ECLI:NL:RBMNE:2024:7342

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 oktober 2024
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
C/16/581208 / FV Rk24-2225
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 oktober 2024 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van de officier van justitie om een zorgmachtiging te verlenen op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Het verzoekschrift is op 2 september 2024 ingediend en bevatte diverse bijlagen, waaronder een medische verklaring en een zorgplan. In een eerdere tussenbeschikking op 23 september 2024 heeft de rechtbank een tijdelijke zorgmachtiging verleend tot en met 23 oktober 2024, maar het resterende deel van het verzoek werd aangehouden voor verdere behandeling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 14 oktober 2024, waarbij de advocaat van de betrokkene en een klinisch psycholoog aanwezig waren, werd vastgesteld dat de betrokkene niet was verschenen, maar wel op de hoogte was van de zitting. De rechtbank heeft de noodzaak van verplichte zorg beoordeeld, gezien de ernstige psychische toestand van de betrokkene, die lijdt aan een schizofreniespectrumstoornis. De rechtbank oordeelde dat verplichte zorg noodzakelijk was om het ernstig nadeel dat de betrokkene ondervond, te kunnen afwenden.

De rechtbank heeft besloten om de verzochte vormen van verplichte zorg toe te wijzen, waarbij onderscheid werd gemaakt tussen ambulante en klinische zorg. De ambulante zorg moet eerst worden toegepast, en alleen als deze niet voldoende is, kunnen de meer ingrijpende vormen van zorg worden toegepast. De zorgmachtiging is verleend voor een periode van elf maanden, tot en met 23 september 2025. De beschikking is mondeling gegeven door rechter A.G. Bakker en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier S. Ördü.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/581208 / FV RK 24-2225
Externe referentie: [externe referentie]
Machtiging tot verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 14 oktober 2024, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [1997] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. A.J.M. Paanakker.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 2 september 2024, heeft de officier van justitie verzocht om een zorgmachtiging. Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de medische verklaring d.d. 30 augustus 2024;
- de zorgkaart;
- het zorgplan;
- de bevindingen van de geneesheer directeur;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvggz;
- de strafvorderlijke en justitiegegevens.
1.2.
In de tussenbeschikking van 23 september 2024 heeft de rechtbank het verzoek
voor een deel toegewezen. De rechtbank heeft toen de zorgmachtiging verleend tot en met
23 oktober 2024 en de beslissing voor het overige aangehouden.
1.3.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2024 in het gebouw van de rechtbank, locatie Utrecht.
1.4.
Daarbij heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- mr. A.J.M. Paanakker;
- de heer [A] , klinisch psycholoog (hierna: psycholoog).
Betrokkene is niet verschenen bij de mondelinge behandeling. De rechtbank stelt aan de hand van de verklaring van de advocaat en psycholoog vast dat betrokkene op de hoogte was van deze mondelinge behandeling. De rechtbank leidt hieruit af dat betrokkene niet bereid is zich te doen horen.
1.5.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de
mondelinge behandeling te verschijnen.
1.6.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan en per beveiligde mail een kennisgeving mondelinge uitspraak aan de advocaat van betrokkene, de vertegenwoordiger van de instelling en de officier van justitie verstrekt.

