ECLI:NL:RBMNE:2024:7400

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
10860748
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van betalingsverplichting uit overeenkomst tussen bemiddelingsplatform en webshopverkoper

In deze zaak vordert [eiseres] .nl, een bemiddelingsplatform voor webshops, betaling van een succesfee van € 7.865,00 van [gedaagde], die vijftien webshops op het platform heeft aangeboden. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst waarbij [gedaagde] zich had ingeschreven als verkoper en de algemene voorwaarden van [eiseres] .nl had geaccepteerd. De kern van het geschil draait om de vraag of aan de voorwaarden voor betaling van de fee is voldaan. [gedaagde] betwist de verschuldigdheid van de fee, omdat zij stelt dat niet aan de afgesproken voorwaarden is voldaan en het gevorderde bedrag onredelijk hoog is.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de voorwaarden voor betaling zijn vervuld. De webshops zijn verkocht voor € 325.000,00 en het eerste contact tussen de koper en [gedaagde] is gelegd via het platform van [eiseres] .nl. De kantonrechter oordeelt dat [gedaagde] de fee verschuldigd is, omdat de overeenkomst tussen partijen geldig is en de voorwaarden zijn nageleefd. De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] .nl toe, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. [gedaagde] wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten, omdat zij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 10860748 \ UC EXPL 24-5
Vonnis van 7 augustus 2024
in de zaak van
[eiseres] B.V.,
te [vestigingsplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] .nl,
procederend in persoon,
tegen
[gedaagde] B.V.,
te [vestigingsplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 december 2023 met producties
- de conclusie van antwoord (e-mail van 10 maart 2024) met producties
- de brief van de griffier van 15 april 2024 waarmee partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 juli 2024. De heer [A] van [gedaagde] heeft de kantonrechter vooraf schriftelijk bericht dat hij om medische redenen niet aanwezig zou zijn, maar dat de zitting wat hem betreft wel doorgang kon vinden. De kantonrechter heeft hem bericht dat hij een ander mocht vragen om namens [gedaagde] het woord te doen op de zitting, maar daar heeft Versteeg van afgezien en aangegeven dat de schriftelijke conclusie van antwoord duidelijk is. Van [eiseres] .nl is de heer [B] wel ter zitting verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat er tijdens de zitting is besproken. Ten slotte is bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

[gedaagde] heeft een vijftiental webshops in vloerkleden te koop aangeboden op het platform van [eiseres] .nl. Die webshops zijn vervolgens voor € 325.000,00 verkocht aan een koper die via het platform contact heeft gelegd. [eiseres] .nl vordert betaling door [gedaagde] van de overeengekomen succesfee van € 7.865,00, vermeerderd met rente en kosten. Maar volgens [gedaagde] is zij geen betaling verschuldigd, omdat niet aan de afgesproken voorwaarden zou zijn voldaan. Bovendien is het gevorderde bedrag volgens [gedaagde] onredelijk hoog in verhouding tot de geleverde diensten. Het gelijk ligt bij [eiseres] .nl.

