ECLI:NL:RBMNE:2024:7353

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
24/6966
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhavingsverzoek tegen helikoptervluchten afgewezen na gegrond beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 12 december 2024, in de zaak tussen Stichting Behoud de Eemvallei en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn, werd een handhavingsverzoek behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. G.M.J. Storm en mr. D.C. van Kekem, had het college verzocht om handhavend op te treden tegen helikoptervluchten die op 2 november 2024 zouden plaatsvinden. Eiseres stelde dat het college niet tijdig had beslist op haar handhavingsverzoek van 22 oktober 2024. De rechtbank oordeelde dat het beroep gegrond was, omdat het college niet binnen een redelijke termijn had beslist. De rechtbank vond een beslistermijn van vijf werkdagen redelijk, gezien de spoedeisendheid van de situatie. Aangezien de helikoptervluchten inmiddels hadden plaatsgevonden, was er geen dreigende overtreding meer. De rechtbank besloot zelf in de zaak te voorzien door het handhavingsverzoek af te wijzen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing. Tevens werd het college veroordeeld tot betaling van het griffierecht en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6966

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 december 2024 in de zaak tussen

Stichting Behoud de Eemvallei, gevestigd in Baarn, eiseres

(gemachtigden: mr. G.M.J. Storm en mr. D.C. van Kekem),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn, verweerder

(gemachtigden: R. Vermeeren en A.E.M. Polfliet).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
[derde belanghebbende] B.V., gevestigd in [vestigingsplaats]
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld,
omdat het college volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar handhavingsverzoek van
22 oktober 2024.
2. Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting.
Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. Het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht heeft aan derde-partij een
ontheffing verleend voor het maken van maximaal vijftig helikoptervluchten vanaf een perceel aan het [adres] in [plaats] op 2 november 2024.
4. Op 22 oktober 2024 heeft eiseres het college (van burgemeester en wethouders)
verzocht om binnen vijf werkdagen preventief handhavend op te treden tegen de dreigende overtreding van het verbod om zonder omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten, die bestaat uit het gebruiken van gronden in strijd met het omgevingsplan.
5. Op 30 oktober 2024 heeft eiseres bij het college bezwaar gemaakt tegen het niet tijdig
nemen van een beslissing op haar handhavingsverzoek. Diezelfde dag heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen met het oog op de geplande helikoptervluchten op 2 november 2024. Het bezwaarschrift was bij het verzoek om voorlopige voorziening gevoegd en de rechtbank heeft dit als beroepschrift in behandeling genomen. [1]
6. Een handhavingsverzoek is een beschikking op aanvraag waarvoor de wet geen
beslistermijn bepaalt. Een besluit op een handhavingsverzoek moet daarom binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag worden gegeven. [2] Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. [3] Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). In gevallen waarin het niet redelijk is om te vragen dat het bestuursorgaan eerst in gebreke wordt gesteld, kan een beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om tijdig een besluit te nemen. [4]
7. De rechtbank vindt in dit geval een beslistermijn van vijf werkdagen niet onredelijk. De
activiteit zou plaatsvinden op 2 november 2024. Langer wachten betekende dan dat het te nemen besluit weinig of geen betekenis meer zou hebben. Daarbij geldt dat het voor het college ook niet onmogelijk was om binnen die termijn een besluit op het verzoek te nemen. Gezien de spoedeisendheid van de situatie is de rechtbank verder van oordeel dat een ingebrekestelling redelijkerwijs niet nodig was.
8. Vast staat dat het college (nog) geen besluit op het verzoek heeft genomen. Het beroep is gegrond. Het met een beslissing gelijk te stellen niet tijdig nemen van een beslissing moet worden vernietigd.
9. Eiseres heeft niet gevraagd om de hoogte van de bestuurlijke dwangsom vanwege niet tijdig beslissen vast te stellen.
10. Het verzoek om preventieve handhaving is gericht tegen de helikoptervluchten die op 2 november 2024 hebben plaatsgevonden, nadat de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening had afgewezen. [5] Er is daarom nu hoe dan ook geen sprake meer van een dreigende overtreding. Daarom moet worden vastgesteld dat het college het handhavingsverzoek zou afwijzen als het alsnog zou beslissen. Een andersluidend besluit is niet denkbaar. De rechtbank ziet hierin aanleiding om zelf in de zaak te voorzien, door het handhavingsverzoek af te wijzen en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde beslissing. Het college hoeft nu dus geen besluit meer te nemen. De rechtbank onderkent dat de Awb geen grondslag geeft voor een dergelijke inhoudelijke beslissing bij een beroep vanwege niet tijdig beslissen, maar ziet in de rechtspraak wel de ruimte hiervoor. [6]
11. Omdat het beroep gegrond is, moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en
krijgt eiseres ook een vergoeding voor haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 437,50 omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- wijst het handhavingsverzoek af;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 371,- aan eiseres moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb in samenhang met de artikelen 8:1 en 6:2, aanhef en onder b, van de Awb.
2.Artikel 4:13, eerste lid, van de Awb.
3.Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb.
4.Artikel 6:12, derde lid, van de Awb.
5.Uitspraak van 1 november 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:6313.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2024:1102, overweging 8.