ECLI:NL:RBMNE:2024:7430

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
24 januari 2025
Zaaknummer
C/16/559750 / FA RK 23-1269
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling van beperkte gemeenschap met toepassing van Californië recht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 november 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die in 2018 in Californië zijn getrouwd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijksvermogensregime van partijen onder het recht van Californië valt, waarbij het systeem van 'community property' van toepassing is. De vrouw heeft verzocht om de echtscheiding uit te spreken en om de verdeling van de beperkte gemeenschap te gelasten. De man heeft verzocht om de verzoeken van de vrouw af te wijzen en heeft zelf ook verzoeken ingediend met betrekking tot de verdeling van hun vermogen.

De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en het ouderschapsplan van partijen aan de beschikking gehecht. De rechtbank heeft de verzoeken van de vrouw over het hoofdverblijf, de zorgregeling en de vakanties afgewezen, omdat deze al in het ouderschapsplan waren opgenomen. De rechtbank heeft de man de woning toegewezen, onder de voorwaarde dat hij deze kan financieren en de vrouw kan ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire lening. De rechtbank heeft ook bepaald dat de man de hypotheeklasten moet betalen en dat de vrouw recht heeft op een vergoeding van € 375.300,- voor haar privé-investering in de woning.

De rechtbank heeft de verzoeken van de man om de vrouw te veroordelen tot betaling van hypotheeklasten en gebruiksvergoeding afgewezen, omdat deze verzoeken niet onderbouwd waren. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, met uitzondering van de echtscheiding zelf, die niet uitvoerbaar bij voorraad kan worden verklaard. De proceskosten zijn voor ieder der partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummers: C/16/559750 / FA RK 23-1269 (echtscheiding met nevenvoorzieningen)
C/16/577530 / FA RK 24-1168 (verdeling beperkte gemeenschap)
Beschikking van 5 november 2024
in de zaak van:
[de vrouw],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.M.E. Bowmer,
tegen
[de man],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. C. van Baalen-van IJzendoorn.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft bij beschikking van 22 april 2024 de beslissing op de verzoeken uitgesteld, in afwachting van de concretisering van de verzoeken over de verdeling door de vrouw en de reactie van de man daarop.
1.2.
De rechtbank heeft daarna de volgende stukken ontvangen:
  • de akte uitlating huwelijksvermogen met gewijzigde verzoeken van de vrouw, ontvangen op 22 mei 2024;
  • het bericht van de man met gewijzigde/aanvullende verzoeken, ontvangen op 18 juni 2024;
  • het bericht van de man met bijlagen, ontvangen op 26 september 2024;
  • de akte overlegging producties met aanvullend voorwaardelijk verzoek van de vrouw, ontvangen op 26 september 2024;
  • het bericht van de man met bijlage, ontvangen op 30 september 2024.
1.3.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 8 oktober 2024. Daarbij waren aanwezig: partijen met hun advocaten, mevrouw M. Bink als Engelse tolk voor de vrouw en mevrouw I. Ringèle als Engelse tolk voor de man. Op de zitting heeft mr. Bowmer pleitnotities overgelegd.
1.4.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om [minderjarige] , de zoon van partijen, in de gelegenheid te stellen om aan de rechter te vertellen wat hij van de verzoeken vindt. De rechtbank is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág de rechtbank dat doen. [1] [minderjarige] is vier jaar oud.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
Partijen zijn op [2018] in [plaats] , Californië, Verenigde Staten, met elkaar getrouwd.
2.2.
De man heeft de Oekraïense en Canadese nationaliteit. De vrouw heeft de Amerikaanse nationaliteit.
2.3.
Partijen zijn de ouders van: [minderjarige] , geboren op [2020] in [geboorteplaats] .
2.4.
[minderjarige] stond van 4 augustus 2023 tot 4 augustus 2024 onder toezicht van Stichting Samen Veilig Midden-Nederland.
2.5.
Partijen verzoeken de rechtbank de echtscheiding tussen hen uit te spreken.
2.6.
Ook verzoeken partijen het ouderschapsplan aan de beschikking te hechten. Aan de orde zijn nog de verzoeken van partijen over het hoofdverblijf, de zorgregeling en de vakanties en het verzoek van de vrouw over de kinderopvangkosten.
2.7.
