ECLI:NL:RBMNE:2024:7316

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 december 2024
Publicatiedatum
7 januari 2025
Zaaknummer
11086848 UC EXPL 24-3053
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van de vordering tot terugbetaling van teveel betaalde huur en borg door de kantonrechter

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 4 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder en verhuurder. De eiseres, een huurder, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagde, haar verhuurder, met het verzoek om terugbetaling van teveel betaalde huur en de borg. De huurovereenkomst was ingegaan op 1 september 2023 en de eiseres had per ongeluk twee keer een bedrag van € 1.850,- aan huur betaald. Daarnaast eiste zij de terugbetaling van de borg van € 450,- en de vooruitbetaalde huur voor februari 2024 van € 370,- omdat zij de huurovereenkomst eerder had moeten opzeggen vanwege een onveilige situatie. De gedaagde betwistte de vordering en stelde dat de eiseres geen recht had op terugbetaling omdat zij de sleutels en een uitgeleende fiets niet had ingeleverd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 15 november 2024 was de eiseres aanwezig met haar gemachtigde, terwijl de gedaagde niet verscheen. De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres toegewezen. De kantonrechter oordeelde dat de eiseres recht had op terugbetaling van het teveel betaalde huurbedrag van € 1.850,- en de borg van € 450,-. Ook werd de gedaagde veroordeeld om de vooruitbetaalde huur van € 370,- terug te betalen, omdat de eiseres de huurovereenkomst op correcte wijze had opgezegd. De kantonrechter verwierp het verweer van de gedaagde dat de eiseres de huurovereenkomst niet tussentijds mocht opzeggen en oordeelde dat de gedaagde niet had aangetoond dat hij kosten had gemaakt voor herstel van schade aan het gehuurde.

De kantonrechter heeft geen wettelijke rente of buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat de eiseres niet had voldaan aan de wettelijke eisen voor het vorderen van deze kosten. De gedaagde werd verder veroordeeld in de proceskosten, die op € 698,- werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Locatie Utrecht
Zaaknummer: 11086848 \ UC EXPL 24-3053 MvdH/40201
Vonnis van 4 december 2024
in de zaak van
[eiseres],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. D.D. Pietersz,
tegen
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
In het dossier zitten de volgende stukken:
- de dagvaarding met zes producties van [eiseres] ,
- het e-mailbericht van 2 juli 2024 met de conclusie van antwoord van [gedaagde] ,
- de brief van 19 juli 2024 met nadere stukken van [eiseres] .
1.2.
De zaak is besproken tijdens de mondelinge behandeling van 15 november 2024. Daarvan heeft de griffier aantekeningen gemaakt. Bij de mondelinge behandeling was [eiseres] met haar gemachtigde en vriend aanwezig. [gedaagde] was niet aanwezig.
1.3.
Aan het einde van de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter bepaald dat een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern van de zaak

2.1.
[eiseres] heeft bij [gedaagde] een kamer gehuurd. Partijen zijn een huurovereenkomst aangegaan die inging op 1 september 2023. [eiseres] eist in deze zaak dat [gedaagde] haar een bedrag van € 1.850,- aan huur terugbetaalt omdat dit per ongeluk twee keer is betaald. Verder wil ze de betaalde borg, die volgens haar € 450 bedraagt, terug. Ook wil ze de vooruitbetaalde huur over de maand februari 2024 van € 370,- terug omdat ze de huurovereenkomst een maand eerder heeft moeten opzeggen vanwege een onveilige situatie.
Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] geen recht op terugbetaling. Hij zegt dat partijen een huurprijs van € 600,- per maand zijn overeengekomen, dat [eiseres] de borg niet terugkrijgt omdat ze de sleutels en de uitgeleende fiets niet heeft ingeleverd en dat [eiseres] de huur over de overeengekomen vijf maanden gewoon moet betalen. De kantonrechter geeft [eiseres] gelijk. Hierna wordt uitgelegd waarom.

