ECLI:NL:RBMNE:2024:7350

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
24/6863
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar wegens termijnoverschrijding

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 9 december 2024, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere behandeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van 22 oktober 2024, dat zijn eerdere bezwaar tegen een primair besluit van 17 oktober 2023 niet-ontvankelijk verklaarde omdat het te laat was ingediend. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar inderdaad te laat is ingediend, aangezien de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt en deze eindigde op 30 november 2023. Eiser had zijn bezwaarschrift pas op 4 december 2023 ingediend, wat buiten de termijn viel.

Eiser voerde aan dat hij eerst met de handhaver wilde overleggen voordat hij bezwaar indiende, en dat hij het besluit pas op 24 oktober 2023 had ontvangen. De rechtbank oordeelt echter dat de verzenddatum van het besluit, 19 oktober 2023, leidend is voor de termijn. Eiser had ook de mogelijkheid om pro forma bezwaar te maken en later de gronden in te dienen. De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift te laat is ingediend en dat er geen reden is om de termijnoverschrijding als verschoonbaar te beschouwen.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift indienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/6862

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B.M. Kocken),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: mr. L.A. Sluiter).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiser tegen het bestreden
besluit van het college van 22 oktober 2024. Het college heeft met dat besluit het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit van 17 oktober 2023 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend.
2. Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting.
Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze
termijn begint op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [2] Dat is in dit soort gevallen de dag na de dag waarop het besluit is toegezonden. Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is, laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring achterwege. [4]
4. Op het besluit waartegen eiser bezwaar heeft gemaakt, staat dat het op 19 oktober 2023
is verzonden. Daarvan uitgaande eindigde de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift op 30 november 2023. Het bezwaarschrift is bij het college op 4 december 2023 per e-mail ontvangen en dus te laat ingediend.
5. Het college heeft eiser gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding. Eiser
heeft aangegeven dat hij eerst met de handhaver wilde spreken omdat hij niet onnodig wilde procederen. Pas nadat dat niet is gelukt, heeft hij het bezwaar ingediend. Eiser heeft er ook op gewezen dat hij het besluit pas op 24 oktober 2023 heeft ontvangen en daarvan uitgaande is het bezwaar binnen de gestelde termijn van zes weken ingediend.
6. In zijn beroepschrift voert eiser aan dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat
het besluit daadwerkelijk op 19 oktober 2023 is verzonden. Eiser vermoedt dat het besluit eerst op 23 oktober 2023 ter post is bezorgd. Hij heeft het besluit namelijk pas op 24 oktober 2023 ontvangen. Voor zover wel zou moeten worden aangenomen dat het bezwaar te laat is ingediend, vindt eiser dat sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding. Er is namelijk sprake van een zeer beperkte overschrijding, terwijl hij wel een zwaarwegend belang heeft bij een inhoudelijke behandeling van zijn bezwaar. Aanvullend merkt eiser op dat hij er gezien de gevoerde correspondentie ook op heeft mogen vertrouwen dat zijn bezwaar inhoudelijk zou worden behandeld.
7. De rechtbank is van oordeel dat het college op goede gronden heeft vastgesteld dat het
bezwaarschrift te laat is ingediend. Het staat vast dat het besluit bekend is gemaakt, want eiser heeft het besluit ontvangen. Het besluit vermeldt als verzenddatum 19 oktober 2023 en ook dat bezwaar gemaakt kan worden binnen zes weken na de verzenddatum van dit besluit. Eiser kon hier dus rekening mee houden. Dat hij het besluit op 24 oktober 2023 heeft ontvangen, maakt de wettelijke bezwaartermijn niet langer. Los daarvan heeft eiser het besluit ook ruim binnen de termijn waarbinnen een bezwaarschrift kon worden ingediend ontvangen, zodat hij het bezwaarschrift op tijd had kunnen indienen. Dat hij eerst met de handhaver wilde spreken, is geen geldige reden om te oordelen dat het bezwaarschrift verschoonbaar te laat is ingediend. Hij had er ook voor kunnen kiezen om ‘pro-forma’ bezwaar te maken en de gronden van het bezwaar op een later moment in te dienen. Voor zover eiser in beroep heeft gewezen op zijn zwaarwegende belang, overweegt de rechtbank dat het juist dan voor de hand ligt om tijdig actie te ondernemen. Dat eiser dit niet heeft gedaan, komt voor zijn rekening en risico. Het beroep dat eiser doet op opgewekt vertrouwen slaagt niet. Dat een bezwaar in behandeling wordt genomen ondanks dat het te laat is ingediend, betekent niet dat de enige uitkomst van die behandeling kan zijn dat het bezwaar inhoudelijk wordt behandeld. Uit het verslag van de hoorzitting blijkt ook duidelijk dat het punt van de verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding nog nader moest worden onderzocht.

Conclusie en gevolgen

8. De beslissing van het college om het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk te verklaren
was dus juist. Het beroep is kennelijk ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.H.L. Debets, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.