Daarnaast verzoekt de vrouw de rechtbank om:
  • de verdeling van de tussen partijen bestaande beperkte gemeenschap te gelasten op een nog nader te bepalen / te verzoeken wijze;
  • voor wat betreft de woning:
A. Binnen vier weken na de beschikking dient de woning te worden getaxeerd op gezamenlijke kosten door een door partijen gezamenlijk te kiezen makelaar.
B. De man krijgt vervolgens twee maanden na datum taxatie de tijd om financiering te verkrijgen om de woning over te kunnen nemen.
C. Indien de man er niet binnen deze termijn in slaagt om een hypotheek te verkrijgen, dan wel afziet van overname, dient er binnen vier weken nadien een verkoopopdracht door beide partijen te worden gegeven aan een gezamenlijk te kiezen makelaar, tegen een verkoopprijs als door de makelaar geadviseerd.
D. Partijen werken beiden op eerste verzoek mee aan de benodigde verkoophandelingen, waaronder bezichtigingen, alsmede het tekenen van de koopovereenkomst en leveringsakte.
E. Bij levering van de woning dient uit de verkoopopbrengst € 377.156,08 aan de vrouw te worden vergoed, waarna een eventueel surplus bij helfte tussen partijen wordt verdeeld na aftrek van de verkoopkosten;
  • te bepalen dat partijen over dienen te gaan tot verdeling bij helfte van de saldi van de tot de gemeenschap behorende bankrekeningen;
  • te bepalen dat partijen ieder het zijne/hare hebben ontvangen ten aanzien van de inboedel;
  • voorwaardelijk, als het verzoek van de man om restitutie van de hypotheeklasten wordt toegewezen, te veroordelen om een gebruiksvergoeding aan de vrouw te voldoen vanaf de peildatum, althans een zodanige datum als de rechtbank in goede justitie juist acht, te betalen ter hoogte van de helft van de netto hypotheeklasten;
  • voorwaardelijk, als de man na datum van de inschrijving van de echtscheiding nog in de woning verblijft, hem te veroordelen om een gebruiksvergoeding aan de vrouw te betalen ter hoogte van de helft van de netto hypotheeklasten, onroerende zaak belasting en gemeentelijke heffingen, althans een zodanige vergoeding als de rechtbank in goede justitie juist acht, tot de datum waarop de woning wordt overgedragen aan een derde, dan wel aan de man;
- de proceskosten te compenseren.
De vrouw heeft haar verzoek over de kinderalimentatie ingetrokken, zodat de rechtbank daarover niet hoeft te beslissen.
2.8.
De man vindt dat de verzoeken van de vrouw moeten worden afgewezen. Hij verzoekt de rechtbank:
  • te bepalen dat partijen dienen over te gaan tot verdeling van hun vermogen overeenkomstig het recht van Californië alsmede een door de man nader in te dienen voorstel;
  • de wijze van verdeling te gelasten van de inboedel van partijen, waarbij aan een ieder van hen wordt toebedeeld de inboedel die zij reeds feitelijk onder zich hebben, zonder nadere verrekening tussen partijen (met gesloten beurzen);
  • de wijze van verdeling te gelasten van de saldi van de bankrekeningen van partijen op de peildatum, in die zin dat dat aan ieder van partijen worden toegedeeld de op zijn/haar naam gestelde bankrekeningen, onder de verplichting om de helft van de saldi op de peildatum over en weer te vergoeden;
  • de wijze van verdeling te gelasten van de onroerende zaak te [woonplaats] aan het [adres] , in die zin dat:
a. de onroerende zaak aan de man wordt toebedeeld tegen een door een deskundige te bepalen waarde onder de voorwaarde dat binnen zes maanden na inschrijving van de echtscheidingsbeschikking duidelijk is dat de man de overname van het aandeel van de vrouw in de onroerende zaak zal kunnen financieren en dat de vrouw zal kunnen worden ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid uit hoofde van de hypothecaire geldlening en dat de levering van de onroerende zaak aan de man in dat geval binnen drie maanden, nadat de man de vrouw (binnen genoemde termijn van zes maanden) heeft bericht dat zij de onroerende zaak kan overnemen, dient plaats te vinden en dat de kosten van het notariële transport voor rekening van partijen dient te komen;
b. bij toedeling van de onroerende zaak aan de man wordt de overbedelingsvergoeding van de vrouw berekend op de helft van het bedrag waarvoor de onroerende zaak is gewaardeerd na aftrek van de hypotheek, welk bedrag door de man aan de vrouw dient te voldoen ten tijde van de overdracht bij de notaris;
c. voor het geval dat toedeling van deze onroerende zaak aan de man onder ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid niet binnen zes maanden gerealiseerd zal zijn, dient de onroerende zaak verkocht en geleverd te worden aan een derde, waarbij de verkoopopbrengst na aflossing van de resterende hypothecaire geldlening en de betaling van de kosten van verkoop en overdracht tussen partijen wordt verdeeld, dan wel een eventuele restantschuld door partijen gelijkelijk wordt gedragen;
d. voormelde verkoop dient te geschieden binnen zes maanden na de in deze te wijzen beschikking, door middel van een opdracht aan een in onderling overleg aan te wijzen NVM-makelaar;
e. partijen in overleg met de makelaar de vraagprijs, welke dient te zijn gebaseerd op de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de woning, dienen te bepalen.
