In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 juli 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde]. De procedure betreft de ontruiming van een pand dat door [gedaagde] wordt onderhuurd van [onderneming] B.V., dat op 23 april 2023 failliet is verklaard. De curator heeft de hoofdhuurovereenkomst met [eiseres] opgezegd per 31 juli 2024, waardoor [gedaagde] per die datum zonder recht of titel in het pand zal verblijven. [Eiseres] heeft om ontruiming verzocht, wat door de rechtbank is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, omdat [gedaagde] anders inbreuk maakt op het eigendomsrecht van [eiseres]. De rechtbank stelt vast dat er geen contractuele relatie bestaat tussen [eiseres] en [gedaagde], en dat [gedaagde] op de hoogte was van het faillissement van [onderneming] en de opzegging van de hoofdhuurovereenkomst. De rechtbank wijst de vordering tot ontruiming toe en legt [gedaagde] op om uiterlijk voor 1 augustus 2024 het pand te verlaten. Tevens worden de proceskosten aan [gedaagde] opgelegd, die in het ongelijk is gesteld.