3.De beoordeling

De overeengekomen huurprijs voor zes maanden is € 2.300,- (€ 450 + € 1.850)

3.1.
Volgens [eiseres] had zij met [gedaagde] een huurtermijn van zes maanden afgesproken. Zij heeft op de zitting uitgelegd dat zij de eerste maand huur (september 2023) van € 450,- contant aan [gedaagde] heeft voldaan. Voor de daaropvolgende vijf maanden (oktober 2023 tot en met februari 2024) zijn partijen volgens [eiseres] een huurprijs van € 370,- per maand overeengekomen op voorwaarde dat [eiseres] het in totaal verschuldigde bedrag van € 1.850,- over deze maanden in één keer vooruit zou betalen. [gedaagde] heeft niet gezegd dat dit niet klopt en daarom gaat de kantonrechter hier van uit. Dat hij niet aanwezig was op de zitting en daardoor niet kon reageren, is zijn eigen keuze geweest en komt voor zijn rekening en risico.
[gedaagde] moet € 1.850,- aan [eiseres] terugbetalen
3.2.
De vordering van [eiseres] tot terugbetaling van een bedrag van € 1.850,- door [gedaagde] wordt toegewezen. [eiseres] moest eenmalig een bedrag van € 1.850,- betalen voor de huur van oktober tot en met februari. Op basis van de door haar overgelegde bankoverschrijvingen stelt de kantonrechter vast dat [eiseres] twee maal een bedrag van
€ 1.850,- aan [gedaagde] heeft betaald. Dat is dus één keer teveel. In de door [eiseres] overgelegde WhatsApp-berichten schrijft [gedaagde] ook zelf dat hij nog een bedrag van
€ 1.850,- aan [eiseres] moet terugbetalen.
[gedaagde] moet één maand huur van € 370,- aan [eiseres] terugbetalen
3.3.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] tot terugbetaling van één maand huur van € 370,- toe. [eiseres] is over de maand februari 2024 geen huur verschuldigd omdat zij de huurovereenkomst per 1 februari 2024 heeft opgezegd. De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] zo dat [eiseres] de huurovereenkomst niet tussentijds mocht opzeggen. De kantonrechter verwerpt dit verweer. Op grond van de wet [1] mocht [eiseres] de tijdelijke huurovereenkomst met inachtneming van een opzegtermijn van één maand tegen de dag van de eerstvolgende betalingstermijn opzeggen. Zij heeft hieraan voldaan door op 22 december 2023 aan [gedaagde] een bericht te sturen dat de huurrelatie eindigt per 1 februari 2024.
[gedaagde] moet de borg van € 450,- aan [eiseres] terugbetalen
3.4.
Volgens [eiseres] is een borg van € 450,- overeengekomen. [gedaagde] zegt dat een borg van € 400,- is overeengekomen. De kantonrechter gaat uit van een borg van € 450,- omdat [eiseres] haar stelling heeft onderbouwd met een bankafschrift. Daarop is te zien dat op 13 juli 2023 een bedrag van € 450,- naar [gedaagde] is overgemaakt met de omschrijving ‘ [eiseres (voornaam)] room deposit’.
3.5.
De kantonrechter wijst de vordering van [eiseres] tot terugbetaling van de borg van
€ 450,- door [gedaagde] toe want [gedaagde] heeft niet laten zien dat hij kosten heeft gemaakt voor herstel van schade aan het gehuurde. Op grond van de wet [2] moet de verhuurder de waarborgsom binnen veertien dagen na beëindiging terugbetalen aan de huurder tenzij er sprake is van schade aan het gehuurde. Als er sprake is van schade mag de verhuurder alleen aantoonbaar gemaakte kosten voor het herstel van het gehuurde met de borg verrekenen en moet hij binnen dertig dagen het restant van de borg aan de huurder terugbetalen.
Kosten slotenspecialist komen niet voor rekening [eiseres]
3.5.1.
[gedaagde] heeft gesteld dat hij een slotenspecialist heeft moeten inschakelen omdat [eiseres] de sleutels van het gehuurde niet heeft ingeleverd, maar hij heeft niet gezegd en laten zien hoe hoog die kosten waren. [eiseres] heeft bovendien op de zitting verklaard dat zij in december 2023 uit haar kamer is weggegaan met de bedoeling om deze in januari 2024 (de laatste maand van de huurovereenkomst in verband met haar opzegging) schoon te maken en daarna ook de sleutels in te leveren. Volgens [eiseres] heeft [gedaagde] dit niet afgewacht. Hij heeft zonder overleg de sloten vervangen en een andere huurster in haar kamer laten trekken. [gedaagde] heeft niet gezegd dat dit niet klopt. Ook gelet op deze omstandigheden mocht [gedaagde] naar het oordeel van de kantonrechter niet de kosten voor het inschakelen van een slotenspecialist met de borg verrekenen.
