In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen de Dienst Toeslagen behandeld. Eiser, woonachtig in België, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Dienst Toeslagen van 1 maart 2024, waarin hem werd meegedeeld dat hij geen aanspraak kan maken op de Catshuisregeling (lichte toets) voor kinderopvangtoeslag. Eiser heeft op 3 april 2024 bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de Dienst Toeslagen heeft pas op 5 augustus 2024 op dit bezwaar beslist. Eiser heeft vervolgens op 1 oktober 2024 een ingebrekestelling verzonden en later beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaar.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat er geen sprake is van een niet tijdig genomen besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig beslissen niet zijn vervuld. Hierdoor wordt het beroep niet inhoudelijk behandeld en verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen, en de uitspraak is openbaar uitgesproken op 30 december 2024.