Indien partijen niet binnen twee weken na de opdrachtverlening aan de makelaar erin
slagen om de vraagprijs te bepalen dan zal de makelaar de onroerende zaak te koop
aanbieden tegen een bindende marktconforme vraagprijs:
f. partijen in overleg met de makelaar de verkoopovereenkomst zullen aangaan met
degene die de hoogste prijs biedt indien en voor zover die prijs volgens beide partijen, gezien de onroerendgoedmarkt ter plaatse en de kwaliteit van de onroerende zaak, de best mogelijke prijs is. In het geval dat partijen het niet eens kunnen worden over de vraag of een aanbod de best mogelijke prijs is, dan zal de makelaar die naar beste weten en kunnen bindend bepalen;
g. iedere partij bij de overdracht van de onroerende zaak aan een derde gehouden is de helft van de kosten van de taxateur/makelaar, de notaris en de overige kosten ter zake van de verkoop en levering te dragen;
h. te bepalen dat in het geval van levering en overdracht van de onroerende zaak aan een derde de in deze te wijzen beschikking in de plaats zal treden van de medewerking van de vrouw of de handtekening van de vrouw benodigd voor het verstrekken van de opdracht tot verkoop aan de makelaar en/of ondertekening van zowel de koopovereenkomst als de leveringsakte indien de vrouw niet binnen vier weken nadat de termijn voor notariële overdracht aan de derde is verlopen tekent;
- de vrouw te veroordelen tot het voldoen van € 7.220,27 aan de man uit hoofde van de door de man betaalde hypotheekrente vanaf de peildatum.
De man heeft zijn verzoek over de kinderalimentatie ingetrokken, zodat de rechtbank daarover niet hoeft te beslissen.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal de echtscheiding tussen partijen uitspreken en:
  • het ouderschapsplan aan deze beschikking hechten;
  • beslissen over de verdeling van de beperkte gemeenschap tussen partijen, het vergoedingsrecht van de vrouw, de hypotheekrente en gebruiksvergoeding zoals onder 4.3. en 4.4. staat vermeld.
De overige verzoeken worden afgewezen. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissingen neemt.
De bevoegdheid van de rechtbank en het recht dat van toepassing is
3.2.
De rechtbank is bevoegd te beslissen op de verzoeken van partijen en het Nederlands recht is op die verzoeken van toepassing [2] , met uitzondering van het toepasselijk recht op de huwelijksvermogensregime van partijen. Onder 3.7. wordt hier verder op ingegaan.
De echtscheiding
3.3.
De rechtbank zal de echtscheiding tussen partijen uitspreken omdat aan de wettelijke vereisten is voldaan. [3] Partijen zijn het er namelijk over eens dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht. Dat betekent dat zij niet samen verder kunnen als echtgenoten.
Het ouderschapsplan
3.4.
Partijen hebben afspraken gemaakt over [minderjarige] in een ouderschapsplan. De rechtbank zal deze afspraken overnemen in haar beschikking. Het ouderschapsplan wordt daarom aan deze beschikking gehecht.
3.5.
De rechtbank wijst de verzoeken van partijen over het hoofdverblijf, de zorgregeling en de vakanties en het verzoek van de vrouw over de kinderopvangkosten af. Dit omdat partijen daarover afspraken hebben gemaakt in het ouderschapsplan en zij om die reden geen belang meer hebben bij hun verzoeken.
Verdeling van de ontbonden beperkte huwelijksgemeenschap
Het toepasselijk recht
3.6.
