ECLI:NL:RBMNE:2024:7413

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2024
Publicatiedatum
22 januari 2025
Zaaknummer
UTR 24/807
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaren op grond van de Wet open overheid

Op 23 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Diervriendelijk Nederland en de Minister van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft een beroep dat door verzoekster, Stichting Diervriendelijk Nederland, is ingediend op 7 februari 2024. Dit beroep was gericht tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaren op basis van de Wet open overheid (Woo). Verweerder, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, heeft op 19 maart 2024 alsnog een nieuw besluit genomen op de bezwaren van verzoekster. Na dit besluit heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding voor de gemaakte proceskosten. Verweerder heeft echter niet gereageerd op dit verzoek.

De rechtbank heeft besloten om deze uitspraak te doen zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank overweegt dat wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener moet vergoeden. Dit is vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

Aangezien verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster, leidt de rechtbank hieruit af dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten, berekend op basis van de bijstand door een gemachtigde. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder erop gewezen dat hij op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden. Verzoekster moet zich hiervoor tot verweerder wenden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/807

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2024 in de zaak tussen

Stichting Diervriendelijk Nederland, statutair gevestigd te Utrecht, verzoekster
(gemachtigde: H. van Drunen)
en

de Minister van Economische Zaken en Klimaat, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat verzoekster heeft ingediend op 7 februari 2024 tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaren op grond van de Wet open overheid (Woo).
Verweerder heeft op 19 maart 2024 alsnog een nieuw besluit genomen op de bezwaren van verzoekster. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank doet deze uitspraak zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij vindt dat zij voldoende informatie heeft om het verzoek te beoordelen.
2. Als het beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift (dus aan verzoekster) tegemoet is gekomen, kan de rechtbank bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener van het beroepschrift moet betalen
.Dat staat in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoekster. De rechtbank leidt hieruit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoekster te vergoeden.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punt op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875,-), bij een wegingsfactor 0,5. [1] Toegekend wordt € 437,50.
5. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden. Dit volgt rechtstreeks uit de wet. Verzoekster zal zich hiervoor tot verweerder moeten wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 437,50 aan proceskosten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Helmich, in aanwezigheid van E.J.H.C. Hui, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2024.
de griffier is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.Conform de uitspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State van 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1796.