ECLI:NL:RBMNE:2024:7365

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2024
Publicatiedatum
10 januari 2025
Zaaknummer
579782
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming inschrijving basisschool en bepaling hoofdverblijfplaats

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 20 december 2024 uitspraak gedaan in een familierechtelijke kwestie tussen een vader en een moeder over de inschrijving van hun minderjarige zoon op een basisschool en de bepaling van zijn hoofdverblijfplaats. De vader verzocht de rechtbank om vervangende toestemming voor de inschrijving van hun zoon op basisschool [basisschool 1] in [plaats 1] en om de hoofdverblijfplaats van de jongen bij hem te bepalen. De moeder verzocht om de verzoeken van de vader af te wijzen en stelde zelfstandige verzoeken in, waaronder de inschrijving van hun zoon op basisschool [basisschool 2] in [plaats 4]. De ouders waren in een co-ouderschapssituatie en hadden samen het gezag over hun zoon, die in 2020 was geboren.

Tijdens de mondelinge behandeling op 26 november 2024 werd duidelijk dat de ouders niet tot overeenstemming konden komen over de schoolkeuze en de hoofdverblijfplaats van hun zoon. De rechtbank heeft in overweging genomen dat de ouders in het verleden een gelijkwaardige rol als ouders hebben vervuld, maar dat de keuze voor de basisschool en de hoofdverblijfplaats nu een punt van conflict is geworden. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om een muntje op te gooien om te bepalen waar de jongen naar school zal gaan en bij wie hij zijn hoofdverblijfplaats zal hebben. Dit ongebruikelijke besluit werd genomen omdat de rechtbank vond dat dit de enige manier was om recht te doen aan zowel de ouders als het kind.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de hoofdverblijfplaats van de jongen bij de vader zal zijn en dat hij met ingang van 1 januari 2025 kan worden ingeschreven op basisschool [basisschool 1]. Daarnaast is er een zorgregeling vastgesteld waarbij de jongen per vier weken drie weekenden bij de moeder en één weekend bij de vader verblijft. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de jongen zo snel mogelijk naar school kan gaan, ook als een van de ouders hoger beroep instelt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/579782 / FO RK 24-985
Gezag en omgang
Beschikking van 20 december 2024
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in [plaats 1] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. M.V. de Nooijer,
tegen
[verweerster],
wonende in [plaats 2] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. J.L. Vermeer.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de vader met bijlagen, binnengekomen op 2 augustus 2024;
  • het verweerschrift van de moeder met zelfstandige verzoeken en bijlagen, van 19 november 2024;
  • het bericht van de vader met bijlagen van 21 november 2024.
1.2.
De verzoeken zijn besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van
26 november 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de vader met zijn advocaat;
  • de moeder met haar advocaat;
  • mevrouw [A] , vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad).
1.3.
De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de minderjarige [minderjarige (voornaam)] , de zoon van de ouders, in de gelegenheid te stellen om aan de rechter te vertellen wat hij van het verzoek vindt. De rechtbank is daartoe alleen verplicht bij kinderen die twaalf jaar of ouder zijn. Als ze jonger zijn mág de rechtbank dat doen. [1]

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De ouders zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2.
Zij hebben samen een kind:
-
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2020 in [plaats 3] .
[minderjarige (voornaam)] staat ingeschreven op het adres van de moeder.
2.3.
De ouders hebben samen het gezag over [minderjarige (voornaam)] . Dat betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over hem nemen.
2.4.
