ECLI:NL:RBMNE:2024:7300

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
577058
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van een minderjarige binnen een meemoederschap, zonder onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 12 december 2024 een beschikking gegeven over de adoptie van een minderjarige, geboren binnen een geregistreerd partnerschap tussen twee vrouwen. De verzoekster, die de minderjarige wil adopteren, en de belanghebbende, de biologische moeder, hebben samen het ouderlijk gezag over het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming heeft plaatsgevonden, ondanks dat dit in de meeste adoptiezaken gebruikelijk is. De Raad heeft aangegeven dat zij niet in de gelegenheid was om onderzoek te verrichten, omdat de verzoekster en de belanghebbende niet wensten mee te werken aan een dergelijk onderzoek. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er voldoende informatie beschikbaar was om de belangen van de minderjarige te waarborgen en dat de adoptie in het belang van het kind is. De rechtbank heeft de adoptie toegewezen, met terugwerkende kracht tot de geboortedatum van de minderjarige. De beslissing is genomen door mr. M.C. Oostendorp, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken. De verzoekende partij en belanghebbenden hebben het recht om binnen drie maanden hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C16/577058/FO RK 24-774
Adoptie
Beschikking van 12 december 2024
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verzoekster] ,
advocaat mr. K.S.M. Smienk,
met als belanghebbende
[belanghebbende],
wonende in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [belanghebbende] .

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift, met bijlagen, ingediend op 19 juni 2024;
  • de brief van 24 juni 2024 van mr. Smienk;
  • de brief van 1 juli 2024 van de Raad voor de Kinderbescherming Regio Gelderland, locatie Arnhem;
  • het e-mailbericht van 8 juli 2024 van mr. Smienk;
  • het e-mailbericht van 10 augustus 2024 van mr. Smienk;
  • de brief van 7 november 2024 met bijlage van mr. Smienk;
  • de brief van 21 november 2024 van de Raad voor de Kinderbescherming Regio Gelderland, locatie Arnhem;
  • de brief van 4 december 2024 van [verzoekster] en [belanghebbende] ;
  • de brief van 8 december 2024 van mr. Smienk.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 12 december 2024, in aanwezigheid van:
- [verzoekster] , [belanghebbende] en mr. Smienk
-mevrouw [A] , namens de Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland, locatie Utrecht (hierna: de Raad).

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
[verzoekster] en [belanghebbende] zijn op [2022] in [plaats] een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan.
2.2.
Tijdens dit geregistreerd partnerschap is geboren:
[minderjarige], geboren op [2024] in [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige] ).
2.3.
[belanghebbende] is bevallen van [minderjarige] . De zwangerschap is tot stand gekomen met medewerking van
[donor]als donor.
2.4.
[verzoekster] en [belanghebbende] hebben het ouderlijk gezag over [minderjarige] . Dit betekent dat zij samen de belangrijke beslissingen over [minderjarige] mogen nemen.
2.5.
[verzoekster] wil [minderjarige] adopteren.