3.De beoordeling

Overeenkomst tussen partijen
3.1.
[eiseres] .nl exploiteert een platform waarop verkopers van webshops worden samengebracht met kopers. [eiseres] .nl werkt op basis van ‘no cure no pay’: verkopers betalen alleen een bemiddelingscommissie (“fee”) als zij via het platform in contact zijn gekomen met de uiteindelijke koper van hun webshop(s).
3.2.
Op 26 januari 2023 heeft [gedaagde] zich bij [eiseres] .nl ingeschreven als verkoper van de webshop [webshop] .nl en gerelateerde webshops (hierna: de Webshops) en daarbij de algemene voorwaarden van [eiseres] .nl geaccepteerd. Daarmee is er een overeenkomst tot stand gekomen tussen [eiseres] .nl en [gedaagde] . De gemaakte afspraken zijn door [eiseres] .nl aan [gedaagde] bevestigd per e-mail van 27 januari 2023 (om 13:23 uur). [1] In diezelfde e-mail is ook de plaatsing van de advertentie (het “verkoopprofiel”) voor de Webshops op het platform bevestigd.
Voorwaardelijke betalingsverplichting van [gedaagde]
3.3.
Partijen zijn overeengekomen dat [gedaagde] aan [eiseres] .nl een fee verschuldigd zal zijn van 2% van de koopprijs onder de voorwaarden dat:
  • i) een verkoop van de Webshops wordt gerealiseerd en
  • ii) het contact tussen koper en verkoper tot stand is gekomen via [eiseres] .nl en/of gedurende de vier weken na eerste publicatie van het verkoopprofiel op het platform.
Voorwaarden vervuld, dus [gedaagde] moet betalen
3.4.
Op grond van deze overeenkomst vordert [eiseres] .nl betaling door [gedaagde] van de afgesproken fee. Deze vordering is toewijsbaar, want [gedaagde] is de fee inmiddels verschuldigd. Aan beide voorwaarden is namelijk voldaan.
De Webshops zijn verkocht
3.5.
Als bijlage bij de conclusie van antwoord is overgelegd een “koopovereenkomst vloerkledenwebshops” getekend en gedateerd op 8 maart 2023. Uit deze overeenkomst blijkt dat de Webshops zijn verkocht aan de Belgische vennootschap [bedrijf 1] , rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer [C] .
Contact tussen koper en verkoper via [eiseres] .nl
3.6.
Volgens [eiseres] .nl is het eerste contact tussen [C] en [gedaagde] gelegd via haar platform in de eerste week na publicatie van het verkoopprofiel van de Webshops. [gedaagde] heeft dit betwist en aangevoerd dat [gedaagde] al eerder in contact was gekomen met [C] via het platform van een andere partij ( [bedrijf 2] ). [eiseres] .nl heeft [gedaagde] om bewijs hiervan verzocht en aangegeven dat als [gedaagde] dit eerdere contact kan aantonen zij dan geen fee aan [eiseres] .nl verschuldigd is. Maar [gedaagde] heeft niets overgelegd om haar bewering te onderbouwen.
3.7.
Daartegenover heeft [eiseres] .nl haar stelling wel onderbouwd: zij heeft een afschrift overgelegd van correspondentie tussen [C] en [gedaagde] via de beveiligde chatomgeving van het platform, die overtuigt als eerste kennismaking tussen deze partijen. Het betreft chatberichten in de periode 27 januari tot en met 31 januari 2023, waarin [C] eerst verzoekt om andere informatie over de cijfers van de Webshops (in aanvulling op de informatie uit het verkoopprofiel) en waarin (na ontvangst van die nadere informatie) uiteindelijk een online meeting tussen partijen tot stand wordt gebracht. [2]
3.8.
Op grond van het voorgaande concludeert de kantonrechter dat het eerste contact tussen [gedaagde] en [C] inderdaad is gelegd via het platform van [eiseres] .nl (en ook gedurende de vier weken na de eerste publicatie, namelijk direct op de eerste dag van publicatie, een paar uur nadat het verkoopprofiel online kwam op het platform van [eiseres] .nl).
3.9.
Dat [C] het contact legde namens zijn bedrijf [bedrijf 1] blijkt niet alleen uit de koopovereenkomst, maar ook uit het feit dat hij zich op het platform registreerde met het adres en btw-identificatienummer van het bedrijf. [3] Bovendien wordt op grond van de algemene voorwaarden van [eiseres] .nl onder de koper verstaan: de platformgebruiker inclusief gelieerde entiteiten. [4]
3.10.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat niet zij, maar [bedrijf 3] B.V. (hierna: [bedrijf 3] ) de Webshops heeft verkocht. En dat [gedaagde] daarom geen fee aan [eiseres] .nl verschuldigd is. Maar deze redenering gaat niet op, om meerdere redenen. Ten eerste is de koopovereenkomst gesloten door “ [bedrijf 3] B.V. en gelieerde ondernemingen”. [5] Hier valt ook [gedaagde] onder. [bedrijf 3] is namelijk de enig bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde] .
Verder heeft [gedaagde] in haar conclusie van antwoord zelf toegelicht dat al ten tijde van de advertentieplaatsing een deel van de Webshops onder [gedaagde] viel en een deel onder [bedrijf 3] , terwijl de advertentie gold voor de verkoop van alle Webshops. De overeenkomst met [eiseres] .nl is weliswaar gesloten door [gedaagde] , maar dit was ten behoeve van de promotie voor verkoop van al die Webshops gezamenlijk, dus ook ten behoeve van [bedrijf 3] . Bovendien is in de algemene voorwaarden van [eiseres] .nl bepaald dat onder de verkoper niet alleen de geregistreerde gebruiker ( [gedaagde] ) wordt verstaan, maar ook gelieerde entiteiten ( [bedrijf 3] ). [6]
Gevorderde bedrag is niet onredelijk
3.11.