De ouders hebben in het ouderschapsplan (voor zover relevant) afgesproken dat:
  • de ouders gezamenlijk zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] ;
  • [minderjarige (voornaam)] zijn hoofdverblijf bij de moeder heeft en op dit adres ingeschreven staat. De ouders vinden dat het geen recht doet aan de situatie om het hoofdverblijf van [minderjarige (voornaam)] bij één van de ouders vast te stellen, omdat zij een gelijkwaardige rol als ouder vervullen binnen het co-ouderschap;
  • [minderjarige (voornaam)] in de oneven weeknummers bij de vader verblijft en in de even weeknummers bij de moeder, zodat [minderjarige (voornaam)] op jaarbasis evenveel tijd bij elke ouder doorbrengt;
  • de ouder bij wie [minderjarige (voornaam)] het laatst verbleef, hem brengt naar de andere ouder wanneer er gewisseld moet worden. [minderjarige (voornaam)] wordt wekelijks op zaterdagochtend naar de andere ouder gebracht;
  • de ouders gezamenlijk een keuze voor een (type) school maken.
2.5.
De vader verzoekt de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
  • de toestemming van de moeder voor de inschrijving van [minderjarige (voornaam)] op de basisschool [basisschool 1] in [plaats 1] te vervangen door de toestemming van de rechtbank;
  • de hoofdverblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] bij de vader te bepalen;
  • artikel 3 van het door ouders ondertekende ouderschapsplan te wijzigen naar dat de moeder gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdag 19.00 uur tot zondag 18.00 uur en tijdens de helft van de vakanties en feestdagen de zorg heeft voor [minderjarige (voornaam)] , waarbij het bijgevoegde schema wordt gevolgd.
2.6.
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij verzoekt om de verzoeken van de vader van niet-ontvankelijk te verklaren of af te wijzen. Als zelfstandige verzoeken vraagt de moeder:
  • de toestemming van de vader voor de inschrijving van [minderjarige (voornaam)] op de basisschool [basisschool 2] in [plaats 4] te vervangen door de toestemming van de rechtbank;
  • een zorgregeling tussen de vader en [minderjarige (voornaam)] vast te stellen, waarbij [minderjarige (voornaam)] drie weekenden per vier weken en de helft van de vakanties en feestdagen bij de vader verblijft en de rest bij de moeder.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal:
vervangende toestemming verlenen aan de vader om [minderjarige (voornaam)] met ingang van 1 januari 2025 in te schrijven op basisschool de [basisschool 1] in [plaats 1] ;
beslissen dat [minderjarige (voornaam)] voortaan zijn hoofdverblijfplaats bij de vader heeft;
de zorgregeling en de verdeling van de vakanties en feestdagen wijzigen, zoals hierna genoemd onder punt 3.12 en 3.13.
De rechtbank zal hierna uitleggen hoe hij tot deze beslissing is gekomen.
Hoofdverblijfplaats en vervangende toestemming inschrijving basisschool
3.2.
De rechter heeft in het bijzijn van de griffier een muntje opgegooid om te bepalen in welke plaats [minderjarige (voornaam)] naar de basisschool zal gaan en, als gevolg daarvan, bij wie hij zijn hoofdverblijfplaats zal hebben. Dat heeft het lot dus bepaald. Dat is een ongebruikelijke wijze om tot een beslissing te komen, maar de rechtbank vindt dat in dit geval de enige manier om een beslissing te nemen die recht doet aan de ouders en aan [minderjarige (voornaam)] . Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
3.3.
Niet zozeer de keuze voor een bepaalde basisschool is wat de ouders verdeeld houdt. Wat tussen de ouders de kern van het geschil is, is de vraag bij wie de hoofdverblijfplaats van [minderjarige (voornaam)] zal zijn als gevolg van het feit dat hij daar naar school gaat. De ouders wonen namelijk ruim twee uur rijden van elkaar vandaan. De moeder is jaren geleden met [minderjarige (voornaam)] naar [plaats 2] in de provincie Utrecht verhuisd, omdat haar familie in [plaats 4] woont. De vader is in [plaats 1] in Zeeland blijven wonen. [minderjarige (voornaam)] verblijft nu de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder. Voor beide ouders was steeds duidelijk dat deze
co-ouderschapsregeling slechts uitvoerbaar zou zijn totdat [minderjarige (voornaam)] naar school zou gaan.
3.4.
