4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen voor primair
Verdachte heeft – zakelijk weergegeven - verklaard:
Ik was op 25 februari 2024 in [café] in Amersfoort. Ik had een vol glas in mijn hand. Daarmee sloeg ik [slachtoffer] .
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (hierna aangever), genummerd PL0900-2024060144-5, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
In de nacht van 24 februari 2024 op 25 februari 2024 bevond ik mij in de [café] aan de [straat] in [plaats] .Ik zag [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: verdachte).
Ik voelde hierna ineens wat uiteenspatten in mijn nek. Ik voelde dat mijn nek vochtig werd. Ik zag dat dit een combinatie van bier en bloed was. Ik hoorde glaswerk over mij heen kapot knallen. Ik zag dat [verdachte] recht tegenover mij stond. Ik zag toen dat [verdachte] een glas in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat dit glas kapot was. Hierdoor wist ik dat [verdachte] met dat glas in mijn gezicht had geslagen. Ik zag vervolgens dat [verdachte] zijn rechterhand, waar hij het kapotte bierglas in vasthield, naar achteren bewoog. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterhand vervolgens met snelle vaart richting de linkerkant van mijn gezicht kwam. Ik zag en voelde hierna dat [verdachte] mij met zijn rechterhand, waar het kapotte bierglas nog steeds in zat, opnieuw kapot sloeg aan de linkerkant van mijn gezicht of nek.
Toen ik mijn verwondingen zag had ik wel zoiets van dat is een diepe snee vlak bij
mijn halsslagader. Ik zag ook dat er twee diepe sneeën in mijn linkerwang zaten.
De doctoren waren bang dat mijn halsslagader geraakt was.
Een proces-verbaal van aanvullend verhoor van aangever, genummerd PL0900-2024060144-19, van 27 maart 2024, voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
V: Waar had je allemaal letsel, kan je deze omschrijven? Want je had één wond in je
hals en twee op je wang?
A: Ik heb een diepe wond gehad op wang, waar nog stukken glas in mijn wang naast
zaten. En ik heb één groot litteken in mijn hals van die diepe snee. Ook zat er nog
een grote snee naast in mijn hals.
V: Is er wat bekend over de gevaarzetting van de wond? Wat heeft de specialist aan jou verteld?
A: Hij zat echt heel dicht op mijn halsslagader. Het scheelde maar een paar millimeter.
V: En hoe zijn jouw wonden gehecht? Oppervlakkig? Diepe laag?
A: Er zijn meerdere lagen gehecht. De wond was 5 centimeter diep. Doordat de wond 5 centimeter diep was, zaten die hechtdraden ook diep.
Een proces-verbaal van bevindingen, registratienummer 2024060144, van 27 februari 2024, opgemaakt door verbalisant [verbalisant] voor zover inhoudende -zakelijk weergegeven-:
Op 25 februari 2024 vond er een misdrijf plaats op de [adres] te [plaats] . De beschikbare gestelde beelden werden door mij, verbalisant, bekeken. Door mij werd het navolgende bevonden:
02:01:53: De verdachte haalt uit met zijn rechterhand en raakt de verdachte [
de rechtbank begrijpt: aangever] op de linkerzijde van zijn nek.
02:01:54: De verdachte haalt nog een keer uit naar de linkerzijde van het gezicht/nek van het slachtoffer.
Vastelling van de feiten
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte en aangever zijn elkaar in de nacht van 25 februari 2024 in [café] in Amersfoort tegengekomen. Zij kregen een woordenwisseling. Verdachte haalt vervolgens op enig moment met kracht, met zijn volle glas nog in zijn hand, uit naar de nek en/of het gezicht van aangever. Na de eerste slag volgt nog een tweede slag, met het inmiddels kapotte glas met kracht op de linkerzijde van het gezicht en/of de nek van aangever.
Opzet op de dood
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verdachte – al dan niet in voorwaardelijke vorm - opzet heeft gehad op de dood van aangever, waarmee sprake zou zijn van een poging tot doodslag. Dat sprake is geweest van vol opzet op de dood van aangever kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend worden bewezen. Wel heeft verdachte voorwaardelijk opzet gehad op de dood van aangever.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier primair ten laste gelegd de dood van aangever – is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of het handelen van verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
In het licht van het bovenstaand kader overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft aangever tweemaal met een (kapot) glas in zijn hals en zijn gezicht geslagen. Op basis van de verklaring van aangever (verdachte bracht zijn arm naar achteren en sloeg vervolgens met snelle vaart) en het letsel dat bij aangever is ontstaan (diepe sneeën in hals en gezicht), stelt de rechtbank vast dat verdachte daarbij met kracht heeft geslagen.
Gelet op de aard en intensiteit van het door verdachte gebezigde geweld tegen aangever, leverde dit naar het oordeel van de rechtbank een aanmerkelijke kans op het overlijden van aangever op. Het is een feit van algemene bekendheid dat het hoofd en de hals een kwetsbaar en essentieel onderdeel vormen van het menselijk lichaam. Door met kracht met een (kapot) glas iemand (meermaals) te slaan in het hoofdhalsgebied, wordt naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op letsel met dodelijke afloop in het leven geroepen. Daar komt nog bij dat aangever heeft verklaard dat hij een diepe snee heeft opgelopen, dichtbij zijn halsslagader. Indien zijn halsslagader daadwerkelijk was geraakt, dan had dit kunnen leiden tot acuut, zeer ernstig bloedverlies, wat potentieel levensbedreigend was geweest.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte de aanmerkelijk kans op de dood van aangever ook bewust aanvaard.
Met betrekking tot de stelling van de verdediging dat verdachte geen voorwaardelijk opzet had op het ontstaan van het letsel, omdat hij zich niet bewust zou zijn geweest van het glas in zijn hand, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte was er zich, gelet op zijn verklaring, op enig moment bewust van dat hij een glas in zijn hand had. Wat daarna gebeurd is, is niet gebeurd op basis van een reflex. Op de beelden is namelijk te zien dat na de confrontatie tussen verdachte en aangever iemand tussen beiden stapt. Enkele seconden verstrijken, de persoon die tussen beiden stapt gaat aan de kant en vervolgens haalt verdachte met een omhaal uit naar het gezicht/de nek van aangever. Verdachte haalt vervolgens nog een keer uit met een (inmiddels) kapot (en extra schep) glas.
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte, zoals hierboven weergegeven, naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood van aangever dat het, behoudens aanwijzingen van het tegendeel, niet anders kan zijn dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van aangever heeft aanvaard.
De rechtbank acht daarmee wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.