Op het huwelijksvermogensregime van partijen is het recht van Californië van toepassing. Partijen zijn op [2018] in Californië getrouwd en dat is na 1 september 1992 en voor 30 januari 2019 zodat het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 van toepassing is. [4] Partijen hebben geen rechtskeuze gemaakt. [5] Daarom is op grond van artikel 4 van voornoemd verdrag het recht van de eerste gemeenschappelijke gewone verblijfplaats van partijen na de sluiting van het huwelijk van toepassing. Partijen hadden hun eerste gewone verblijfplaats na de sluiting van hun huwelijk in Californië zodat het recht van Californië van toepassing is.
Wat zegt het recht van Californië?
3.7.
Hierna wordt kort uitgelegd wat het huwelijksvermogensrecht in Californië zegt en daarbij wordt alleen ingegaan op de onderdelen die relevant zijn voor de verzoeken van partijen. Het huwelijksvermogensrecht in Californië gaat uit van een stelsel van “community property”, een gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten dat tijdens het huwelijk vanaf de datum van het huwelijk tot de datum van uiteengaan is verkregen, met uitzondering van de “separate property” van ieder van de echtgenoten. De “community property” wordt bij echtscheiding tussen de echtgenoten verdeeld. “Separate property” van een van de echtgenoten zijn de voorhuwelijkse goederen (en gelden) van deze echtgenoot en al hetgeen door de echtgenoot wordt verkregen als gift of krachtens erfenis, making of legaat of als vrucht daarvan is aan te merken, alsmede de belegging en wederbelegging ervan. Een goed wordt als “separate property” van een echtgenoot aangemerkt indien de tegenprestatie ter financiering ervan rechtstreeks afkomstig is uit diens “separate property” of – bij vermenging met “community property” – afdoende traceerbaar is als diens “separate property” (tracing of funds). In geval van echtscheiding moet de echtgenoot die zich erop beroept dat het goed – geheel of ten dele – “separate property” is dit bewijzen. Wanneer uit diens “separate property” een schuld ten behoeve van het gemeenschappelijk goed is voldaan die ten laste had moeten komen van de ‘community property” ontstaat voor deze echtgenoot een (netto) vergoedingsrecht op het gemeenschappelijk goed. [6]
Peildatum
3.8.
De rechtbank stelt de peildatum voor het vaststellen van de omvang van de beperkte gemeenschap van partijen (community property) vast op 12 september 2022. Het recht van Californië zegt over de peildatum:
“(a) “Date of separation” means the date that a complete and final break in the marital relationship has occurred, as evidenced by both of the following: (1) The spouse has expressed to the other spouse the intent to end the marriage. (2) The conduct of the spouse is consistent with the intent to end the marriage. (b) In determining the date of separation, the court shall take into consideration all relevant evidence. (…)”. [7] Partijen zijn het niet eens over wat de datum van uiteengaan (date of separation) is. De vrouw stelt dat uitgegaan moet worden van 22 juli 2022, de datum waarop de vrouw aan de man kenbaar heeft gemaakt dat zij het huwelijk wilde beëindigen, of van 12 september 2022, de datum van het eerste gesprek van partijen bij de mediator. De man is het daarmee niet eens. Hij stelt dat de datum van uiteengaan 19 december 2022 was omdat de vrouw toen de echtelijke woning heeft verlaten en partijen feitelijk uiteen zijn gegaan. Tot die tijd ging hij ervan uit dat het huwelijk nog te herstellen was, aldus de man. De man heeft zijn stelling echter niet onderbouwd. Dat had wel op zijn weg gelegen. Bovendien blijkt uit het verslag van Veilig Thuis van 6 december 2023 dat partijen ten tijde van de zorgmeldingen in november 2022, dus eerder dan 19 december 2022, hebben gezegd dat zij gaan scheiden. De rechtbank volgt de vrouw in haar stelling dat partijen in ieder geval op 12 september 2022 uiteen zijn gegaan omdat zij toen een gesprek bij de mediator hadden om te praten over de scheiding. Op dat moment was het voor partijen duidelijk dat zij zouden gaan scheiden.
Omvang beperkte gemeenschap
3.9.
Partijen zijn het erover eens dat de volgende goederen en de volgende schulden tot hun beperkte gemeenschap behoren:
de echtelijke woning en de hypothecaire geldlening die daarop rust;
de saldi van de bankrekeningen;
de inboedel.
3.10.