De rechtbank overweegt dat het in het belang van [minderjarige (voornaam)] is dat de rechtbank nu een beslissing neemt. Hij gaat namelijk nog niet naar school doordat de ouders het niet eens kunnen worden over de vraag waar hij naar school moet gaan. De ouders wilden graag in het belang van [minderjarige (voornaam)] samen deze afspraak maken, maar dat is niet gelukt. Daar heeft de rechtbank begrip voor. De ouder bij wie de hoofdverblijfplaats níet zal zijn, zal namelijk minder betrokken zijn bij de dagelijkse opvoeding en verzorging van [minderjarige (voornaam)] dan nu het geval is. En dat terwijl de ouders juist hebben gestreefd naar een zo gelijkwaardig mogelijke rol. De ouders hebben het ook gehad over verhuizen, maar ook hier zijn zij niet uitgekomen.
3.5.
Dat een knoop moet worden doorgehakt in het belang van [minderjarige (voornaam)] staat dus vast. De rechtbank komt tot de conclusie dat zij op basis van een weging van de inhoudelijke argumenten van beide ouders niet komt tot een beslissing over de hoofdverblijfplaats en schoolgang die het meest in het belang is van [minderjarige (voornaam)] . In andere woorden: de weegschaal slaat niet door naar één kant waarop de beslissing gebaseerd kan worden.
3.6.
De rechtbank is van oordeel dat de woonsituatie en de mogelijkheden om [minderjarige (voornaam)] doordeweeks op te vangen even bestendig zijn bij de vader als bij de moeder. De vader heeft naar voren gebracht dat zijn woonsituatie stabieler is dan bij de moeder. Hij heeft een koopwoning, de vroegere echtelijke woning. De moeder heeft daarentegen een huurwoning. De moeder heeft in reactie hierop een intentieverklaring van de verhuurder overgelegd, waarin staat dat haar huur verlengd zal worden, als er geen bijzondere omstandigheden zijn.
3.7.
De vader heeft verteld dat hij nagenoeg iedere dag thuis werkt, waardoor hij [minderjarige (voornaam)] naar school kan brengen en hem kan ophalen. De basisschool bevindt zich vlakbij het huis van de vader. Op dagen dat de vader in [plaats 5] moet werken, wat ongeveer op een uur rijafstand is van [plaats 1] , kunnen de opa en oma vaderszijde [minderjarige (voornaam)] ophalen van school en oppassen. Opa en oma vaderzijde wonen dichtbij de vader. De moeder heeft verteld dat zij in [plaats 6] werkt, wat ook ongeveer op een uur rijafstand is. Zij kan haar werkuren flexibel indelen. Hiervan heeft zij een verklaring van haar werkgever overgelegd. De moeder kan hierdoor [minderjarige (voornaam)] naar school brengen en ophalen. Als de moeder dat niet lukt vanwege haar werk, kan oma moederszijde [minderjarige (voornaam)] ophalen van school en oppassen. De moeder heeft daarom gekozen voor een school in [plaats 4] , een plaats vlakbij [plaats 2] , omdat oma moederszijde daar woont.
3.8.
Ook andere argumenten die partijen naar voren hebben gebracht, leiden niet tot een beslissing in het voordeel van de één of van de ander. Zo heeft de vader nog naar voren gebracht dat hij zich zorgen maakt om de moeder, omdat zij in het verleden niet altijd geestelijk stabiel is geweest. Volgens de vader heeft zij een posttraumatische stressstoornis, een bipolaire stoornis en suïcidale gedachten gehad. De vader vreest dat de moeder overvraagd kan worden als zij voor het grootste deel de zorg krijgt voor [minderjarige (voornaam)] . De moeder betwist dat zij lijdt of leed aan deze stoornissen. Voor de rechtbank is ook niet komen vast te staan dat de moeder gediagnosticeerd is met deze stoornissen en dat zij hierdoor minder belastbaar is in de zorg voor [minderjarige (voornaam)] . Bovendien heeft de moeder al jarenlang om de week zeven dagen onafgebroken de zorg voor [minderjarige (voornaam)] gedragen en verliep dat stabiel. Dat heeft de vader niet bestreden. De rechtbank heeft daarom geen reden om aan te nemen dat zij de zorg voor [minderjarige (voornaam)] onvoldoende aan kan als zijn hoofdverblijfplaats bij haar wordt bepaald. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat [minderjarige (voornaam)] dan drie van de vier weekenden bij de vader zal zijn.
