Op 23 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen Stichting Diervriendelijk Nederland en de Minister van Economische Zaken en Klimaat. De zaak betreft een beroep dat door verzoekster, Stichting Diervriendelijk Nederland, is ingediend op 7 februari 2024. Dit beroep was gericht tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaren op basis van de Wet open overheid (Woo). Verweerder, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, heeft op 19 maart 2024 alsnog een nieuw besluit genomen op de bezwaren van verzoekster. Na dit besluit heeft verzoekster haar beroep ingetrokken en verzocht om een vergoeding voor de gemaakte proceskosten. Verweerder heeft echter niet gereageerd op dit verzoek.
De rechtbank heeft besloten om deze uitspraak te doen zonder partijen voor een zitting uit te nodigen, omdat zij voldoende informatie had om het verzoek te beoordelen. De rechtbank overweegt dat wanneer een beroep is ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift, de rechtbank kan bepalen dat verweerder de proceskosten van de indiener moet vergoeden. Dit is vastgelegd in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
Aangezien verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek van verzoekster, leidt de rechtbank hieruit af dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten, berekend op basis van de bijstand door een gemachtigde. Daarnaast heeft de rechtbank verweerder erop gewezen dat hij op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 371,- te vergoeden. Verzoekster moet zich hiervoor tot verweerder wenden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en de griffier was verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.