In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 december 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, de Gesellschaft mit beschränkter Haftung [verweerster] GmbH. De werknemer was op 3 juni 2024 in dienst getreden als Assistent Supermarktmanager. Tijdens zijn dienstverband heeft hij zich schuldig gemaakt aan het onrechtmatig gebruik van kortingsstickers voor producten die hij had aangeschaft via het Verspil Mij Niet (VMN) concept, wat leidde tot zijn ontslag op staande voet op 14 augustus 2024. De werkgever heeft het ontslag gerechtvaardigd door te stellen dat de werknemer in strijd met de VMN-procedure heeft gehandeld en zichzelf ongeoorloofd VMN-producten heeft toegeëigend. De werknemer heeft het ontslag betwist en verzocht om vernietiging van het ontslag en toelating tot het werk, alsook om een billijke vergoeding en gefixeerde schadevergoeding. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de gedragingen van de werknemer een dringende reden opleverden voor ontslag. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de werknemer niet in zijn verzoeken kon worden ontvangen en dat hij de proceskosten moest vergoeden. Daarnaast is de werknemer veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding aan de werkgever.