3.9.
Uit de overgelegde stukken is verder gebleken dat de moeder zich na het verbreken van de relatie tussen de ouders heeft aangemeld bij het dorpsteam. Zij heeft daar hulp gevraagd voor de overgang naar het co-ouderschap en de communicatie tussen de ouders. Anders dan de vader is de rechtbank het met de Raad eens dat het niet in het nadeel van de moeder is dat zij problemen in de gezamenlijke communicatie over [minderjarige (voornaam)] tijdig signaleert en dat zij hier hulp bij vraagt. Beide ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling erkend dat deze hulp ook goed heeft gewerkt en dat zij sindsdien goed samenwerken, waarbij zij één keer per maand fysiek afspreken om te overleggen zonder aanwezigheid van [minderjarige (voornaam)] . Volgens de moeder moet [minderjarige (voornaam)] in [plaats 2] blijven wonen, zodat deze hulpverlening voortgezet kan worden. Er is echter niet gebleken dat er nu nog een hulpverleningstraject loopt voor [minderjarige (voornaam)] en dat [minderjarige (voornaam)] om die reden in [plaats 2] naar school moet gaan.
3.10.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat beide ouders hun opvoedsituatie goed op orde hebben en evenveel stabiliteit kunnen bieden in de combinatie van de zorg voor [minderjarige (voornaam)] en hun werk. Ook staan in beide opvoedsituaties de grootouder(s) klaar voor [minderjarige (voornaam)] en zullen de ouders ongeveer evenveel gebruik maken van buitenschoolse opvang, zoals dat tot heden gebeurde met de kinderopvang. Dit maakt ook dat de beslissing van de rechtbank niet alleen grote impact heeft op beide ouders, maar ook op de grootouders van [minderjarige (voornaam)] die tot nu evenveel betrokken zijn geweest in zijn leven. Ook dat wordt doorkruist door de schoolgang.
3.11.
Volgens de rechtbank is dus niet komen vast te staan dat het belang van [minderjarige (voornaam)] meer gebaat is bij een basisschool bij één van de ouders in hun woonplaats. Ook de Raad heeft dit benadrukt tijdens de mondelinge behandeling. De rechtbank staat daarom voor een hele lastige beslissing. Met de ouders is dit tijdens de mondelinge behandeling al besproken. Net als de Raad vindt de rechtbank dat het lot, met evenveel kans voor beide ouders, moet bepalen waar [minderjarige (voornaam)] naar school zal gaan en waar hij zijn hoofdverblijfplaats zal hebben. De ouders hebben tijdens de mondelinge behandeling de indruk gegeven dat zij een dergelijke lotsbepaling als beslissing kunnen accepteren. De ouders gunnen het elkaar namelijk ook om voor [minderjarige (voornaam)] te zorgen, maar het lukt hen niet om zelf het zwaartepunt van de zorg voor [minderjarige (voornaam)] prijs te geven. Dat offer is van beiden te veel gevraagd. Dat vindt de rechtbank heel goed te begrijpen, omdat zij allebei heel veel houden van [minderjarige (voornaam)] en zich heel goed individueel en gezamenlijk inspannen om als ouders in het belang van [minderjarige (voornaam)] te handelen. Naar het oordeel van de rechtbank doet een beslissing door het lot in dat opzicht het meest recht aan [minderjarige (voornaam)] en aan de ouders, omdat dit de gelijkwaardigheid van de ouders bevestigt. In zekere zin is er dus geen winnaar of verliezer. Het feit dat de rechtbank het lot laat bepalen is in wezen een groot compliment aan beide ouders. De rechter heeft in het bijzijn van de griffier geloot tussen de ouders, door middel van het opgooien van een munt. Deze munt heeft in het voordeel van de vader beslist. De rechtbank neemt deze beslissing over.