Partijen zijn het niet eens over:
het vergoedingsrecht van de vrouw;
de vordering van de man op de vrouw in verband met de betaalde hypotheeklasten na de peildatum en de gebruiksvergoeding verzocht door de vrouw.
De woning en de hypothecaire geldlening
3.11.
Partijen zijn samen eigenaar van de woning aan het [adres] [woonplaats] . Op deze woning rust een hypothecaire geldlening. Partijen hebben de volgende afspraken met elkaar gemaakt over de woning:
Overname door de man:
  • De woning wordt toegedeeld aan de man tegen de nog te taxeren waarde en onder de voorwaarden dat de man de overname van de woning kan financieren en het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening kan regelen.
  • Partijen geven na de zitting op de spoedigst mogelijk termijn opdracht aan de makelaar [makelaar] om de woning te taxeren. Partijen delen de kosten van de makelaar.
  • Vanaf de datum van de beschikking krijgt de man een termijn van 10 weken om te onderzoeken of hij de overname van de woning kan financieren en het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening kan regelen.
  • Na de datum waarop de man bericht van de bank krijgt dat hij de financiering voor de overname van de woning krijgt en dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening, wordt de woning binnen vier weken aan de man geleverd tenzij de notaris aangeeft dat er een langere termijn nodig is.
Verkoop aan derde:
  • Als de man de woning niet in de termijn van 10 weken na de beschikking kan overnemen, dan geven partijen binnen twee weken een verkoopopdracht aan de makelaar die zij in onderling overleg kiezen. Als het partijen niet lukt om samen een makelaar te kiezen, dan noemt de vrouw drie makelaars waaruit de man één kiest.
  • Als partijen het niet eens worden over de vraagprijs van de woning, dan bepaalt de makelaar deze.
De rechtbank zal beslissen volgens deze afspraken van partijen.
3.12.
Onder 3.16. beslist de rechtbank dat de vrouw in verband met haar privé investering in de woning € 375.300,- vergoed krijgt bij levering van de woning aan de man of een derde. Als de man de woning overneemt, dan moet hij tijdens van de overdracht van de woning bij de notaris € 375.300,- en de helft van de overwaarde aan de vrouw vergoeden. De overwaarde is de getaxeerde waarde na aftrek van de hypothecaire geldlening en na aftrek van het vergoedingsrecht van de vrouw van € 375.300,-. Als de woning wordt verkocht aan een derde wordt tijdens de overdracht van de woning bij de notaris met de verkoopopbrengst de hypothecaire geldlening afgelost, worden de verkoopkosten betaald en wordt € 375.300,- aan de vrouw vergoed. Wat daarna van de verkoopopbrengst resteert wordt bij helfte tussen partijen verdeeld.
3.13.
De rechtbank beslist dat de man bij overname van de woning de kosten van het notariële transport voor zijn rekening moet nemen en dat partijen bij verkoop van de woning een derde ieder de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en de overige kosten die samenhangen met de verkoop en levering van de woning moeten dragen. Dit laatste wordt uit de verkoopopbrengst betaald.
3.14.
Gelet op de afspraken die partijen met elkaar hebben gemaakt over de overname van de woning door de man of verkoop aan een derde, gaat de rechtbank ervan uit dat beide partijen zullen meewerken aan verkoophandelingen waaronder bezichtigingen, het advies van de makelaar over de verkoopprijs en het ondertekenen van de koopovereenkomst en leveringsakte. Daarom wijst de rechtbank de verzoeken op grond van artikel 3:300 BWaf.
De saldi op de bankrekeningen
3.15.
Partijen hebben de volgende bankrekeningen genoemd:
  • [rekeningnummer] ten name van de vrouw;
  • [rekeningnummer] ten name van de vrouw;
  • [rekeningnummer] ten name van de man;
  • [rekeningnummer] de en/of rekening;
  • [rekeningnummer] de en/of rekening.
Partijen zijn het erover eens dat de saldi op de bankrekeningen op de peildatum bij helfte worden verdeeld. Zij waren het niet eens over de peildatum, maar de rechtbank heeft daarover onder 3.8. beslist. Dat betekent dat partijen de saldi van alle bankrekeningen op hun namen op de peildatum 12 september 2022 bij helfte moeten verdelen.
De vrouw heeft te kennen gegeven dat zij de rekeningen [rekeningnummer] en [rekeningnummer] na de peildatum van 12 september 2022 op 18 november 2022 heeft geopend, zodat de saldi van deze rekeningen niet worden verdeeld.
