ECLI:NL:RBMNE:2024:7288

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
24/4508
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar inzake standplaatsvergunning voor bloemenverkoop

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 december 2024, wordt het beroep van eiseressen beoordeeld, omdat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats] niet tijdig heeft beslist op hun bezwaar tegen een verleende standplaatsvergunning. Eiseressen, vertegenwoordigd door mr. J.S. Haakmeester, hebben op 11 maart 2024 bezwaar gemaakt tegen de vergunning voor de verkoop van bloemen aan de [straat] in [plaats]. De rechtbank stelt vast dat het college niet binnen de wettelijk vereiste termijn van twaalf weken heeft beslist en dat eiseressen het college op 10 juni 2024 in gebreke hebben gesteld. Aangezien het college verzuimd heeft om binnen twee weken na de ingebrekestelling een besluit te nemen, oordeelt de rechtbank dat het college alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en draagt het college op om binnen twee weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. Daarnaast moet het college het griffierecht van € 371,- vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 437,50 aan eiseressen betalen, aangezien zij een professionele juridische hulpverlener hebben ingeschakeld. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/4508

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 december 2024 in de zaak tussen

[eiseres 1] en [eiseres 2] , uit [vestigingsplaats] , eiseressen

(gemachtigde: mr. J.S. Haakmeester),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaats]

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseressen hebben ingesteld, omdat het college niet op tijd heeft beslist op het bezwaar van eiseressen van 11 maart 2024 tegen de aan een derde verleende standplaatsvergunning ten behoeve van de verkoop van bloemen aan de [straat] in [plaats] .
2. Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. Hieronder legt de rechtbank dat uit.

Beoordeling door de rechtbank

3. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een bezwaar, kan de bezwaarmaker daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de bezwaarmaker een ingebrekestelling aan het college sturen. Dat betekent dat de bezwaarmaker per brief aan het college laat weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn bezwaar. Als het college na die twee weken nog steeds geen besluit heeft genomen, dan kan de bezwaarmaker beroep instellen wegens niet tijdig beslissen. [1]
4. Eiseressen hebben hun bezwaar ingediend op 11 maart 2024. Het college moet binnen twaalf weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn is verstreken. [2] De termijn waarbinnen het college moet beslissen is inmiddels voorbij. Op 10 juni 2024 hebben eiseressen het college in gebreke gesteld. Het college heeft verzuimd om binnen twee weken na de ingebrekestelling een besluit op het bezwaar van eiseressen te nemen.
5. Omdat het college nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat het college dit alsnog moet doen. Het college moet binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak een besluit op het bezwaar van eiseressen nemen. [3] De rechtbank bepaalt dat het college een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden tot een maximum van € 15.000,-. [4]

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is kennelijk gegrond. [5] Dat betekent dat eiseressen gelijk krijgen. Het college moet binnen twee weken na de verzending van deze uitspraak een besluit nemen.
7. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseressen vergoeden en krijgen eiseressen ook een vergoeding voor de proceskosten die zij hebben gemaakt. Het college moet deze vergoeding betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiseressen een professionele (juridische) hulpverlener hebben ingeschakeld om voor hun een beroepschrift in te dienen. De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,5 omdat deze zaak van licht gewicht is. [6] Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en eenvoudig van aard is. Er wordt een proceskostenvergoeding van
€ 437,50,- toegekend. [7] Verder zijn er geen kosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt het college op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat het college aan eiseressen een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • bepaalt dat het college het griffierecht van € 371,- aan eiseressen moet vergoeden;
  • veroordeelt het college tot betaling van € 437,50,- aan proceskosten aan eiseressen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. S.N. van Ooijen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 7:10 en 7:13 van de Awb.
3.Dit staat in artikel 8:55d, lid 1, van de Awb.
4.Dit staat in artikel 8:55d, lid 2, van de Awb.
5.Dit volgt uit artikel 8:54 van de Awb.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1796
7.Dit volgt uit het Besluit proceskosten bestuursrecht.