ECLI:NL:RBMNE:2024:7408
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de rechtbank bij verzoek om inzage in persoonlijk dossier en AVG-verzoek
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 13 december 2024, wordt het beroep van eiseres behandeld dat betrekking heeft op het niet tijdig beslissen door de Dienst Toeslagen op haar verzoeken om inzage in haar persoonlijk dossier en andere relevante documenten. Eiseres had op 13 mei 2022 en 29 december 2021 verzoeken ingediend om haar persoonlijk dossier, LIC-lijsten, renteberekeningen en andere stukken die de bedragen van haar integrale beoordeling van de kinderopvangtoeslag onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Dienst Toeslagen niet tijdig heeft beslist en dat eiseres meent dat de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) van toepassing is op haar verzoeken.
De rechtbank heeft echter geoordeeld dat zij niet bevoegd is om kennis te nemen van het beroep. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat de verzoeken van eiseres niet kwalificeren als besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank legt uit dat een besluit een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan moet zijn die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. In dit geval leidt de beslissing op de verzoeken van eiseres niet tot rechtsgevolgen, omdat haar rechtspositie niet verandert door de beslissing om al dan niet haar dossier te verstrekken.
Daarnaast heeft de rechtbank overwogen of er sprake is van een verzoek op grond van de AVG. De rechtbank concludeert dat de verzoeken van eiseres niet gericht zijn op het verkrijgen van inzage in de verwerking van persoonsgegevens, maar op het verkrijgen van het volledige dossier. Hierdoor zijn de verzoeken niet onder de reikwijdte van de AVG te scharen. De rechtbank verklaart zich daarom onbevoegd en wijst erop dat eiseres het griffierecht terugkrijgt, maar geen proceskostenvergoeding ontvangt.