ECLI:NL:RBMNE:2024:7272

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
31 december 2024
Zaaknummer
10818294 \ MC EXPL 23-7128
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van eindafrekening drinkwaterverbruik door consument

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de naamloze vennootschap N.V. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland (hierna: PWN) en een consument, hierna te noemen [gedaagde]. PWN vorderde betaling van een eindafrekening van € 6.632,23 voor drinkwaterverbruik over de periode van september 2021 tot en met maart 2022. De consument heeft gedurende de jaren geen meterstanden doorgegeven, wat leidde tot een geschat verbruik door PWN. De consument betwistte het gevorderde bedrag en voerde aan dat het verbruik extreem hoog was en mogelijk het gevolg van een lekkage. De kantonrechter oordeelde dat de watermeter goed functioneerde en dat het verbruik correct was gemeten. De kantonrechter wees de vordering van PWN grotendeels toe, met uitzondering van de gevorderde rente en incassokosten, omdat PWN niet kon aantonen dat de algemene voorwaarden op de overeenkomst van toepassing waren. De consument werd veroordeeld tot betaling van het openstaande bedrag en de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKMIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 28 augustus 2024
in de zaak met zaaknummer: 10818294 \ MC EXPL 23-7128 D/51246 van
de naamloze vennootschap
N.V. PWN WATERLEIDINGBEDRIJF NOORD-HOLLAND,
gevestigd te Velserbroek,
eiseres, hierna te noemen: PWN,
gemachtigde: drs. M.D. Brouwer (Syncasso Gerechtsdeurwaarders),
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde, hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 10 november 2023 met 5 producties;
- de conclusie van antwoord met 8 producties;
- de conclusie van repliek met producties 6 tot en met 14;
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.De kern van de zaak

2.1.
[gedaagde] is vanaf maart 2016 tot en met maart 2022 eigenaar geweest van de woning aan het adres [adres] in [plaats] (hierna: de woning). PWN heeft op dit adres drinkwater geleverd. Volgens PWN moet [gedaagde] hiervoor nog € 6.632,23 met rente en incassokosten betalen. [gedaagde] is het daar niet mee eens. PWN krijgt van de kantonrechter grotendeels gelijk. Het gevorderde bedrag van € 6.632,23 zal worden toegewezen, maar de rente en incassokosten niet.

3.De beoordeling

De eindafrekening en het voorschotbedrag
3.1.
Het bedrag van € 6.632,23 dat PWN vordert, bestaat uit twee onderdelen:
  • een eindafrekening van € 6.588,23 voor de periode vanaf de maand september 2021 tot en met de maand maart 2022;
  • een voorschotbedrag van € 44,-, dat in juli 2022 in rekening is gebracht.
Het gemeten drinkwaterverbruik klopt
3.2.
Op de eindafrekening staat een drinkwaterverbruik van 5.225 m³. PWN heeft dit verbruik berekend op basis van:
  • een beginstand van 307 m³ op 8 maart 2016, en;
  • een eindstand van 6.909 m³ op 31 maart 2022.
3.3.
[gedaagde] vindt het verbruik van 5.225 m³ extreem hoog en wil hier niet voor betalen. Hij voert aan dat de watermeter verouderd is. Dat blijkt volgens [gedaagde] uit het bouwkundig rapport van 1 juli 2015 dat hij heeft ingediend. Volgens PWN is er geen enkele reden om aan (het functioneren van) de watermeter te twijfelen.
3.4.
Uit het verweer begrijpt de kantonrechter dat de watermeter volgens [gedaagde] niet goed functioneerde en daarom zo’n hoog verbruik heeft gemeten. Dit verweer kan [gedaagde] niet helpen. Uit niets blijkt dat de watermeter een foutieve meting heeft gedaan. Het bouwkundig rapport van de rapporteur is daarvoor onvoldoende. Hierin staat alleen:

De watermeter is gesitueerd in de kelder en lijkt verouderd.
Uit deze opmerking blijkt niet dat de watermeter stuk of kapot was of om een andere reden niet goed werkte. Ook een verouderde watermeter kan goed functioneren.
3.5.
[gedaagde] heeft verder nog naar voren gebracht dat hij PWN in het verleden heeft verzocht om de watermeter te onderzoeken, maar dat PWN dit heeft geweigerd. Ook hierin ziet de kantonrechter geen aanleiding om aan de technische staat van de watermeter te twijfelen. Uit niets blijkt dat er redenen waren om onderzoek naar de watermeter te doen. De opmerking in het bouwkundig rapport – die [gedaagde] volgens hem aan PWN heeft medegedeeld – is in ieder geval onvoldoende. Verder is niet gebleken dat [gedaagde] nog een melding over (problemen met) de watermeter bij PWN heeft gedaan. Volgens [gedaagde] heeft hij wel per e-mail de meterstand van 3 september 2016 aan PWN doorgegeven en was die meterstand toen al relatief hoog. PWN stelt daartegenover dat zij nooit een meterstand van [gedaagde] heeft ontvangen, niet per e-mail en niet via het daarvoor bedoelde systeem. Het lag vervolgens op de weg van [gedaagde] om verder (met stukken) te onderbouwen dat hij de meterstand van 3 september 2016 (op een correcte manier) aan PWN heeft doorgegeven. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Omdat er geen redenen waren voor onderzoek, kan [gedaagde] niet aan PWN tegenwerpen dat zij de watermeter niet heeft onderzocht.
3.6.
Op basis van alles wat hiervoor is besproken, gaat de kantonrechter ervan uit dat de watermeter goed functioneerde en dat het gemeten drinkwaterverbruik klopt.
[gedaagde] moet voor het drinkwaterverbruik betalen, ook bij lekkage
3.7.
Volgens [gedaagde] valt het gemeten drinkwaterverbruik – dat volgens hem veel hoger is dan het gemiddeld verbruik waar het CBS bij een vergelijkbaar huishouden van uitgaat – hem niet aan te rekenen. Hij voert aan dat het hoge verbruik alleen kan worden verklaard door een lekkage, die volgens hem is veroorzaakt door achterstallig onderhoud door PWN.
3.8.
De kantonrechter stelt voorop dat [gedaagde] in beginsel moet betalen voor het drinkwater dat hij via het binnenleidingwerk in de woning heeft verbruikt. Dat geldt ook als het water zou zijn verbruikt door een lekkage (wat onduidelijk is gebleven). [gedaagde] is namelijk zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van het binnenleidingwerk in de woning. Dat onderhoud was volgens het bouwkundig rapport achterstallig (“
Matig, de leidingen zijn voor zover te controleren van lood. Laat het stelsel vervangen voor een nieuw koper systeem.”). PWN is alleen verantwoordelijk voor het leidingwerk tot aan de watermeter. Volgens PWN wordt een eventuele lekkage in dat leidingwerk niet gemeten, omdat alleen het water wordt gemeten dat langs de watermeter naar het binnenleidingwerk in de woning gaat. [gedaagde] heeft dit niet weersproken. Het hoge drinkwaterverbruik op de eindafrekening is dus niet veroorzaakt door achterstallig onderhoud door PWN.
3.9.
[gedaagde] voert verder nog aan dat de lekkage eerder zou zijn ontdekt als PWN in september 2016 de meterstand correct had verwerkt. Dit standpunt kan [gedaagde] niet helpen. Zoals onder 3.5 al is besproken, is niet gebleken dat PWN in september 2016 de meterstand van [gedaagde] heeft ontvangen. [gedaagde] zegt verder nog dat PWN in 2018 werkzaamheden in de woning heeft uitgevoerd en dat zij de meterstand toen had moeten opnemen. Ook dit kan [gedaagde] niet helpen. [gedaagde] was zelf verantwoordelijk om (regelmatig) de meterstand aan PWN door te geven. Het was voor [gedaagde] als eigenaar van de woning relatief eenvoudig om de meterstand van de watermeter in de woning af te lezen, ook al bevindt de watermeter zich in de kelder. Bovendien heeft PWN onweersproken naar voren gebracht dat zij [gedaagde] meerdere keren heeft verzocht om de meterstanden door te geven. Dat heeft [gedaagde] niet gedaan. Dat de lekkage – als daarvan al sprake is geweest – niet eerder is ontdekt, heeft [gedaagde] dus aan zichzelf te wijten.
