordt voldaan, zal eveneens worden toegewezen, tot een maximum van € 10.000,00.
[gedaagden c.s] mogen geen foto’s en/of filmopnames maken van [eisers c.s]
3.13.
Het door [eisers c.s] gevorderde verbod om foto’s en/of filmopnames te maken van [eisers c.s] en/of hun bezoek is eveneens toewijsbaar. Zoals hiervoor overwogen levert het maken van foto’s of filmpjes van iemand, ook al is dat op (semi)publiek terrein, een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer en dus een onrechtmatige daad op. En [gedaagde sub 1] erkent dat de foto’s van [eisers c.s] , die zij hebben overgelegd als productie 10, zijn gemaakt, met een telefoon of
tablet. Gelet daarop hebben [eisers c.s] ook belang hebben bij hun vordering.
Volgens [gedaagden c.s] heeft hij de hiervoor genoemde foto’s niet gemaakt om [eisers c.s] “in de gaten te houden”, maar om aantoonbaar te maken dat hun hond los liep in strijd met de regels binnen de VvE. Maar, afgezien van het feit dat het geen uitgemaakte zaak is dat [eisers c.s] iets deden wat niet mocht, levert dit op zichzelf geen rechtvaardigingsgrond op.
3.14.
Gelet op het voorgaande wordt het door [eisers c.s] gevorderde verbod op het maken van foto- en filmopnames toegewezen. Omdat [gedaagden c.s] al eerder foto’s heeft gemaakt van [eisers c.s] zal de gevorderde dwangsom van € 500,00 per overtreding eveneens worden toegewezen, tot een maximum van € 10.000,00.
[gedaagden c.s] moeten de buitengerechtelijke incassokosten vergoeden
3.15.
Of [eisers c.s] aanspraak kunnen maken op vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet worden beoordeeld aan de hand van het Rapport Voorwerk II, met inachtneming van het Rapport BGK-integraal. De toe te wijzen vordering heeft namelijk geen betrekking op een van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is, maar op een vordering uit hoofde van onrechtmatige daad. [eisers c.s] hebben voldoende gesteld dat zij buitengerechtelijke kosten hebben gemaakt, bestaande uit onder meer correspondentie en diverse sommaties. Op grond van de wettelijke staffel zoals vastgelegd in Rapport BGK-Integraal is de door [eisers c.s] gevorderde € 925,00 een redelijk bedrag. De over dat bedrag gevorderde wettelijke rente zal eveneens worden toegewezen.
[gedaagden c.s] moeten de proceskosten van [eisers c.s] betalen
3.16.
[gedaagden c.s] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten van [eisers c.s] (inclusief nakosten) betalen. Deze proceskosten worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,47
- griffierecht
1.325,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 x tarief 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.868,47
het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.17.
De rechtbank zal dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren zoals gevorderd door [eisers c.s] . Zij hebben er namelijk belang bij dat het vonnis meteen ten uitvoer wordt gelegd. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van partijen hoger beroep instelt.

4.De beslissing

de rechtbank
4.1.
veroordeelt [gedaagden c.s] de camera’s te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat [gedaagden c.s] zich niet hieraan houden, met een maximum van € 10.000,00;
4.2.
verbiedt [gedaagden c.s] foto’s en/of filmopnames te maken van [eisers c.s] en/of hun bezoek, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per overtreding, met een maximum van € 10.000,00;
4.3.
veroordeelt [gedaagden c.s] tot betaling van € 925,00 aan buitengerechtelijke incassokosten aan [eisers c.s] , te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de datum van de dagvaarding tot de algehele voldoening;
4.4.
veroordeelt [gedaagden c.s] tot betaling van de proceskosten van [eisers c.s] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 2.868,47, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagden c.s] niet tijdig aan de kostenveroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
4.5.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H.L. Beckers en in het openbaar uitgesproken op
31 december 2024.