In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is de eiser, [handelsnaam], een onderneming gevestigd te [plaats 1], die werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde DigiDeur, in geschil met de gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], beiden woonachtig te [plaats 2]. De zaak betreft een vordering tot betaling van een bedrag van € 1.655,21, dat voortvloeit uit een opdrachtbevestiging die door de gedaagden op 2 juni 2023 is ondertekend. De gedaagden hebben de betaling van dit bedrag niet tijdig verricht, wat heeft geleid tot de dagvaarding door [handelsnaam]. Tijdens de procedure hebben de gedaagden een deel van het verschuldigde bedrag betaald, maar de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten zijn nog niet voldaan.
De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 20 november 2024 geoordeeld dat de gedaagden de wettelijke rente van € 98,49 verschuldigd zijn, omdat zij de factuur niet op tijd hebben betaald. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 248,28 is echter afgewezen, omdat het beding in de algemene voorwaarden van [handelsnaam] over deze kosten oneerlijk is bevonden ten opzichte van de gedaagden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beding in strijd is met de wettelijke regeling, waardoor het nietig is verklaard.
Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 432,71. De kantonrechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente en de proceskosten, met de mogelijkheid tot het treffen van een betalingsregeling, maar deze moet door de partijen onderling worden afgesproken. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.