2.Beoordeling

2.1.
In het verzoekschrift is, op grond van het zorgplan en het advies van de geneesheer-directeur, verzocht om aan betrokkene de volgende vormen van verplichte zorg als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz te mogen verlenen. Het gaat om:
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
j. opnemen in een accommodatie.
De officier verzoekt deze vormen van verplichte zorg voor de duur van twaalf maanden. In het verzoek is vermeld dat verplichte zorg in de vorm van a en h ook ambulant wordt toegepast. Het gaat dan onder meer om het volgende: medewerking verlenen aan afspraken met zorgverleners, op afspraken verschijnen en de deur openen wanneer zorgverleners (op afspraak) langskomen. De overige vormen van verplichte zorg zullen alleen klinisch worden toegepast.
2.2.
De advocaat pleit op formele gronden voor afwijzing van het resterende deel van het verzoek. Er is niet met betrokkene gesproken, dus het is niet mogelijk om inhoudelijk een standpunt in te nemen. De vraag is echter of het juridisch houdbaar is om het verzoek te splitsen en de zaak op deze manier te behandelen.
2.3.
De psycholoog pleit voor toewijzing van het resterende deel van het verzoek. Er zijn grote zorgen om betrokkene; het drugsgebruik is namelijk onverminderd. De zorgmachtiging is noodzakelijk om betrokkene zorg te kunnen verlenen en in te kunnen grijpen zodra het misgaat.
2.4.
De rechtbank gaat voorbij aan het standpunt van de advocaat dat geen beslissing op het aangehouden deel van het verzoek genomen zou mogen worden, omdat de vorige beslissing op onjuiste gronden zou zijn genomen. De rechtbank constateert dat op 23 september 2024 de zorgmachtiging is verleend tot en met 23 oktober 2024, onder aanhouding van het overige deel van het verzoek en dat een nieuwe zitting is bepaald op 14 oktober 2024. De rechtbank is gebonden aan deze eerdere beslissing, waarbij het kennelijk van belang werd geacht dat betrokkene nogmaals in de gelegenheid werd gesteld om op het verzoek gehoord te worden. Betrokkene heeft voorafgaand aan de zitting van 14 oktober 2024 bij de psycholoog aangegeven dat hij verwacht dat hij de zorgmachtiging toch zal krijgen en dat hij niet naar de zitting komt. De rechtbank leidt hieruit af dat betrokkene op de hoogte is van de zitting en niet bereid is zich te doen horen. De rechtbank zal daarom op het resterende deel van het verzoek beslissen.
2.5.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, te weten schizofrenie van het paranoïde type.
2.6.
Deze stoornis leidt bij betrokkene tot ernstig nadeel, voornamelijk gelegen in het bestaan van of het aanzienlijk risico op ernstige psychische schade.
2.7.
Om de geestelijke gezondheid van betrokkene dusdanig te herstellen dat hij zijn autonomie zoveel mogelijk herwint, de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren en het ernstig nadeel af te wenden, heeft betrokkene zorg nodig.
2.8.
Op basis van de stukken en wat tijdens de mondelinge behandeling is besproken is het reëel om aan te nemen dat betrokkene zich zonder juridisch kader zal onttrekken aan zorg. Om die reden is verplichte zorg nodig.
2.9.
De rechtbank constateert in deze zaak dat het de bedoeling is dat een zorgmachtiging wordt verleend, waarin zoveel mogelijk het ernstig nadeel met ambulant verplichte zorg wordt afgewend. Opname (met de daarbij behorende vormen van verplichte zorg) is pas aan de orde, als het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend met de ambulant verplichte zorg. De rechtbank zal daarom in de zorgmachtiging onderscheid maken tussen enerzijds de vormen van verplichte zorg die ambulant worden toegepast en anderzijds de vormen van verplichte zorg die bestaan uit en horen bij opname. Deze laatste vormen van verplichte zorg dienen pas te worden toegepast op het moment dat het ernstig nadeel niet meer met de ambulant verplichte zorg kan worden afgewend.
2.10.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak de verzochte vormen van verplichte zorg toe te wijzen, waarbij de vormen a en h eerst ambulant moeten worden toegepast. Pas als op die manier het ernstig nadeel niet meer kan worden afgewend, dan kunnen de vormen b, e, g en j worden toegepast. De ambulant verplichte vormen van zorg die de rechtbank zal toewijzen, mogen dan ook in de kliniek worden toegepast.
Deze verplichte zorg kan naar het oordeel van de rechtbank het ernstig nadeel voldoende wegnemen.
2.11.
Deze verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Er zijn in dit geval geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
2.12.
Uit de stukken blijkt verder dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen. De rechtbank wijst er op dat artikel 2:2 van het Besluit vggz eisen stelt aan de veiligheid bij de toepassing van een zorgmachtiging met ambulant verplichte zorg.
2.13.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de criteria voor en de doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor het resterende deel van de verzochte termijn, te weten elf maanden.

3.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene] ,geboren op [1997] te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat gestart zal worden met de volgende vormen van ambulante verplichte zorg:
a. toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
h. aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- medewerking verlenen aan afspraken met zorgverleners;
- op afspraken verschijnen;
- de deur openen wanneer zorgverleners (op afspraak) langskomen;
en bepaalt dat op het moment dat de ambulant verplichte zorg niet meer voldoende is om het ernstig nadeel af te wenden, ook de volgende vormen van verplichte zorg kunnen worden toegepast:
b. beperken van de bewegingsvrijheid;
e. onderzoek aan kleding of lichaam;
g. controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
j. opnemen in een accommodatie;
bepaalt dat deze machtiging geldt
tot en met 23 september 2025.
Deze beschikking is op 14 oktober 2024 mondeling gegeven door mr. A.G. Bakker, rechter en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van S. Ördü als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 22 oktober 2024.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.