3.10.
Op grond van het voorgaande stelt de kantonrechter vast dat [gedaagde] voor het gemeten drinkwaterverbruik van 5.225 m³ moet betalen.
PWN mocht € 6.588,23 in rekening brengen
3.11.
De kantonrechter moet nog beoordelen of PWN op de eindafrekening terecht een bedrag van € 6.588,23 in rekening heeft gebracht. [gedaagde] voert namelijk aan dat PWN het verbruik tegen een te hoog tarief heeft afgerekend.
3.12.
Omdat [gedaagde] geen meterstanden doorgaf, heeft PWN het jaarlijks verbruik van [gedaagde] vanaf 8 maart 2016 geschat. PWN heeft op basis van die schatting een voorschotbedrag bepaald en jaarlijks afgerekend. De kantonrechter begrijpt hieruit dat de jaarlijkse afrekeningen steeds € 0,- bedroegen, omdat het werkelijke drinkwaterverbruik (nog) niet bij PWN bekend was. Door de eindstand op 31 maart 2022 is pas gebleken dat [gedaagde] 5.225 m³ meer aan water heeft verbruikt dan dat PWN had geschat en jaarlijks had afgerekend. PWN heeft dit verschil aangemerkt als verbruik uit de periode vanaf 8 september 2021 tot en met 31 maart 2022. Een deel van het verschil is afgerekend tegen een tarief van € 1,22 per m³ (exclusief belasting en vastrecht) en het andere deel is afgerekend tegen een tarief van € 1,23 per m³ (exclusief belasting en vastrecht).
3.13.
[gedaagde] is het niet eens met de rekenmethode van PWN. Hij vindt dat PWN het verschil van 5.225 m³ evenredig over de jaren 2016 tot en met 2022 had moeten verdelen en die delen afzonderlijk tegen het geldende tarief uit het betreffende jaar had moeten afrekenen. Volgens [gedaagde] was de eindafrekening dan € 535,- lager geweest. Dit verweer kan [gedaagde] niet helpen. Zoals PWN terecht naar voren heeft gebracht, is onduidelijk gebleven in welk jaar het water in de woning is verbruikt. Dat kan geleidelijk vanaf 2016 zijn gebeurd, maar ook pas vanaf 2021. Deze onduidelijkheid komt voor rekening van [gedaagde] , omdat hij na de beginstand nooit de meterstand heeft doorgegeven. Als [gedaagde] dat wel jaarlijks had gedaan, was duidelijk geweest hoeveel water er per jaar daadwerkelijk in de woning was verbruikt. Dat valt achteraf niet vast te stellen. De consequentie daarvan is dat het daadwerkelijke verbruik niet jaarlijks tegen het geldende tarief is afgerekend, maar pas aan het einde in 2021/2022. Dat is een gevolg dat [gedaagde] zelf heeft veroorzaakt.
[gedaagde] moet de eindafrekening van € 6.588,23 betalen
3.14.
Uit alles wat hiervoor is besproken, volgt dat [gedaagde] de eindafrekening van € 6.588,23 aan PWN moet betalen.
[gedaagde] moet het openstaande bedrag van € 44,- betalen
3.15.
[gedaagde] vindt dat hij het bedrag van € 44,- niet aan PWN hoeft te betalen. Hij zegt dat hij en zijn gezin in juli 2022 al niet meer in de woning woonden en dus ook geen water hebben verbruikt. PWN stelt daartegenover dat de overeenkomst met [gedaagde] in juli 2022 nog niet was geëindigd en dat het openstaande voorschotbedrag in mindering is gebracht op de eindafrekening.
3.16.
