ECLI:NL:RBMNE:2024:7421

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
11199946 \ UC EXPL 24-4565
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over rente en kosten in een civiele procedure met betrekking tot een oneerlijk BIK-beding

In deze civiele procedure, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, is de eiser, [handelsnaam], een onderneming gevestigd te [plaats 1], die werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde DigiDeur, in geschil met de gedaagden, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], beiden woonachtig te [plaats 2]. De zaak betreft een vordering tot betaling van een bedrag van € 1.655,21, dat voortvloeit uit een opdrachtbevestiging die door de gedaagden op 2 juni 2023 is ondertekend. De gedaagden hebben de betaling van dit bedrag niet tijdig verricht, wat heeft geleid tot de dagvaarding door [handelsnaam]. Tijdens de procedure hebben de gedaagden een deel van het verschuldigde bedrag betaald, maar de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten zijn nog niet voldaan.

De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 20 november 2024 geoordeeld dat de gedaagden de wettelijke rente van € 98,49 verschuldigd zijn, omdat zij de factuur niet op tijd hebben betaald. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten van € 248,28 is echter afgewezen, omdat het beding in de algemene voorwaarden van [handelsnaam] over deze kosten oneerlijk is bevonden ten opzichte van de gedaagden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het beding in strijd is met de wettelijke regeling, waardoor het nietig is verklaard.

Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 432,71. De kantonrechter heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente en de proceskosten, met de mogelijkheid tot het treffen van een betalingsregeling, maar deze moet door de partijen onderling worden afgesproken. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11199946 \ UC EXPL 24-4565 RvdH/1037
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van
[eiser] , h.o.d.n. [handelsnaam],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [handelsnaam] ,
gemachtigde: DigiDeur,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub 2] ,

te [plaats 2] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden c.s] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 20,
- het proces-verbaal van de civiele rolzitting van 17 juli 2024 aan te merken als de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek tevens akte vermindering van eis,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[handelsnaam] heeft partnerschapsvoorwaarden en testamenten voor [gedaagden c.s] opgesteld. [handelsnaam] heeft [gedaagden c.s] vooraf op 22 mei 2023 een opdrachtbevestiging met kostenspecificatie toegestuurd. [gedaagden c.s] hebben die op 2 juni 2023 schriftelijk ondertekend en [handelsnaam] toestemming verleend voor de werkzaamheden. De kosten voor de werkzaamheden zijn € 1.655,21. [gedaagden c.s] hebben dat bedrag niet op tijd betaald.
2.2.
[handelsnaam] heeft [gedaagden c.s] daarom gedagvaard en betaling gevorderd van € 1.655,21, de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten. [gedaagden c.s] hebben op 3 juli 2024 (de datum van de dagvaarding) € 600,00 betaald en op 16 juli 2024 € 1.055,21.
2.3.
[handelsnaam] heeft bij akte van repliek haar eis verminderd met € 1.655,21. Dat betekent dat de kantonrechter alleen nog moet beslissen of [gedaagden c.s] de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten van [handelsnaam] moet betalen.

3.De beoordeling

De wettelijke rente
3.1.
De wettelijke rente van totaal € 98,49 is nog niet betaald. Dat bedrag bestaat uit de wettelijke rente tot 11 maart 2024 (€ 70,74) en vanaf 11 maart 2024 tot en met 20 juni 2024 (€ 27,75). Omdat [gedaagden c.s] de factuur van [handelsnaam] niet op tijd hebben betaald, zijn zij de wettelijke rente verschuldigd. Dit deel van de vordering van [handelsnaam] wordt daarom toegewezen.
Buitengerechtelijke incassokosten
3.2.
[handelsnaam] maakt aanspraak op vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van € 248,28. Deze vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een professionele partij, handelend in de uitoefening van haar beroep of bedrijf en een consument. Op zo’n overeenkomst zijn consumentenbeschermende bepalingen van toepassing. Sommige consumentenbeschermende bepalingen worden zo belangrijk gevonden dat de kantonrechter ambtshalve (dat wil zeggen uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) moet beoordelen of die zijn nageleefd. Als die bepalingen niet zijn nageleefd, moet de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden.
3.3.
In artikel 5.1. van de algemene voorwaarden van [handelsnaam] is een beding over de buitengerechtelijke incassokosten opgenomen. Volgens de tekst van het beding zijn de incassokosten al verschuldigd zodra de consument in verzuim is, terwijl de wettekst voorschrijft dat de incassokosten pas ná het verstrijken van de in de veertiendagenbrief genoemde termijn verschuldigd worden. De kantonrechter is van oordeel dat het beding daardoor ten nadele van consumenten aanzienlijk afwijkt van de wettelijke regeling over de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het beding is aldus oneerlijk ten opzichte van [gedaagden c.s] en wordt daarom vernietigd. Als gevolg daarvan wordt de gevorderde vergoeding voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Proceskosten
3.4.
De kantonrechter zal [gedaagden c.s] veroordelen in de proceskosten. [handelsnaam] heeft [gedaagden c.s] voorafgaand aan de dagvaarding veelvuldig aangemaand tot betaling. Partijen hebben een betalingsregeling getroffen, die [gedaagden c.s] niet zijn nagekomen. Pas op de dag van de dagvaarding hebben [gedaagden c.s] een deelbetaling gedaan. Het restant van het factuurbedrag hebben [gedaagden c.s] pas na het aanbrengen van de dagvaarding betaald. [handelsnaam] heeft dus kosten moeten maken, voordat [gedaagden c.s] het totale factuurbedrag aan haar hebben betaald. [handelsnaam] heeft die kosten niet nodeloos gemaakt.
3.5.
De kantonrechter houdt bij de begroting van de proceskosten rekening met het volgende. De rechtbank heeft de dagvaarding op 8 juli 2024 van [handelsnaam] ontvangen (datum begeleidende brief is 4 juli 2024). Op 3 juli 2024 wist [handelsnaam] al dat de vordering met in ieder geval € 600,00 moest worden verminderd. De kantonrechter gaat in de proceskostenveroordeling daarom uit van het tarief griffierecht passend bij het geldelijk belang van de totale vordering minus € 600,00. [handelsnaam] heeft meer griffierecht betaald (€ 248,00) en dat is voor haar rekening; [gedaagden c.s] hoeven het meerdere niet te betalen. Voor de hoogte van het salaris van de gemachtigde is rekening gehouden met de toegewezen hoofdsom.
3.6.
De proceskosten van [handelsnaam] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
114,71
- griffierecht
218,00
- salaris gemachtigde
80,00
(2 punten × € 40,00)
- nakosten
20,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
432,71
3.7.
[gedaagden c.s] willen graag een betalingsregeling, maar die moeten partijen met elkaar afspreken. De kantonrechter kan geen betalingsregeling vaststellen.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagden c.s] hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om aan [handelsnaam] te betalen een bedrag van € 98,49,
4.2.
veroordeelt [gedaagden c.s] hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, in de proceskosten van € 432,71, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagden c.s] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.