3.De beoordeling

Relatieve bevoegdheid
3.1.
[verzoekster] en [belanghebbende] wonen in [woonplaats] . Gelet daarop is in beginsel de rechtbank Oost-Brabant bevoegd om kennis te nemen van het verzoekschrift. [verzoekster] en [belanghebbende] hebben echter schriftelijk verklaard dat zij er geen bezwaar tegen hebben dat het verzoekschrift wordt behandeld door de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. Om die reden zal deze rechtbank de zaak alsnog beoordelen en niet verwijzen naar de rechtbank Oost-Brabant. [1]
Adoptie
3.2.
De rechtbank zal het verzoek toewijzen en de adoptie van [minderjarige] door [verzoekster] uitspreken. Hierna legt de rechtbank uit waarom zij deze beslissing neemt.
3.3.
De rechtbank heeft conform het procesreglement Adoptie een afschrift van het verzoekschrift aan de Raad gestuurd, zodat de Raad hiervan op de hoogte is. De Raad kan dan bepalen of hij uit eigener beweging zijn mening over het verzoekschrift kenbaar maakt aan de rechtbank. [2] De rechtbank is bekend met de landelijke werkwijze van de Raad om in beginsel in alle adoptiezaken onderzoek te doen. Alleen in het geval dat sprake is van een onbekende donor volgens de definitie in de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting en bij het verzoek een donorverklaring is bijgevoegd van de Stichting donorgegevens waaruit anoniem donorschap blijkt, stelt de Raad geen onderzoek in.
3.4.
De Raad heeft de rechtbank naar aanleiding van het verzoekschrift bericht een onderzoek naar de adoptie te zullen starten. [verzoekster] en [belanghebbende] hebben ondertussen bij de rechtbank kenbaar gemaakt dat zij niet wensen mee te werken aan een onderzoek door de Raad en dat zij bereid zijn om hun adoptieverzoek en de wens om niet deel te nemen aan het onderzoek door de Raad toe te lichten tijdens een zitting.
In de brief van 21 november 2024 heeft de Raad bericht dat door de opstelling van [verzoekster] en [belanghebbende] hij niet in de gelegenheid is geweest om onderzoek te verrichten, terwijl dit onderzoek vanuit het belang van [minderjarige] wel noodzakelijk wordt geacht.
3.5.
De rechtbank moet beoordelen of zij in dit specifieke geval het met het oog op de beoordeling van de belangen van [minderjarige] noodzakelijk vindt, dat er een onderzoek door de Raad wordt ingesteld. [3] De Raad heeft in de brief van 21 november 2024 de redenen genoemd waarom er wel een onderzoek nodig is. Als eerste reden wordt gesteld dat in het algemeen bij meemoederschap-adopties rechterlijke tussenkomst vereist is omdat de juridische gevolgen verstrekkend zijn. Die is erin gelegen dat bij adoptie sprake is van het volledig verbreken van de familierechtelijke band die het kind met zijn ouder heeft. Daarbij wordt verwezen naar artikel 229, lid 2 BW. De rechtbank merkt hierover op dat wanneer een kind wordt geboren binnen een relatie van twee vrouwen met hulp van een donor, bij toewijzing van het adoptieverzoek er geen reeds bestaande familierechtelijke band met een andere ouder wordt verbroken. De vertegenwoordiger van de Raad heeft ter toelichting op de zitting naar voren gebracht dat de belangrijkste reden om onderzoek te willen doen is om hoor en wederhoor te kunnen toepassen. Daarvoor is het nodig dat de Raad met de donor en de moeders kan spreken. Nu er geen onderzoek heeft kunnen plaatsvinden, heeft de vertegenwoordiger van de Raad gezegd ook op de zitting niet over de adoptie te kunnen adviseren.
3.6.
De rechtbank ziet in dit geval geen aanleiding om alsnog een onderzoek door de Raad te gelasten. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat voorafgaand aan het donortraject een zorgvuldig proces is doorlopen waarbij naast [verzoekster] en [belanghebbende] de bekende donor, te weten een broer van [verzoekster] , is betrokken. Dit heeft geresulteerd in de door hen drieën getekende donorovereenkomst van 13 april 2023 waarin de afspraken tussen [verzoekster] , [belanghebbende] en de donor zijn opgenomen. Deze afspraken hebben onder meer betrekking op de rol die de donor in het leven van [minderjarige] zal spelen en op de statusvoorlichting aan [minderjarige] . Concreet is er de afspraak gemaakt dat de donor niet zal erkennen en geen juridisch vader zal worden. Over het gezag