Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
hierna: verdachte.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De verdachte, geboren in 1991, werd ervan verdacht op 2 februari 2024 in Vinkeveen ontuchtige handelingen te hebben gepleegd met een dertienjarig meisje. De tenlastelegging omvatte zowel het seksueel binnendringen als andere ontuchtige handelingen. Tijdens de zitting heeft de officier van justitie, mr. F. Leeman, vrijspraak bepleit voor het primair tenlastegelegde, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.O.A.N. de Vries, ook vrijspraak voor het primair tenlastegelegde heeft gevraagd.
De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en andere betrokkenen beoordeeld. Hoewel de rechtbank de verklaring van het slachtoffer als betrouwbaar beschouwde, ontbrak het aan voldoende bewijs voor het primair tenlastegelegde feit van seksueel binnendringen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit feit, maar verklaarde het subsidiaire feit van ontuchtige handelingen wel bewezen. De verdachte heeft deze handelingen bekend en de rechtbank heeft geoordeeld dat hij strafbaar is.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 102 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 160 uren. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het advies van de reclassering. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden verbonden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en een contactverbod met het slachtoffer. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is direct uitgesproken op de zitting.