ECLI:NL:RBMNE:2024:7286

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
3 januari 2025
Zaaknummer
UTR 24/2229
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake last onder dwangsom voor bouwwerken zonder vergunning

In deze zaak gaat het om een geschil tussen eisers en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen over een last onder dwangsom die is opgelegd vanwege het bouwen van een schutting en fietsenoverkapping zonder vergunning. De eisers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat zij geen procesbelang meer hebben, aangezien zij de woning waarin de bouwwerken zijn geplaatst, hebben verkocht. De eigendomsoverdracht vond plaats op 15 november 2024, terwijl het beroep op 10 december 2024 werd behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eisers ten tijde van het indienen van het beroep belanghebbenden waren, maar dat dit belang is vervallen door de verkoop van de woning. De rechtbank heeft geconcludeerd dat een inhoudelijke beoordeling van het beroep niet meer relevant is, omdat de gevolgen van de last onder dwangsom alleen van belang zijn voor de nieuwe eigenaar van de woning. Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van de gronden in beroep plaatsvond. De eisers krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 24/2229

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 december 2024 in de zaak tussen

[eiser] en [eiseres] , uit [woonplaats] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen

(gemachtigde: W. Goddijn).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over een schutting en fietsenoverkapping die eisers in de voortuin van hun woning hebben gebouwd. Op verzoek van een derde heeft het college besloten tot het opleggen van een last onder dwangsom. Deze bouwwerken zijn gebouwd zonder vergunning en zijn in strijd met de destijds geldende beheersverordening. Eisers hebben daartegen bezwaar gemaakt.
1.1.
Met het bestreden besluit van 13 februari 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 10 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben [eiser] en de gemachtigde van het college deelgenomen.

Procesbelang

2. Het college stelt zich op het standpunt dat eisers geen procesbelang meer hebben omdat zij geen eigenaar meer zijn van de woning.
2.1.
Op de zitting hebben eisers meegedeeld dat de woning in augustus 2024 is verkocht en dat de eigendomsoverdracht op 15 november 2024 heeft plaatsgevonden. Volgens eisers is de koper wel op de hoogte van de last onder dwangsom en de beroepsprocedure en heeft koper verklaard uitvoering te zullen geven aan de last als de rechtbank het bestreden besluit in stand laat. Eisers en de koper hebben onderling geen afspraken gemaakt over kosten en schade als gevolg van de opgelegde last onder dwangsom of deze beroepsprocedure.
2.2.
De rechtbank stelt voorop dat eisers ten tijde van het indienen van het beroep belanghebbenden waren zoals bedoeld in artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Zij waren destijds eigenaar van de woning. Eisers hebben de woning tijdens de beroepsprocedure verkocht en geleverd. Daarom moet nu de vraag worden beantwoord of eisers op dit moment nog procesbelang hebben een beoordeling van hun beroep.
2.3.
De bestuursrechter hoeft een bij hem ingediend beroep alleen inhoudelijk te beoordelen, als dit van betekenis is voor de beslechting van het geschil over het voorliggende besluit. De indieners dienen een actueel en reëel belang te hebben bij een inhoudelijke beoordeling van het (hoger) beroep. Als dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend vanwege de principiële betekenis daarvan. Een belang bij een beroep kan ook worden aangenomen, indien wordt gesteld dat ten gevolge van de in geding zijnde besluitvorming schade is geleden die voor vergoeding in aanmerking zou kunnen komen en dit tot op zekere hoogte aannemelijk is gemaakt.
2.4.
In dit geval hebben eisers de woning verkocht en heeft de eigendomsoverdracht plaatsgevonden. Een oordeel over de opgelegde last onder dwangsom heeft wel gevolgen voor de nieuwe eigenaar van de woning, maar niet voor eisers. Voor de nieuwe eigenaar bepaalt dit of op straffe van een dwangsom aan de last moet worden voldaan, terwijl eisers daar geen gevolgen van ondervinden. Ook op een andere wijze is niet gebleken van een belang van eisers bij de procedure. De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de gronden in beroep.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. de Snoo, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 december 2024.
De griffier is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.