Geen aantoonbare kosten nieuwe fiets
3.5.2.
Over de fiets heeft [eiseres] op de zitting verklaard dat ze deze niet heeft meegenomen. Ze heeft de fiets aan het begin van de huurperiode wel uitgeprobeerd, maar omdat de fiets te groot was heeft ze hem verder nooit gebruikt. De sleutels van de fiets zijn nog wel in het bezit van [eiseres] . Gelet hierop acht de kantonrechter de stelling van [gedaagde] niet geloofwaardig dat [eiseres] de fiets niet heeft ingeleverd. [gedaagde] heeft bovendien niet met stukken onderbouwd welke kosten hij precies heeft moeten maken. De kantonrechter gaat er wel vanuit dat [eiseres] de sleutel van de fiets op korte termijn teruggeeft aan [gedaagde] .
Geen wettelijke rente toegewezen
3.6.
De kantonrechter wijst geen wettelijke rente toe. Uit punt 20 van de dagvaarding wordt de kantonrechter niet duidelijk over welk deel van haar vordering [eiseres] wettelijke rente vordert en in het petitum van de dagvaarding wordt over geen van de opgesomde bedragen de wettelijke rente gevorderd.
Geen buitengerechtelijke incassokosten toegewezen
3.7.
[eiseres] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, dat zijn de kosten die [eiseres] heeft moeten maken om haar vordering betaald te krijgen. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. In dat Besluit staat voor het geval de schuldenaar een natuurlijk persoon is, die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, dat alleen buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn als een brief aan de schuldenaar is gestuurd waarin de incassokosten zijn aangekondigd. In die brief moet de schuldenaar een termijn zijn gegeven van tenminste veertien dagen om het verschuldigde te voldoen, zonder dat die incassokosten verschuldigd worden.
3.8.
[gedaagde] is een natuurlijke persoon en het is niet komen vast te staan dat hij bij het verhuren van de kamer heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf. [eiseres] heeft [gedaagde] op 6 maart 2024 een brief gestuurd waarin zij [gedaagde] heeft gesommeerd om de teveel betaalde huurpenningen en de borg binnen twee weken na de datum van de brief te betalen. De aanmaning voldoet niet aan de wettelijke eisen van artikel 6:96 lid 6 BW omdat aan [gedaagde] niet een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst daarvan. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016 [3] . Daarom wordt de gevorderde vergoeding afgewezen.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
3.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Omdat [eiseres] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging, zal [gedaagde] niet worden veroordeeld tot betaling van de explootkosten en betekeningskosten
.De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- griffierecht
87,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
135,00
Totaal
698,00
Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard
3.10.
De kantonrechter zal het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Dat betekent dat de beslissing moet worden gevolgd, ook als een van de partijen hoger beroep instelt tegen deze beslissing. De beslissing geldt in dat geval tot het gerechtshof een andere beslissing neemt.

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 2.670,00,
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 698,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
4.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.E.J.A. Boots en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2024.

Voetnoten

1.Artikel 7:271 lid 1 en lid 6 BW
2.Artikel 7:261b Burgerlijk Wetboek (BW)