ECLI:NL:RBMNE:2024:7420

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 november 2024
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
11148092 \ AC EXPL 24-1433
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van tandartsfacturen door een factoringsbedrijf

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 20 november 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] B.V., een factoringsbedrijf dat zich richt op tandartsen, en [gedaagde], die in 2022 behandelingen heeft ondergaan bij Tandartsenpraktijk [praktijk]. [eiser] vordert betaling van onbetaalde facturen ter hoogte van € 305,58, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagde] heeft verweer gevoerd, waarbij hij aanvoert dat hij een betalingsregeling heeft getroffen op 11 juli 2024, na de betekening van de dagvaarding op 23 mei 2024.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] zijn verplichtingen niet is nagekomen en dat de facturen wel degelijk betrekking hebben op de behandelingen die hij heeft ondergaan. De vordering van [eiser] is toegewezen, inclusief de wettelijke rente tot 19 april 2024 en de buitengerechtelijke incassokosten van € 45,84. De proceskosten zijn begroot op € 448,54, die ook door [gedaagde] moeten worden vergoed. De rechter heeft de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [gedaagde] direct moet betalen, ook al kan hij in hoger beroep gaan.

De uitspraak benadrukt de verplichting van [gedaagde] om de facturen te betalen, ondanks zijn verweer over de betalingsregeling. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gemaakte kosten door [eiser] gerechtvaardigd zijn, gezien de omstandigheden van de zaak en het feit dat [gedaagde] de gelegenheid om te betalen heeft laten liggen.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Amersfoort
Zaaknummer: 11148092 \ AC EXPL 24-1433 RvdH/1037
Vonnis van 20 november 2024
in de zaak van
[eiser] B.V.,
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: LAVG Gerechtsdeurwaarders Groningen,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 4,
- de conclusie van antwoord met een productie,
- de conclusie van repliek met productie 2,
- de conclusie van dupliek met een productie.
1.2.
De kantonrechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.Waar gaat deze zaak over?

2.1.
[eiser] is een factoringsbedrijf voor (onder andere) tandartsen. Dat betekent dat zij betaling mag vorderen van een rekening van de tandarts. In 2022 is [gedaagde] behandeld bij Tandartsenpraktijk [praktijk] . De facturen voor die behandelingen heeft hij niet betaald. Het totaalbedrag van de facturen is € 305,58. [eiser] vordert betaling van dat bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] wil ook dat [gedaagde] haar proceskosten betaalt.
2.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij is het niet eens met de kosten die [eiser] in rekening brengt, temeer nu hij op 11 juli 2024 een betalingsregeling heeft getroffen. Op de stellingen van [eiser] en [gedaagde] wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
[gedaagde] moet de facturen betalen. Ook moet hij de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten betalen. Hierna legt de kantonrechter uit waarom.
3.2.
Vast staat dat [gedaagde] zijn behandelingen bij de tandarts niet heeft betaald, terwijl hij daartoe wel verplicht is. De facturen komen [gedaagde] niet bekend voor, maar hij heeft niet betwist dat hij de daarin genoemde tandartsbehandelingen heeft ondergaan. De gevorderde hoofdsom van € 305,58 wordt daarom toegewezen. Dat geldt ook voor de tot 19 april 2024 verschenen wettelijke rente ter hoogte van € 10,51 en de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 19 april 2024.
3.3.
[eiser] vordert ook vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten. [eiser] heeft aan [gedaagde] op 24 november 2023 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. [gedaagde] heeft niet betaald binnen de termijn die in de aanmaning is genoemd. De hoogte van de vordering is getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 45,84 toegewezen.
3.4.
Partijen hebben inmiddels een betalingsregeling getroffen. Die regeling is echter pas (ruim) na betekening van de dagvaarding tot stand gekomen: de dagvaarding werd betekend op 23 mei 2024 aan [gedaagde] in persoon. De betalingsregeling is op 11 juli 2024 afgesproken. Voordat [eiser] de dagvaarding uitbracht is [gedaagde] nog in de gelegenheid gesteld om de vordering te voldoen, zodat de kosten beperkt zouden blijven. [gedaagde] heeft die gelegenheid ongebruikt gelaten. [eiser] moest dus deze procedure starten om [gedaagde] tot betaling te bewegen. Zij heeft de proceskosten niet nodeloos gemaakt, [gedaagde] moet die daarom betalen.
3.5.
De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
130,00
- salaris gemachtigde
164,00
(2 punten × € 82,00)
- nakosten
41,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
448,54

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 361,93, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 305,58, met ingang van 19 april 2024, tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 448,54, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. O.P. van Tricht en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2024.