De inboedel
3.16.
Partijen hebben de inboedel al verdeeld, zodat de rechtbank daarover niet hoeft te beslissen.
Het vergoedingsrecht van de vrouw
3.17.
De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw dat zij bij levering van de woning aan de man of een derde € 375.300,- van de man of uit de verkoopopbrengst krijgt vergoed toe. Hierna wordt deze beslissing uitgelegd.
De vrouw heeft gesteld dat zij van haar privé geld € 377.156,08 heeft geïnvesteerd in de gemeenschappelijke woning van partijen. Onder 3.7 staat dat de vrouw dit moet bewijzen en bij vermenging met gemeenschapsgeld moet laten zien dat haar privé geld traceerbaar is. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw heeft aangetoond dat zij van haar privé geld € 375.300 heeft geïnvesteerd in de woning en dat dit traceerbaar is.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw aangetoond dat het saldo van de Vanguard rekening privé geld van haar is. De vrouw heeft uitgelegd dat haar ouders een trust voor haar hebben opgezet, dat de trust door haar broer en zus wordt bestuurd en dat zij begunstigde is. De vrouw heeft een afschrift van de Vanguard rekening op haar naam van 31 maart 2015 overgelegd waaruit een totaal saldo blijkt van USD 995.782,63. Dit was voor de huwelijksdatum van [2018] en betreft dus voorhuwelijks vermogen. Het saldo op de huwelijksdatum is weliswaar onbekend maar voor de beoordeling van het vergoedingsrecht is dat niet relevant omdat het erom gaat dat het saldo op de Vanguard rekening voorhuwelijks vermogen betreft. Verder heeft de vrouw uitgelegd dat de winsten (vruchten) van de trust periodiek worden gestort op de Vanguard rekening. Hiermee heeft de vrouw voldoende aangetoond dat het geld op de Vanguard rekening privé geld is en geen gemeenschapsgeld zoals gesteld door de man. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de man dat gemeenschapsgeld is overgemaakt naar de Vanguard rekening of andere rekeningen van de vrouw. De man heeft na de betwisting van de vrouw nagelaten zijn stelling te onderbouwen terwijl dat wel op zijn weg had gelegen. De enkele stelling van de man dat
niet uit te sluitenis dat gemeenschapsgeld op de Vanguard rekening is gestort, is niet hetzelfde als
stellen dat dit zo is,laat staan dat het een onderbouwd standpunt is.
Verder heeft de vrouw naar het oordeel van de rechtbank met de overlegging van de bankafschriften aangetoond zij van haar privé geld € 375.300,- heeft geïnvesteerd in de woning en de geldstromen daarbij aangetoond. Uit die afschriften blijkt namelijk dat de vrouw op 10 september 2021 450.000,- USD, dat is € 377.156,08, heeft overgemaakt van de Vanguard rekening naar de en/of rekening van partijen eindigend op [rekeningnummer] . Vervolgens heeft de vrouw op 12 september 2021 in 19 overboekingen in totaal € 375.300,- overgemaakt van de rekening [rekeningnummer] naar de spaarrekening [rekeningnummer] . Dit bedrag is af te leiden uit de afschriften. Daarna heeft de vrouw op 30 november 2021 € 395.000,- overgemaakt van de spaarrekening [rekeningnummer] naar de rekening van haar rekening eindigend op [rekeningnummer] en vervolgens naar de notaris voor de aankoop van de woning. De rechtbank is van oordeel dat de vrouw hiermee heeft aangetoond dat van der privé investering van de vrouw € 375.300,- traceerbaar is.
De rechtbank gaat verder voorbij aan de stelling van de man dat het privé geld van de vrouw door het storten op de gemeenschappelijke rekening eindigend op [rekeningnummer] is vermengd met gemeenschapsgeld.Naar Califonrisch recht vindt geen vermenging plaats van privé geld. Dit sluit aan bij wat de Californische advocaat die de man heeft ingeschakeld schrijft op 27 september 2024:
“So if spouse puts separate property funds into a bank account acquired during marriage, that does not change the character of the funds.”
Aan de vrouw komt een nominale vergoeding toe van € 375.300,- te voldoen aan de vrouw door de man bij overname van de woning of uit de verkoopopbrengst bij verkoop van de woning aan een derde.
De hypotheeklasten en gebruiksvergoeding
3.18.
