In deze zaak vordert [eiseres] B.V. betaling van elektriciteitskosten van [gedaagde], die in een huurwoning verbleef. [eiseres] is huurder van een pand dat bestaat uit een winkelruimte en woonruimten. De huurovereenkomst met de vorige huurder, [onderneming 2] B.V., werd opgezegd na het faillissement van deze onderneming. [gedaagde] had een huurovereenkomst met de heer [A], die de woonruimten verhuurde. Na het faillissement van [onderneming 2] B.V. heeft [gedaagde] de woonruimte ontruimd, maar [eiseres] vordert betaling voor elektriciteitsverbruik dat door [gedaagde] is gemaakt. De kantonrechter oordeelt dat er geen huurrelatie bestaat tussen [eiseres] en [gedaagde], waardoor de vordering tot betaling van elektriciteitskosten wordt afgewezen. Ook de vordering tot betaling van achterstallige huur wordt afgewezen, omdat er geen huurovereenkomst tussen de partijen bestaat. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelt haar in de proceskosten. De vorderingen van [gedaagde] in reconventie worden eveneens afgewezen.