[gedaagde] heeft zich ook op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag onredelijk is, omdat zij zelf het profiel op het platform geplaatst zou hebben en zonder dat [eiseres] .nl verder iets heeft gedaan. De kantonrechter begrijpt dit als een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, op grond waarvan de toewijzing van de vordering van [eiseres] .nl onaanvaardbaar zou zijn. [7]
3.12.
Dit verweer van [gedaagde] slaagt niet. Want [eiseres] .nl heeft zowel in de dagvaarding als bij gelegenheid van de mondelinge behandeling overtuigend uitgelegd dat het anders ligt dan [gedaagde] beweert. [eiseres] .nl heeft toegelicht dat elke nieuwe verkoper zich moet registreren op het platform en daarbij informatie invoert. Op basis van die informatie is het [eiseres] .nl die het verkoopprofiel opstelt en publiceert om interesse bij kopers te wekken. Dit is geen geautomatiseerd proces, maar vergt handwerk van de kant van [eiseres] .nl. Een verkoper kan niet zelf iets direct op het platform plaatsen, dat doet [eiseres] .nl. Verder heeft [eiseres] .nl onbetwist gesteld dat de grootste meerwaarde en investeringen van haar kant met name zitten in alle activiteiten die gericht zijn op het onderhouden, verbeteren en uitbouwen van het platform en van een zo groot mogelijk netwerk aan potentiële kopers die aan de verkopers geïntroduceerd kunnen worden.
3.13.
Dat de verkoop(overeenkomst) nadien tot stand is gekomen met bemiddeling van een andere partij ( [bedrijf 2] ), zoals [gedaagde] ook nog aanvoert, doet aan het voorgaande niets af. Dat aan die andere partij een commissie is betaald voor bemiddelingsdiensten ten aanzien van (het uitonderhandelen en realiseren van) de koopovereenkomst, laat onverlet dat [eiseres] .nl op grond van haar overeenkomst met [gedaagde] aanspraak heeft op betaling van de fee van 2% van de koopprijs, vanwege het in eerste contact brengen van partijen via haar platform, dat de basis vormde voor de uiteindelijke verkoop.
De berekening van de fee
3.14.
De door [eiseres] .nl gevorderde hoofdsom van € 7.865,00 is toewijsbaar. Uit de koopovereenkomst blijkt namelijk dat de Webshops zijn verkocht voor een bedrag van € 325.000,00. Op grond van de afspraken moet [gedaagde] dus een bedrag betalen van 2% van de koopprijs (€ 6.500,00), vermeerderd met 21% btw [8] (€ 1.365,00).
3.15.
[gedaagde] heeft nog gesteld dat de door [eiseres] .nl aan haar gestuurde factuur alleen zou zien op de verkoop van de webshop “ [webshop] .nl”, zodat de fee van 2% alleen berekend had moeten worden over het deel van de koopprijs dat op die enkele webshop ziet. Uit de bij de dagvaarding overgelegde correspondentie tussen partijen is echter duidelijk dat de betreffende factuur ziet op het hele pakket aan verkochte webshops, dus zowel de (hoofd)webshop [webshop] .nl als de andere aanverwante webshops die onderdeel uitmaken van de geadverteerde – en intussen verkochte – Webshops.
Wettelijke handelsrente verschuldigd
3.16.
[eiseres] .nl vordert wettelijke handelsrente over de hoofdsom. Dit is toewijsbaar, maar niet vanaf de vervaldatum van de factuur, zijnde 24 mei 2023, zoals [eiseres] .nl heeft gevorderd. Op grond van artikel 7.10 van de algemene voorwaarden [9] is [gedaagde] pas in verzuim na veertien dagen na de vervaldatum van de factuur. De wettelijke handelsrente over de hoofdsom is daarom toewijsbaar, te rekenen vanaf 8 juni 2023.
Buitengerechtelijke kosten
3.17.
[eiseres] .nl vordert ook € 768,25 als vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. De kantonrechter heeft de hoogte van de vordering getoetst aan het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is niet hoger dan het tarief dat in het Besluit is bepaald. Daarom wordt € 768,25 toegewezen.
3.18.
De gevorderde wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Proceskosten
3.19.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] .nl worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
109,44
- griffierecht
524,00
- reis- en verletkosten
50,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
818,44
3.20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] .nl te betalen een bedrag van € 7.865,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 8 juni 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] .nl te betalen een bedrag van € 768,25
als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 14 december 2023 tot de dag van volledige betaling,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 818,44, te betalen binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de onder 4.3 genoemde proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis zijn betaald,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.R. Hagen en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.

Voetnoten

1.Zie de producties 2 (inschrijving), 6 (algemene voorwaarden) en 9 (e-mail bevestiging) bij de dagvaarding. [gedaagde] heeft (de inhoud van) de e-mail, en de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden, niet betwist.
2.Zie productie 10 bij de dagvaarding.
3.Zie producties 10, 11, 12 en 20 bij de dagvaarding.
4.Zie productie 6 bij de dagvaarding, in artikel 1.6.
5.Zie productie (tweede bijlage) bij de conclusie van antwoord.
6.Zie productie 6 bij de dagvaarding, in artikel 1.6.
7.Deze rechtsgrond staat in artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek.
8.Dit volgt onder meer uit productie 7 en productie 6, artikel 7.1.
9.Zie productie 6 bij de dagvaarding.