In het midden kan blijven of [gedaagde] in juli 2022 nog een overeenkomst met PWN had en of er toen nog water in de woning is verbruikt. Het openstaande bedrag van € 44,- ziet namelijk niet op water dat in juli 2022 zou zijn verbruikt, maar op water dat tot en met 31 maart 2022 is verbruikt. Uit de eindafrekening blijkt dat PWN in totaal € 484,- aan voorschotbedragen heeft verrekend met de kosten voor het drinkwater dat zij tot en met 31 maart 2022 heeft geleverd:
Volgens PWN is het openstaande bedrag van € 44,- meegenomen in het bedrag van € 484,-. [gedaagde] heeft dat niet weersproken. PWN heeft op de eindafrekening dus een bedrag van € 44,- verrekend dat [gedaagde] uiteindelijk niet heeft betaald. [gedaagde] moet dit bedrag nog betalen.
3.17.
Op grond van het voorgaande zal de kantonrechter een bedrag van € 6.632,23 (de eindafrekening van € 6.588,23 + het bedrag van € 44,-) toewijzen.
[gedaagde] hoeft geen wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten te betalen
3.18.
PWN vordert wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Omdat het gaat om een consumentenovereenkomst, moet de kantonrechter ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst algemene voorwaarden van toepassing zijn. Als dat het geval is, moet de kantonrechter ook ambtshalve beoordelen of PWN in de algemene voorwaarden een regeling heeft opgenomen over rente en buitengerechtelijke incassokosten die zodanig afwijkt van de wettelijke regelingen hierover dat [gedaagde] daardoor aanzienlijk wordt benadeeld, waardoor de regeling vernietigd zou moeten worden.
3.19.
Volgens PWN zijn op de overeenkomst de ‘Algemene Voorwaarden Drinkwater PWN’ van toepassing. [gedaagde] heeft dit niet weersproken. PWN heeft de ‘Algemene Voorwaarden Drinkwater PWN 2021’ ingediend. Die versie van de algemene voorwaarden bestond nog niet toen de overeenkomst in 2016 werd gesloten. Zonder verdere toelichting door PWN, die ontbreekt, is niet gebleken dat deze versie van toepassing is op de overeenkomst. PWN heeft verder alleen nog de ‘PWN Aansluitvoorwaarden Drinkwater 2004’ ingediend. Dat kunnen niet de algemene voorwaarden zijn die PWN bedoelt. PWN verwijst namelijk naar de artikelen 9 en verder van de algemene voorwaarden en de aansluitvoorwaarden bestaan maar uit de artikelen 1 tot en met 7. Omdat PWN de juiste set algemene voorwaarden niet heeft ingediend, kan de kantonrechter zijn ambtshalve taak niet uitvoeren. Daaraan moet de kantonrechter consequenties verbinden. Er bestaat geen aanleiding om te veronderstellen dat PWN in de algemene voorwaarden een oneerlijke contractuele regeling over de kosten voor het verbruikte drinkwater heeft opgenomen. Daarom wordt de consequentie beperkt tot de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter zal de gevorderde rente afwijzen, omdat deze vordering volgens de dagvaarding mede is gebaseerd op een beding in de algemene voorwaarden en de kantonrechter niet kan beoordelen of dat beding oneerlijk is of niet. Ook de gevorderde vergoeding van € 706,61 aan buitengerechtelijke incassokosten zal bij wijze van sanctie worden afgewezen, ook al is deze vergoeding in deze procedure gebaseerd op wettelijke bepalingen.
Proceskosten
3.20.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van PWN worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
107,84
- griffierecht
524,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.444,84

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan PWN € 6.632,23 te betalen;
4.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.444,84, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet op tijd aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] ook de kosten van betekening betalen;
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. B.G.W.P. Heijne en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2024.