spreken zij af: “ [verzoekster] en [belanghebbende] gaan na de geboorte van het kind samen het ouderlijk gezag over het kind uitoefenen. Dit houdt in dat [verzoekster] en [belanghebbende] in de toekomst samen (opvoed)beslissingen voor het kind zullen maken (…).” Wat betreft het contact in de toekomst hebben [verzoekster] , [belanghebbende] en de donor in de overeenkomst vastgelegd dat de donor als oom aanwezig zal zijn in het leven van het kind. “Het zal voor het kind nooit een geheim zijn dat [donor] de donor is en het kind kan in het geval van vragen bij [donor] terecht.” Onder artikel 5 Openheid over het donorschap staat: “ [verzoekster] en [belanghebbende] zullen, afgestemd op de ontwikkeling van het kind, er in de toekomst naar het kind toe open over zijn dat [donor] de donor is. Het zal voor het kind nooit een geheim zijn wie de donor is.” In het dossier bevindt zich verder een instemmingsverklaring die de donor op 3 juni 2024 heeft getekend, waarbij hij instemt dat hij niet de juridische ouder wordt van het dan nog te geboren kind en ook geen gezag zal gaan dragen.
Uit het dossier en wat besproken is op de zitting zijn geen redenen naar voren gekomen op grond waarvan de rechtbank zich nu onvoldoende voorgelicht acht over de belangen van [minderjarige] in relatie tot het adoptieverzoek. Een vorm van hoor en wederhoor van de donor door middel van een raadsonderzoek is dan ook niet noodzakelijk. De rechtbank betrekt hierbij dat de Raadsvertegenwoordiger op de zitting niet nader heeft gemotiveerd waarom in deze specifieke zaak hier niet alsnog een positief advies ten aanzien van de adoptie kan worden gegeven.
3.7.
De rechtbank zal het verzoek tot adoptie van [minderjarige] door [verzoekster] toewijzen omdat dat in het belang van [minderjarige] is. Zij is geboren binnen de relatie van [verzoekster] en [belanghebbende] met de bedoeling dat zij bij hen als de ouders van haar zal opgroeien. Hieraan is een zorgvuldige voorbereiding voorafgegaan. Tot op heden wordt uitvoering gegeven aan de afspraken die [verzoekster] , [belanghebbende] en de donor overeen zijn gekomen. [verzoekster] en [belanghebbende] zorgen sinds de geboorte voor [minderjarige] en geven beiden uitvoering aan het ouderlijk gezag dat zij gezamenlijk over [minderjarige] dragen. De donor is een paar keer op bezoek geweest. In deze context is het in het belang van [minderjarige] dat ook de afspraken die over de familierechtelijke betrekkingen zijn gemaakt, worden uitgevoerd zodat [minderjarige] in juridische zin twee ouders heeft.
3.8.
[verzoekster] heeft naast de verklaring van de donor ook de verklaring van [belanghebbende] overgelegd waaruit blijkt dat zij instemt met de adoptie en verder is ook voldaan aan de overige voorwaarden zoals opgenomen in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
Ingangsdatum
3.9.
De adoptie werkt terug tot het tijdstip van de geboorte van [minderjarige] , omdat de adoptie voor de geboorte van [minderjarige] is verzocht. [4]
Geslachtsnaam
3.10.
[verzoekster] en [belanghebbende] hebben voor [minderjarige] de geslachtsnaam
[geslachtnaam]gekozen. De rechtbank zal deze naamskeuze in de beslissing opnemen. [5]
Hierna volgt de beslissing. De rechtbank gebruikt daar de begrippen uit de wet.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
spreekt uit de adoptie van de minderjarige van het vrouwelijke geslacht:
[minderjarige], geboren op [2024] in [geboorteplaats] ,
door:
[verzoekster], geboren op [1991] in [geboorteplaats] ;
4.2.
bepaalt dat de adoptie terugwerkt tot het tijdstip van de geboorte van [minderjarige] ;
4.3.
stelt vast dat [verzoekster] en [belanghebbende] hebben verklaard dat [minderjarige] de geslachtsnaam
[geslachtnaam]zal behouden na de adoptie, zodat zij zal heten:
[minderjarige].
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. M.C. Oostendorp, (kinder)rechter, in samenwerking met de griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 december 2024. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 december 2024.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.Artikel 270 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
2.Artikel 810 lid 2 Rv
3.Artikel 810 lid 3 Rv
4.Artikel 1:230 lid 2 BW
5.Artikel 1:5 lid 3 BW