ECLI:NL:RBMNE:2024:7277

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 november 2024
Publicatiedatum
31 december 2024
Zaaknummer
11176382 \ MC EXPL 24-4096
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurovereenkomst vervangend vervoer en betalingsverplichting

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 6 november 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over een huurovereenkomst voor vervangend vervoer. [gedaagde] had een huurauto van [bedrijf] B.V. in gebruik genomen, maar heeft deze niet op de afgesproken datum ingeleverd. Hierdoor zijn er extra kosten ontstaan die [gedaagde] niet heeft betaald. [eiseres], de rechtsvoorganger van de vordering, heeft de factuur van € 444,92 inclusief btw aan [gedaagde] gepresenteerd, maar [gedaagde] betwist de betalingsverplichting en stelt dat de kosten door haar verzekeraar Allianz moeten worden vergoed.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] de huurovereenkomst heeft ondertekend en daarmee akkoord is gegaan met de voorwaarden, waaronder de mogelijkheid tot verlenging van de huur op eigen kosten. De rechter oordeelt dat [gedaagde] verantwoordelijk is voor de kosten die voortvloeien uit het niet tijdig inleveren van de huurauto. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten aan [eiseres] toekomen, omdat [gedaagde] in verzuim is met de betaling van de factuur. De proceskosten zijn ook voor rekening van [gedaagde].

De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag van € 444,92, de wettelijke rente, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten, met de verplichting om deze bedragen binnen veertien dagen na aanschrijving te voldoen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 6 november 2024
in de zaak met zaaknummer: 11176382 \ MC EXPL 24-4096 D/51246 van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres, hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: H.G. Zeiger (Bouma Zeiger Gerechtsdeurwaarders & Incasso),
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 juni 2024 met 5 producties;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] was of is verzekerd (geweest) bij een onderdeel van de Allianz-groep (hierna: Allianz).
2.2.
Op 25 september 2022 heeft [gedaagde] als vervangend vervoer een huurauto van de besloten vennootschap [bedrijf] B.V. (hierna: [bedrijf] ) in gebruik genomen.
2.3.
Er is voor het gebruik van de auto een huurovereenkomst gesloten. In de schriftelijke huurovereenkomst staat – voor zover van belang – het volgende:

Opdrachtgever:AWP – Allianz Worldwide Partners
(…)
Bestuurder geldt als huurder.(…)
(…)
Uitgiftedatum:25-09-2022
(…)
Uiterste retourdatum:29-09-2022
(…)
Verlaging (*) van eigen risico:Ja à € 11,50 / per huurdag
(…)
Wilt u de huur op eigen kosten verlengen?
U kunt deze huur verlengen tegen een tarief vanaf € 54,99 per dag, 100 km vrij en € 0,17 per extra kilometer. (…) Tarieven zijn incl. BTW.
(…)
Hierbij machtig ik [bedrijf] om van onderstaande bankrekening of creditcard die kosten af te schrijven welke niet door de opdrachtgever worden vergoed.”.
2.4.
[gedaagde] staat in de huurovereenkomst als bestuurder vermeld.
2.5.
Onderaan de huurovereenkomst staat onder “
Handtekening huurder bij uitgifte” een handtekening.
2.6.
Op de huurovereenkomst zijn de ‘Algemene Voorwaarden Verhuur- en Deelautobedrijven BOVAG’ van 1 februari 2021 (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing.
2.7.
[gedaagde] heeft de auto niet op 29 september 2022 ingeleverd. Zij heeft de auto zes dagen langer gebruikt.
2.8.
Op 10 oktober 2022 heeft [bedrijf] [gedaagde] een factuur gestuurd van € 444,92 inclusief btw. Op de factuur staat – voor zover van belang – het volgende:

Omschrijving Aantal Prijs/eenheid BTW Prijs
Inzet huurauto klasse B 6,00 45,45 21,0 272,70
Verlaging eigen risico per dag (NL) 10,00 9,50 21,0 95,00
(…)
Te betalen € 444,92”.
2.9.
[gedaagde] heeft de factuur niet betaald.
2.10.
De rechtsvoorganger van [eiseres] heeft de vordering tot betaling van de factuur aan [eiseres] gecedeerd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de factuur van € 444,92 inclusief btw met daarover de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten te betalen. Verder vordert [eiseres] dat [gedaagde] wordt veroordeeld in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] is het daar niet mee eens. Zij vindt dat [eiseres] haar vordering bij Allianz moet incasseren.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Wat oordeelt de kantonrechter?
4.1.
[eiseres] krijgt van de kantonrechter gelijk. [gedaagde] moet de factuur met daarover de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten betalen. [gedaagde] wordt ook in de proceskosten veroordeeld. Hierna wordt uitgelegd waarom dat zo is.
[gedaagde] moet de factuur betalen
4.2.
[gedaagde] voert aan dat niet zij, maar Allianz de huurovereenkomst heeft gesloten. Volgens [gedaagde] heeft zij nooit ingestemd met verlenging van de huur op eigen kosten en blijkt uit de huurovereenkomst ook niet dat er rechtstreeks kosten bij haar in rekening zouden worden gebracht.
4.3.
Het verweer van [gedaagde] faalt. Uit de huurovereenkomst blijkt dat [gedaagde] de huurder van de auto is (“
Bestuurder geldt als huurder.”). De kantonrechter gaat ervan uit dat het [gedaagde] is geweest die de huurovereenkomst onder “
Handtekening huurder bij uitgifte” heeft ondertekend. [gedaagde] is dus met de inhoud van de huurovereenkomst akkoord gegaan. In de huurovereenkomst staat Allianz weliswaar als opdrachtgever vermeld, maar dat geldt alleen voor de eerste vier dagen (vanaf 25 september 2022 tot aan de retourdatum 29 september 2022). Omdat [gedaagde] de huurauto op 29 september 2022 niet heeft ingeleverd, is de huurovereenkomst verlengd. Uit de huurovereenkomst volgt dat een verlenging op eigen kosten gebeurt (“
Wilt u de huur op eigen kosten verlengen?”). Het tarief voor de verlenging staat ook in de huurovereenkomst vermeld. [gedaagde] heeft dan ook moeten begrijpen dat als zij de huurauto niet op 29 september 2022 zou inleveren, zij hiervoor zelf extra kosten verschuldigd zou zijn.
4.4.
[gedaagde] moet ook zelf de kosten voor de verlaging van het eigen risico betalen. Volgens [eiseres] vallen die kosten niet onder de dekking van de verzekering van [gedaagde] bij Allianz. [gedaagde] heeft dit verder niet weersproken. Dat deze kosten bij [gedaagde] in rekening mogen worden gebracht, volgt ook uit de huurovereenkomst (“
Hierbij machtig ik [bedrijf] om van onderstaande bankrekening of creditcard die kosten af te schrijven welke niet door de opdrachtgever worden vergoed”).
4.5.
[gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de hoogte van de kosten die in rekening zijn gebracht. Daarom zal de kantonrechter [gedaagde] veroordelen om de factuur van 444,92 inclusief btw aan [eiseres] te betalen.
Informatieverplichting
4.6.
Het gaat in dit geval om een consumentenovereenkomst (tussen [gedaagde] en [bedrijf] ). Op de overeenkomst zijn de informatieplichten van artikel 6:230l van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) van toepassing. De kantonrechter heeft geconstateerd dat aan de essentiële informatieplichten is voldaan.
Ambtshalve toets van algemene voorwaarden
4.7.
[eiseres] vordert wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter heeft ambtshalve beoordeeld of de rechtsvoorganger van [eiseres] in de overeenkomst of in de algemene voorwaarden een regeling heeft opgenomen over incassokosten en rente die zodanig afwijkt van de wettelijke regelingen hierover dat [gedaagde] daardoor aanzienlijk wordt benadeeld, waardoor de regeling door de kantonrechter vernietigd zou moeten worden. Dat is niet het geval.
Wettelijke rente
4.8.
[eiseres] vordert de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW. [gedaagde] moet de wettelijke rente betalen over de periode waarin zij met betaling van de factuur in verzuim is geweest. Volgens [eiseres] bedraagt de verschuldigde wettelijke rente € 37,75 tot en met 16 juni 2024. [gedaagde] heeft dit niet weersproken. Daarom zal het gevorderde bedrag van € 37,75 worden toegewezen. [gedaagde] moet ook de wettelijke rente over de factuur betalen vanaf 17 juni 2024 tot de dag waarop de factuur volledig is betaald.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.9.
[eiseres] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) is van toepassing. De gemachtigde van [eiseres] heeft [gedaagde] op 29 januari 2024 een aanmaning gestuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW (de ‘veertiendagenbrief’). Het gevorderde bedrag van € 66,74 aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.10.
[gedaagde] heeft ongelijk gekregen en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
113,54
- griffierecht
218,00
- salaris gemachtigde
270,00
(2 punten × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
669,04

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen:
I. € 444,92 inclusief btw, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW hierover vanaf 17 juni 2024 tot de dag van volledige betaling;
II. € 37,75 aan wettelijke rente tot en met 16 juni 2024;
III. € 66,74 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 669,04, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet op tijd aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op 6 november 2024.