Zorgregeling
3.12.
De rechtbank zal de volgende zorgregeling vaststellen:
  • [minderjarige (voornaam)] verblijft per vier weken drie weekenden bij de moeder en één weekend bij de vader;
  • de vader brengt [minderjarige (voornaam)] in de ene week op vrijdag direct uit school naar de moeder, waarna de moeder [minderjarige (voornaam)] op zondag om 18.00 uur bij de vader terugbrengt. In de opvolgende week dat [minderjarige (voornaam)] in het weekend naar de moeder gaat, haalt de moeder [minderjarige (voornaam)] direct uit school op, waarna de vader [minderjarige (voornaam)] op zondag bij de moeder om 16.00 uur ophaalt.
3.13.
Daarnaast zal de rechtbank de volgende verdeling van de vakanties en feestdagen vaststellen, waarbij de ouders samen afspreken welke ouder [minderjarige (voornaam)] haalt en welke ouder [minderjarige (voornaam)] terugbrengt en op welke tijdstippen:
  • in de herfstvakantie en de voorjaarsvakantie verblijft [minderjarige (voornaam)] bij de moeder;
  • in de kerstvakantie en de meivakantie verblijft [minderjarige (voornaam)] één week bij de vader en één week bij de moeder, de weekverdeling in onderling overleg tussen de ouders vast te stellen;
  • in de zomervakantie verblijft [minderjarige (voornaam)] vier weken bij de moeder en twee weken bij de vader, de weekverdeling in onderling overleg tussen de ouders vast te stellen;
  • tijdens Pasen verblijft [minderjarige (voornaam)] in de oneven jaren bij de moeder en in de even jaren bij de vader;
  • tijdens Hemelvaart verblijft [minderjarige (voornaam)] in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;
  • tijdens Pinksteren verblijft [minderjarige (voornaam)] in de oneven jaren bij de moeder en in de even jaren bij de vader;
  • op Koningsdag verblijft [minderjarige (voornaam)] bij de ouder waar hij op dat moment volgens de reguliere zorgregeling is. Als Koningsdag op een vrijdag of een maandag plaatsvindt, verblijft [minderjarige (voornaam)] een dag langer bij de ouder bij wie hij in dat weekend is;
  • op Moederdag en Vaderdag verblijft [minderjarige (voornaam)] bij de betreffende ouder;
  • op de verjaardag van een van de ouders, verblijft [minderjarige (voornaam)] bij de ouder waar hij op dat moment volgens de reguliere zorgregeling is;
  • op de verjaardag van [minderjarige (voornaam)] verblijft hij in de oneven jaren bij de moeder en in de even jaren bij de vader, voor zover dit in het weekend valt;
  • op studiedagen van de basisschool die op een vrijdag of een maandag plaatsvinden, verblijft [minderjarige (voornaam)] een dag langer bij de ouder bij wie hij in dat weekend is.
3.14.
Deze zorgregeling en verdeling van vakanties en feestdagen vindt de rechtbank het meeste in het belang van [minderjarige (voornaam)] , omdat hij dan zo veel mogelijk tijd kan doorbrengen met de moeder, maar hij ook weekenden, vakanties en feestdagen met de vader kan doorbrengen. De rechtbank heeft deze zorgregeling en verdeling van vakanties en feestdagen ook tijdens de zitting besproken met de ouders, toen nog onbekend was naar welke basisschool [minderjarige (voornaam)] zou gaan en waar zijn hoofdverblijfplaats zou zijn. Zij konden zich hierin vinden. De rechtbank vertrouwt erop dat de ouders de vakanties en feestdagen zo indelen dat dit past bij de verdeling van de weekenden. De praktijk moet uitwijzen óf en hoe lang [minderjarige (voornaam)] deze regeling aankan in verband met de reistijd tussen de ouders en of deze regeling in de toekomst aan blijft sluiten op het (sociale) leven van [minderjarige (voornaam)] . De rechtbank gaat ervan uit dat de ouders in staat zijn om nadere afspraken te maken over deze zorgregeling als dit nodig en passend is bij de leeftijd en ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)] .
