Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie,
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, gaat het om een huurgeschil tussen [eiseres] B.V. en [gedaagde]. [Eiseres] verhuurt sinds 16 augustus 1998 een appartement aan [gedaagde], die vochtproblemen in de badkamer en woonkamer heeft gemeld. De huurcommissie heeft de huurprijs tijdelijk verlaagd tot € 313,55 per maand vanwege deze problemen. [Eiseres] is het niet eens met deze verlaging en vordert in deze procedure dat de huurprijs niet verlaagd wordt. [Gedaagde] vordert herstel van de gebreken en een huurprijsverlaging vanaf 1 juli 2023.
Tijdens de mondelinge behandeling op 28 oktober 2024 is vastgesteld dat er inderdaad vochtproblemen zijn in de badkamer, die [eiseres] moet herstellen. De kantonrechter oordeelt dat [eiseres] verplicht is om de gebreken te verhelpen, aangezien deze het huurgenot van [gedaagde] ernstig aantasten. De vordering van [gedaagde] tot herstel van de vochtproblemen in de woonkamer wordt afgewezen, omdat niet voldoende bewijs is geleverd dat er sprake is van een gebrek.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] af en kent de vorderingen van [gedaagde] toe, inclusief een huurprijsverlaging van 60% vanaf 1 juli 2023. Tevens wordt [eiseres] veroordeeld tot het betalen van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van verhuurders om gebreken te verhelpen en de rechten van huurders in geval van huurgenotvermindering door gebreken.