Uitspraak
1.Procesverloop
2.Beoordeling
3.Beslissing
[betrokkene] ,geboren op [1997] te [geboorteplaats] ;
tot en met 23 september 2025.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2024 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging te verlenen op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoekschrift is op 2 september 2024 ingediend en bevatte diverse bijlagen, waaronder een medische verklaring en een zorgplan. In een eerdere tussenbeschikking op 23 september 2024 heeft de rechtbank een tijdelijke zorgmachtiging verleend tot en met 23 oktober 2024, maar het resterende deel van het verzoek werd aangehouden voor verdere behandeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 14 oktober 2024, waarbij de advocaat van de betrokkene en een klinisch psycholoog aanwezig waren, werd vastgesteld dat de betrokkene niet was verschenen, maar wel op de hoogte was van de zitting. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg beoordeeld, gezien de ernstige psychische toestand van de betrokkene, die lijdt aan een schizofreniespectrumstoornis. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk was om het ernstig nadeel dat de betrokkene ondervond, te kunnen afwenden.
De rechtbank heeft besloten om de verzochte vormen van verplichte zorg toe te wijzen, waarbij onderscheid werd gemaakt tussen ambulante en klinische zorg. De ambulante zorg moet eerst worden toegepast, en alleen als deze niet voldoende is, kunnen de meer ingrijpende vormen van zorg worden toegepast. De zorgmachtiging is verleend voor een periode van elf maanden, tot en met 23 september 2025. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.G. Bakker en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier S. Ördü.