De rechtbank stelt vast dat het Nederlands recht van toepassing is op de verzoeken van partijen over de gebruiksvergoeding en hypotheeklasten omdat de verzoeken het voortgezet gebruik van de echtelijke woning betreffen [8] en de woning in Nederland ligt. Dat betekent dat de rechtbank voorbij gaat aan de stelling van de man dat het recht van Californië van toepassing is.
3.19.
De rechtbank beslist dat de man vanaf de datum van de inschrijving van de echtscheiding de volledige hypotheekrente van de woning moet betalen totdat de man de woning heeft overgenomen of de woning aan een derde is verkocht. Wat partijen meer of anders hebben verzocht over de hypotheekrente en gebruiksvergoeding wordt afgewezen. De rechtbank zal uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
3.20.
Partijen hebben op de zitting verteld dat de hypotheekrente tot en met april 2023 is betaald vanaf de gemeenschappelijke rekening. De verzoeken van partijen over de hypotheekrente en gebruiksvergoeding hebben daarom betrekking op de periode vanaf mei 2023 tot en met juni 2024.
- de hypotheeklasten
3.21.
Partijen zijn nog getrouwd en zijn samen eigenaar van de woning. Ook na de echtscheiding blijven zij samen eigenaar totdat de woning door de man is overgenomen of aan een derde is verkocht. Zolang partijen samen eigenaar zijn van de woning moeten zij ieder de helft van de hypotheekrente van € 809,07 per maand betalen, tenzij zij daarover andere afspraken hebben gemaakt. [9] Dat is niet het geval. Over mei 2023 tot en met juni 2024 heeft de man de volledige hypotheekrente van (14 x € 809,07 =) € 11.335,80 betaald, ook de helft van de vrouw van € 5.667,90. Dat betekent dat de vrouw € 5.667,90 voor de hypotheeklasten over mei 2023 tot en met juni 2024 aan de man moet betalen.
- de gebruiksvergoeding
3.22.
Als een van de (ex)echtgenoten in de woning woont en de ander de woning heeft verlaten, kan onder omstandigheden een redelijke vergoeding voor gederfd genot en gebruik worden vastgesteld. [10] Dat is de gebruiksvergoeding. De vraag is vanaf welke datum deze vergoeding moet worden betaald. De vrouw vraagt om een gebruiksvergoeding over de periode dat de man om restitutie van de hypotheekrente vraagt, dus mei 2023 tot en met juni 2024, en vanaf de datum van de inschrijving van de echtscheiding. Partijen hebben verteld dat zij sinds 30 december 2022 gescheiden wonen en een gescheiden huishouding voeren. Daarnaast is de hypotheekrente tot en met april 2023 vanaf de gemeenschappelijke rekening betaald. Deze data liggen na de datum van ontbinding van de huwelijksgemeenschap op de peildatum 12 september 2022. Daarom zal de rechtbank beslissen dat de man over mei 2023 tot en met juni 2024 een gebruiksvergoeding aan de vrouw verschuldigd is. Ook zal de rechtbank beslissen dat de man vanaf de datum van de inschrijving van de echtscheiding totdat hij de woning overneemt of de woning aan een derde wordt verkocht een gebruiksvergoeding aan de vrouw verschuldigd is. De gebruiksvergoeding die de man aan de vrouw verschuldigd is, is gelijk aan het aandeel van de vrouw in de volledige lasten van de woning. De man heeft hiertegen geen gemotiveerd verweer gevoerd.
3.23.
Naar het oordeel van de rechtbank moet de vordering van de man op de vrouw ten aanzien van het aandeel van de vrouw in de hypotheekrente over de periode mei 2023 tot en met juni 2024 worden weggestreept tegen de gebruiksvergoeding die de man aan de vrouw verschuldigd is van hetzelfde bedrag over dezelfde periode. Er blijft dan geen bedrag over dat partijen aan elkaar moeten betalen. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat vanaf de datum van de inschrijving van de echtscheiding de door de man aan de vrouw te betalen gebruiksvergoeding moet worden weggestreept tegen het aandeel van de vrouw in de volledige lasten van de woning. In de praktijk betekent dat dat de man vanaf de datum van de inschrijving van de echtscheiding de lasten voor de woning betaalt. Dit doet de man totdat hij de woning heeft overgenomen of de woning aan een derde is verkocht. Zo beslist de rechtbank op de verzoeken van partijen over de hypotheekrente en gebruiksvergoeding. Over de periode vanaf juli 2024 ligt geen verzoek van de man voor ten aanzien van de hypotheekrente. Uit het feit dat de vrouw haar verzoek voorwaardelijk heeft geformuleerd, namelijk voor zover een verzoek om vergoeding van de helft van de hypotheeklasten wordt toegewezen, leidt de rechtbank af dat de vrouw haar verzoek om een gebruiksvergoeding niet doet over de periode juli 2024 tot aan de datum inschrijving echtscheiding. Uit de wijze waarop de vrouw haar verzoek om een gebruiksvergoeding formuleert en motiveert voor de periode na inschrijving van de echtscheiding leidt de rechtbank af dat het de bedoeling is dat over en weer de met de woning samenhangende lasten enerzijds en de gebruiksvergoeding anderzijds tegen elkaar worden weggestreept. Nu daartegen geen verweer is gevoerd beslist de rechtbank op die manier.