De uitvoerbaarheid bij voorraad
3.15.
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als één van de ouders hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing van de rechtbank geldt in dat geval totdat het gerechtshof een andere beslissing neemt. De rechtbank neemt deze beslissing omdat hij het belangrijk vindt dat [minderjarige (voornaam)] naar school gaat, ook als een van de ouders hoger beroep instelt.
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt hier de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
verleent de vader vervangende toestemming om [minderjarige (voornaam)] in te schrijven op basisschool de [basisschool 1] in [plaats 1] .
4.2.
bepaalt dat [minderjarige (voornaam)] voortaan zijn hoofdverblijfplaats heeft bij de vader;
4.3.
stelt de volgende zorgregeling vast:
  • [minderjarige (voornaam)] verblijft per vier weken drie weekenden bij de moeder en één weekend bij de vader;
  • de vader brengt [minderjarige (voornaam)] in de ene week op vrijdag direct uit school naar de moeder, waarna de moeder [minderjarige (voornaam)] op zondag om 18.00 uur bij de vader terugbrengt. In de opvolgende week dat [minderjarige (voornaam)] in het weekend naar de moeder gaat, haalt de moeder [minderjarige (voornaam)] direct uit school op, waarna de vader [minderjarige (voornaam)] op zondag bij moeder om 16.00 uur ophaalt.
4.4.
stelt de volgende verdeling van vakanties en feestdagen vast, waarbij de ouders samen afspreken welke ouder [minderjarige (voornaam)] haalt en welke ouder [minderjarige (voornaam)] terugbrengt en op welke tijdstippen:
  • in de herfstvakantie en de voorjaarsvakantie verblijft [minderjarige (voornaam)] bij de moeder;
  • in de kerstvakantie en de meivakantie verblijft [minderjarige (voornaam)] één week bij de vader en één week bij de moeder, de weekverdeling in onderling overleg tussen de ouders vast te stellen;
  • in de zomervakantie verblijft [minderjarige (voornaam)] vier weken bij de moeder en twee weken bij de vader, de weekverdeling in onderling overleg tussen de ouders vast te stellen;
  • tijdens Pasen verblijft [minderjarige (voornaam)] in de oneven jaren bij de moeder en in de even jaren bij de vader;
  • tijdens Hemelvaart verblijft [minderjarige (voornaam)] in de even jaren bij de moeder en in de oneven jaren bij de vader;
  • tijdens Pinksteren verblijft [minderjarige (voornaam)] in de oneven jaren bij de moeder en in de even jaren bij de vader;
  • op Koningsdag verblijft [minderjarige (voornaam)] bij de ouder waar hij op dat moment volgens de reguliere zorgregeling is. Als Koningsdag op een vrijdag of een maandag plaatsvindt, verblijft [minderjarige (voornaam)] een dag langer bij de ouder bij wie hij in dat weekend is;
  • op Moederdag en Vaderdag verblijft [minderjarige (voornaam)] bij de betreffende ouder;
  • op de verjaardag van een van de ouders, verblijft [minderjarige (voornaam)] bij de ouder waar hij op dat moment volgens de reguliere zorgregeling is;
  • op de verjaardag van [minderjarige (voornaam)] verblijft hij in de oneven jaren bij de moeder en in de even jaren bij de vader, voor zover dit in het weekend valt;
  • op studiedagen van de basisschool die op een vrijdag of een maandag plaatsvinden, verblijft [minderjarige (voornaam)] een dag langer bij de ouder bij wie hij in dat weekend is.
4.5.
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst de verzoeken van de ouders voor het overige af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. J.R. Hurenkamp, (kinder)rechter, in samenwerking met mr. J.C.M. Joosten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 809 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.