ECLI:NL:RBMNE:2024:7347

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
11024269 \ UC EXPL 24-2261
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot schadevergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking in civiele procedure

In deze civiele procedure heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 november 2024 uitspraak gedaan in de zaak tussen Stedin Netbeheer B.V. en [gedaagde] B.V. Stedin vorderde betaling van kosten voor energiegebruik zonder contract, die volgens hen zouden leiden tot ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde]. De procedure begon met een dagvaarding en omvatte verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Stedin stelde dat [gedaagde] sinds 13 juni 2019 elektriciteit had afgenomen zonder te betalen, en vorderde een bedrag van € 851,43, vermeerderd met rente en kosten.

De kantonrechter heeft de vordering van Stedin afgewezen. De rechter oordeelde dat Stedin onvoldoende bewijs had geleverd dat [gedaagde] daadwerkelijk was verrijkt door het gebruik van de energieaansluitingen. [gedaagde] had verklaard dat de garagebox, waar de aansluitingen zich bevonden, niet meer in gebruik was na het faillissement van haar dochteronderneming in 2019. De kosten die Stedin in rekening had gebracht waren bovendien extreem laag, wat de claim verder ondermijnde. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van ongerechtvaardigde verrijking, omdat niet kon worden vastgesteld dat [gedaagde] elektriciteit of gas had afgenomen.

Daarnaast werd opgemerkt dat, zelfs als er sprake zou zijn van enige verrijking, het onredelijk zou zijn om [gedaagde] de volledige kosten te laten betalen, aangezien Stedin zelf had verzuimd om tijdig actie te ondernemen om de aansluitingen af te sluiten. De kantonrechter heeft Stedin in het ongelijk gesteld en veroordeeld tot betaling van de proceskosten van [gedaagde], die zijn begroot op € 337,50. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Utrecht
Zaaknummer: 11024269 \ UC EXPL 24-2261 CMR/51145
Vonnis van 6 november 2024
in de zaak van
STEDIN NETBEHEER B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Stedin,
gemachtigde: Bosveld Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde] B.V.,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.T.W. Wijling.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding,
- de conclusie van antwoord,
- de conclusie van repliek,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] huurt sinds 4 november 2015 een garagebox op het adres [adres] in [plaats] . De garagebox heeft een elektriciteits- en gasaansluiting van Stedin. Voor het adres van de garagebox is sinds 13 juni 2019 geen contract met een energieleverancier afgesloten. [gedaagde] heeft volgens Stedin in de periode van 13 juni 2019 tot 18 januari 2023 (zonder daarvoor te betalen) elektriciteit afgenomen en gebruik gemaakt van de aansluitingen van Stedin, terwijl Stedin kosten heeft gemaakt. Er is volgens Stedin sprake van ongerechtvaardigde verrijking. Daarom vordert Stedin betaling van deze kosten van in totaal € 851,43, vermeerderd met rente en kosten. De kantonrechter wijst de vordering van Stedin af. [gedaagde] is namelijk niet verrijkt.
3. De beoordeling
3.1.
Stedin vordert schadevergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking. [1] Iemand die ongerechtvaardigd verrijkt is ten koste van een ander (die verarmd is), moet, voor zover dat redelijk is, de schade van de ander vergoeden.
3.2.
De vordering van Stedin wordt afgewezen. Stedin heeft onvoldoende onderbouwd dat [gedaagde] is verrijkt. Niet kan worden vastgesteld dat [gedaagde] elektriciteit of gas heeft afgenomen. [gedaagde] heeft uitgelegd dat de garagebox werd gebruikt door haar dochteronderneming [onderneming] B.V., maar deze onderneming is in 2019 failliet verklaard. Daarna is de garagebox niet meer gebruikt. De door Stedin in rekening gebrachte kosten voor het energieverbruik zijn ook extreem laag. Uit de specificatie van de door Stedin gevorderde kosten volgt dat [gedaagde] in de periode 13 juni 2019 tot en met 18 januari 2023 jaarlijks slechts tussen € 0,01 en € 0,14 aan energie heeft verbruikt. Volgens [gedaagde] gaat het om zogenaamde lekstroom: er is geen sprake van een energieverbruiker, maar de energie gaat verloren in de aansluitingen. Stedin heeft dat niet betwist.
3.3.
De aansluitingen van Stedin zijn weliswaar aanwezig geweest op het adres van de garagebox, maar Stedin heeft niet uitgelegd waarom [gedaagde] door de enkele aanwezigheid daarvan is verrijkt. [gedaagde] heeft immers geen gebruik gemaakt van die aansluitingen, althans, dat is zoals gezegd niet gebleken. Stedin heeft kosten moeten maken om die aansluiting in stand te houden en de energie daar naartoe te transporteren, maar dat is geen onderbouwing van de gestelde verrijking van [gedaagde] .
3.4.
Als er al sprake zou zijn geweest van een verrijking, dan zou het bovendien niet redelijk zijn dat [gedaagde] de (volledige) door Stedin gevorderde kosten moet betalen. Stedin heeft de kosten van het in stand houden van de aansluiting en van het transport van de energie immers onnodig laten oplopen. Stedin heeft [gedaagde] ook al eens in maart 2020 aangeschreven voor het feit dat [gedaagde] geen contract had met een energieleverancier voor het adres van de garagebox. [gedaagde] heeft toen op 23 maart 2020 een aanvraag gedaan om de aansluitingen af te sluiten. [2] Dat is destijds (kennelijk) niet gebeurd, terwijl Stedin daartoe wel gehouden was. [3] Stedin heeft [gedaagde] vervolgens pas weer in juni 2023, meer dan drie jaar later, aangeschreven voor de verbruikskosten.
3.5.
Omdat niet is voldaan aan de vereisten voor een schadevergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking, wordt de vordering afgewezen. Stedin heeft ook geen andere grondslagen aangevoerd op grond waarvan [gedaagde] de kosten van Stedin zou moeten vergoeden.
3.6.
Omdat de vordering tot betaling van schadevergoeding wordt afgewezen, worden de gevorderde wettelijke rente en incassokosten ook afgewezen.
3.7.
Stedin is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
337,50

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
wijst de vorderingen van Stedin af,
4.2.
veroordeelt Stedin in de proceskosten van € 337,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Stedin niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024.

Voetnoten

1.Artikel 6:212 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
2.Zo volgt uit productie 4 van de dagvaarding.
3.Op grond van artikel 1a sub a van de Regeling afsluitbeleid voor kleinverbruikers van elektriciteit en gas.