Uitvoerbaar bij voorraad
3.24.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt. De uitvoerbaarheid bij voorraad geldt niet voor de echtscheiding. De echtscheiding kan namelijk op grond van de wet niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
De proceskosten
3.25.
De rechtbank zal beslissen dat ieder de eigen proceskosten betaalt, omdat zij geen reden ziet om één van partijen in de proceskosten te veroordelen.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen;
4.2.
bepaalt dat de inhoud van het ouderschapsplan onderdeel uitmaakt van deze beschikking en hecht een exemplaar van het ouderschapsplan aan;
4.3.
gelast de wijze van verdeling van de ontbonden beperkte huwelijksgemeenschap als volgt:
4.3.1.
aan de man wordt toegedeeld: de woning aan het [adres] [woonplaats] tegen de nog te taxeren waarde en onder de voorwaarden dat de man de overname van de woning kan financieren en het ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening kan regelen. Daarbij zullen partijen het “spoorboekje” onder 3.11. volgen. Tijdens de overdracht van de woning bij de notaris moet de man € 375.300,- vergoeden in verband met de privé investering van de vrouw, en daarnaast de helft van de overwaarde, zoals onder 3.11. is uiteengezet. De man betaalt de kosten van het notariële transport.
Als de man de woning niet in de termijn van 10 weken na de beschikking kan overnemen, dan geven partijen binnen twee weken een verkoopopdracht aan de makelaar zoals onder 3.11. is uiteengezet. Als partijen het niet eens worden over de vraagprijs van de woning, dan bepaalt de makelaar deze. Tijdens de overdracht van de woning bij de notaris wordt met de verkoopopbrengst de hypothecaire geldlening afgelost, worden de verkoopkosten betaald en wordt € 375.300,- aan de vrouw vergoed. Wat daarna van de verkoopopbrengst resteert wordt bij helfte tussen partijen verdeeld;
4.3.2.
aan de man wordt toegedeeld de helft van de saldi van de bankrekeningen vermeld in de opsomming onder 3.15.
4.3.3.
aan de vrouw wordt toegedeeld de helft van de saldi van de bankrekeningen vermeld in de opsomming onder 3.15.;
4.4.
bepaalt dat de man vanaf de datum van de inschrijving van de echtscheiding, indien hij dan nog in de echtelijke woning verblijft bij wijze van een redelijke vergoeding als bedoeld in artikel 1:165 BW, de volledige lasten van de woning moet betalen totdat de man de woning heeft overgenomen of de woning aan een derde is verkocht;
4.5.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad, behalve voor zover het de echtscheiding betreft;
4.6.
bepaalt dat partijen hun eigen proceskosten betalen;
4.7.
wijst de verzoeken van partijen voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. F.C. Burgers, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. Ö. Duran, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
5 november 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 809 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
2.Op grond van artikel 3 en 7 Brussel II-ter, artikel 10:56 lid 1 BW, artikel 15 HKBV ’96 en artikel 5 lid 1 HuwvermVo.
3.Artikel 1:151 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.Artikelen 10:52, 10:42 en 10:1 BW.
5.Artikel 3 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978.
6.California Code, Family Code § 760-761, 770-772, 2640. “Het Californisch huwelijksvermogensrecht” door dr. mr. B. Breederveld, datum 11-11-2013, vindplaats: FJR 2013/101.
7.California Code, Family Code § 70.
8.Artikel 1:165 BW.
9.Artikel 3:172 BW.
10.Artikel 1:165 BW en artikel 3:169 BW.